Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdSterre Verbeke Laatst gewijzigd meer dan 7 jaar geleden
1
Klas 3vwo Over lezen Blok 3
2
Perspectief verteller auteur = schrijver
Een schrijver bedenkt een verteller en laat je alles door diens ogen zien. perspectief = het standpunt van waaruit je alles ziet.
3
Vier vertelinstanties
4
De ik-vertelsituatie ik, subjectief, onbetrouwbaar
verteller duidelijk aanwezig je weet als lezer niet meer dan de ik-verteller je weet niet wat andere personages denken en voelen.
5
De personale vertelsituatie
door de ogen van één personage hij- of zij-vorm verteller niet duidelijk aanwezig; het verhaal lijkt zichzelf te vertellen subjectief, onbetrouwbaar
6
De alwetende of auctoriële vertelsituatie
verteller is GEEN personage in het verhaal weet alles van iedereen levert (soms) commentaar op de gebeurtenissen
7
De meervoudige vertelsituatie
door de ogen van verschillende vertellers perspectiefwisseling meervoudige ik-vertelsituatie of meervoudige personale vertelsituatie
8
Verhaalsoorten
9
Sprookje fantasierijk, eng, wreed verhaal
thema (meestal): de strijd tussen goed en kwaad het goede overwint het kwade mensen, prinsen, prinsessen, kabouters, sprekende dieren
10
Volkssprookjes oeroude, mondeling overgeleverde verhalen
onbekende bedenker verzameld door de gebroeders Grimm Duitsland, 19e eeuw
11
Cultuursprookjes later ontstaan door een schrijver bedacht
Perrault, Andersen, Bomans
12
Legende vroom, godsdienstig verhaal
over Christus, Maria of een heilige ontstaan in de Middeleeuwen om de mensen in contact te brengen met het geloof de kern is vaak een wonder bijvoorbeeld: Sint-Servaaslegende, Beatrijs
13
Stijlfiguren
14
Tautologie twee keer hetzelfde zeggen met andere woorden
heeft een versterkend effect enkel en alleen
15
Pleonasme de betekenis van een woord ligt al opgesloten in een ander woord van de zin een deel van de betekenis wordt herhaald het groene gras
16
Vooropplaatsing = prolepsis
een woord of woordgroep staat helemaal vooraan de zin terwijl die gewoonlijk verderop in de zin voorkomt Die jongen, die gaat het volgens mij nog ver schoppen.
17
Opsomming = enumeratie noemt minstens drie zaken achter elkaar
We kopen wijn, kaas en brood. climax = een opsomming naar een hoogtepunt fluisteren, praten, schreeuwen anticlimax = een opsomming met een dieptepunt optimist, realist, pessimist
18
Herhaling = repetitio hetzelfde zeggen met (bijna) dezelfde woorden
Dat heb je goed, werkelijk heel goed gedaan.
19
Parallellisme = gelijk zinsverloop
de zinnen beginnen en verlopen op dezelfde manier vaak worden woorden letterlijk herhaald Elke nacht word ik wakker. Elke nacht ontwaak ik.
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.