De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Taal- en Interactievaardigheden in de Kinderopvang

Verwante presentaties


Presentatie over: "Taal- en Interactievaardigheden in de Kinderopvang"— Transcript van de presentatie:

1 Taal- en Interactievaardigheden in de Kinderopvang
Bijeenkomst 2

2 Programma Structureren en Grenzen stellen / respect voor de autonomie / structureren en grenzen stellen Video-coaching en casusbespreking Verdieping Praten en uitleggen Introductie Oefenen Verder werken TINK bijeenkomst 4

3 Casusbespreking Gebruik de casusmethode (tipkaart intervisie)
Wat waren de verschillende oplossingen? Wat zijn de sterke en zwakke kanten van een bepaalde aanpak? Wat heb je er van geleerd; zou je nu anders reageren? Wat hebben de anderen ervan geleerd? TINK bijeenkomst 4

4 Video-coaching Bekijk het filmpje Maak aantekeningen Noem tips en tops
Denk aan het sandwichmodel Let op: Benoem altijd wat je ziet en hoort en niet wat je denkt te zien! Beoordeel of veroordeel niet. Praat in de ik-vorm. TINK bijeenkomst 4

5 Sensitieve responsiviteit
Worden alle kinderen door jou ‘gezien’ Ben je ‘echt’ in verbinding in je interactie met kinderen TINK bijeenkomst 4

6 Respect voor de autonomie
Heb je geduld en ben je flexibel Kan je kinderen laten leiden ipv dat jij de leiding neemt Accepteer jij de eigenheid van kinderen TINK bijeenkomst 4

7 Structureren en Grenzen stellen
Doortastend Consequent Respectvol (Riksen Walraven, 2004, p.118) TINK bijeenkomst 4

8 Afspraken maken Maak regels expliciet
Bied de regels in hapklare brokken aan Voorbeelden: Bij het opruimen leggen we alle puzzels op de middelste plank in de kast! Als je naar de wc moet, neem je de roze of blauwe ketting mee. TINK bijeenkomst 4

9 Verdieping Wat kun je doen om aan de ene kant positief, lief en vriendelijk te blijven en aan de andere kant toch in de gaten te houden dat je duidelijk en consequent bent. Geef hiervoor een aantal voorbeelden waarin dit van toepassing is gericht op de praktijk van de deelnemers die je voor je hebt Je kunt hiervoor de placematmethode gebruiken In groepjes uit elkaar en de opbrengsten op de flip TINK bijeenkomst 4

10 Tips en Tricks Duidelijke regels formuleren Regels positief formuleren
Niet te veel regels formuleren Je realiseren dat het stellen van regels uiteindelijk bedoeld is om kinderen meer inzicht en controle op eigen gedrag te geven Gebruik maken van rituelen Zelf het goede voorbeeld geven TINK bijeenkomst 4

11 Praten en uitleggen TINK bijeenkomst 4

12 Praten en uitleggen Hierbij gaat het om de mate waarin je met kinderen praat en dingen uitlegt en ook hoe je dat doet. TINK bijeenkomst 4

13 Praten en uitleggen is belangrijk, want…
Kinderen leren de taal te begrijpen en zelf te gebruiken. Kinderen leren hun gevoelens, eigen wil en handelingen onder woorden te brengen. Kinderen leren de wereld om zich heen te begrijpen. Kinderen leren over samen leven en elkaar begrijpen. TINK bijeenkomst 4

14 Verschillen in woordenschat
(Vermeer en Verhoeven, 1992) Deze grafiek laat zien hoeveel woorden kinderen op een bepaalde leeftijd kennen. Op de horizontale as staat de leeftijd van de kinderen, op de verticale as het aantal woorden. De rode lijn symboliseert een gemiddeld autochtoon kind (met Nederlands sprekende ouders). De groene lijn symboliseert een gemiddeld allochtoon kind. Je ziet bij beide lijnen dat je 6000 woorden grens heel belangrijk is; vanaf dat moment gaat de woordenschatverwerving sneller. Dat is namelijk het moment waarop je als kind goed teksten kan lezen (je kent voldoende woorden voor tekst begrip). Deze grafiek laat zien hoe belangrijk woordenschat op jonge leeftijd is. Immers; de achterstand die allochtone kinderen hebben, wordt niet ingehaald en wordt dus alleen maar groter. Het is dus van groot belang om al op jonge leeftijd goed in te zetten op woordenschat. TINK bijeenkomst 4

15 Taalleermechanisme TINK bijeenkomst 4

16 De oorsprong van taal Taal ontstaat in de hersenen
Nature – nurture – culture Communicatief en co-creatief proces Taal ontstaat in de hersenen en wordt gevormd vanuit de omgeving en cultuur waar we deel van uit maken. Het taalsysteem lijkt op een machine die volgens een vooropgezet plan gebruik maakt van bestaande zelfstandig functionerende onderdelen. De mens is een sociaal, communicatief wezen dat gedreven wordt tot het gebruik van taal voor interactie. TINK bijeenkomst 4

17 TINK bijeenkomst 4

18 Taalleermechanisme (Damhuis & Litjens, 2003)
TINK bijeenkomst 4

19 Serve and return (Snow, 2013)
Informatie reader TINK blz. 6 Waar gaat het om als we het hebben over goede interacties? Hiernaar is onlangs veel onderzoek verricht (zie onder andere Côté, Japel, Séguin, Mongeau, Xu, & Tremblay, 2012, die ingaan op het verband tussen interactievaardigheden en cognitieve ontwikkeling). Tegelijkertijd blijft er nog veel onbekend. We weten inmiddels dat het gaat om interacties die zowel responsief als stimulerend zijn. Responsief betekent dat de pedagogisch medewerker aansluit bij wat het kind nodig heeft. Zij (hij) reageert op de signalen die het kind afgeeft. Catherine Snow noemt dit, in een presentatie tijdens de proLEER conferentie 2013, het principe van ‘serve and return’. Het kind serveert, en in reactie daarop slaat de pedagogisch medewerker de bal terug. Stimulerend betekent dat de interactie het kind uitdaagt om nieuwe probleempjes op te lossen, nieuwe dingen te doen en uit te proberen, na te denken. Dat interactievaardigheden hun weerslag hebben op de taalvaardigheid en denkontwikkeling van jonge kinderen wordt breed gedragen en door talrijke studies onderbouwd (zie bijvoorbeeld Hoff (2006) voor een overzicht van sociale aspecten van taalverwerving). Resultaten onderschrijven dat de precieze wijze van interacteren belangrijk is, en verregaande effecten heeft. Een studie van Dickinson en Porche (2011) laat bijvoorbeeld zien dat de precieze manier waarop je als leerkracht interacteert met kinderen, veel verschil maakt voor hun latere taalvaardigheid. De verbale interacties tussen preschool leerkracht en kind hadden een duidelijk effect op de taalvaardigheid in groep 6 (dus maar liefst zes jaar later). Met andere woorden, wat de pedagogisch medewerker precies zegt en doet in de vroege jaren, werkt nog jaren door op de taalvaardigheid. Ook dit onderzoek laat dus zien dat we met een aanpak die zich richt op het verbeteren van zeer specifieke interactievaardigheden van pedagogisch medewerkers, op de goede weg zijn. TINK bijeenkomst 4

20 Transitiefasen in taalverwerving (Marchman & Bates, 1994)
Fase 4: Extensie Meerwoordsfase Fase 3: 2- en 3 woordfase; Morfosyntax, grammatica Fase 2: Transitie naar grammatica; Opeenvolgende eenwoordsfase Fase 1: Holofrase; eenwoordsfase 12 m 18 m 24 m 30 m 36 m Kalenderleeftijd 50 woordengrens Critical Mass hypothese

21 Woordenschat Kwantiteit en kwaliteit gaan samen!
Een kind uit een gezin met ongeschoolde/ laaggeschoolde ouders hoort ca. 615 woorden per uur. Een kind uit een gezin met ouders met een redelijke opleiding hoort 1251 woorden per uur. Een kind uit een gezin met hoogopgeleide ouders hoort 2153 woorden per uur. Kwantiteit en kwaliteit gaan samen! (Hart, B. & Risley, T. (2003). The early catastrophe. The 30 million word gap by age 3. American Educator, 27, 1, pp.4–9.) TINK bijeenkomst 4

22 Stimuleren taalvaardigheid, de rol van de pm’er
Het taalaanbod van de pedagogisch medewerkers Taalproductie door het kind Feedback van de pedagogisch medewerker TINK bijeenkomst 4

23 Kijkwijzer Interactie en Taal
Wat doe je? Ik benut zoveel mogelijk situaties om in gesprek te gaan met kinderen (‘kansen grijpen’) Ik moedig kinderen aan om zelf te praten Ik ga door op wat kinderen zeggen Ik lees interactief voor Ik sluit aan bij het taalniveau van verschillende kinderen Kinderen die het aankunnen zet ik aan tot hoger niveau taalgebruik (redeneren, vergelijken) TINK bijeenkomst 4

24 Kijkwijzer Interactie en Taal
Wat zeg je? Ik voer gesprekjes met kinderen (dialoog) Ik benoem wat ik zie en doe Ik benoem wat kinderen zien en doen Ik verwoord gedachten en gevoelens van kinderen Ik vul aan wat kinderen zeggen met extra informatie TINK bijeenkomst 4

25 Kijkwijzer Interactie en Taal
Hoe zeg je het? Ik herhaal wat het kind zegt in de correcte bewoording Ik vul uitingen van kinderen aan met extra inhoudswoorden Ik praat mét en niet tegen kinderen Ik maak correcte en gevarieerde zinnen Ik stel verschillende soorten vragen (open uitnodigend, niet alleen gesloten vragen) Ik varieer met woorden door bijvoorbeeld synoniemen te gebruiken Ik noem het kind bij de naam Ik maak oogcontact tijdens het spreken TINK bijeenkomst 4

26 Effectieve manieren van communiceren
Verwoorden wat er feitelijk gebeurt Verwoorden wat je gaat doen Kijken en verwoorden vanuit het perspectief van het kind Verwoorden van gevoelens van kinderen Vertellen en het voorlezen van verhalen TINK bijeenkomst 4

27 Baby’s Baby’s communiceren middels een repertoire aan gebaren, klanten en gezichtsuitdrukkingen Tips: Benoem wat een baby wil Koppel woorden aan gebaren en voorwerpen Geef baby’s de ruimte om aan te geven wat zij willen TINK bijeenkomst 4

28 Dreumesen Kunnen uitgedaagd worden tot het daadwerkelijk uitspreken van woorden Tips: Praat veel tegen dreumesen Spreek correct Nederlands in complete zinnen Ondersteun met gezichtsuitdrukkingen Lok reacties uit TINK bijeenkomst 4

29 Van receptief naar productief
Voor kinderen een frustrerende periode Tips: Help het kind benoemen wat hij/zij wil. Herhaal woorden en zinsconstructies. Probeer het kind uit te lokken een woord of de zin zelf te zeggen. TINK bijeenkomst 4

30 Oefenen TINK bijeenkomst 4

31 Opdracht 4.4 Kijk naar het fragment.
Keuze maken uit de fragmenten of robin Wat vind je van het Praten en Uitleggen van deze pm’er? Wat doet ze goed en wat kan ze verbeteren? Waar hoor je dat aan? (geef voorbeeldzinnen en woorden) TINK bijeenkomst 4

32 Opdracht 4.5 Bekijk van de Kijkwijzer Interactie en Taal het onderdeel over Praten en uitleggen op blz 7. van het werkboek Denken: wat zijn je eigen sterke en zwakke punten? Delen: wissel in subgroepjes je zelfevaluatie uit. Je kunt je oordeel over jezelf eventueel bijstellen op basis van feedback van collega’s. Uitwisselen: deel je antwoorden met de grote groep. TINK bijeenkomst 4

33 Kansen creëren en kansen grijpen
Initiatieven van kinderen Toevallige gebeurtenissen Geplande activiteiten Dagelijkse routines Spel in hoeken Denkspelletjes Kleine kring Etc. TINK bijeenkomst 4

34 Opdracht 4.7 Vul de checklist ‘Effectieve interactie met jonge kinderen’ in. Geef aan in welke mate je de genoemde vaardigheden toepast. Als je twijfelt over de betekenis van een van de vaardigheden, vraag er dan naar. TINK bijeenkomst 4

35 Opdracht 4.8 Bekijk fragment 4.8 ‘De schatkaart’.
Bekijk het fragment nog eens en vink op de checklist Effectieve Interactie aan welke vaardigheden je herkent. Beantwoord daarna de volgende vragen: Past de pm’er de verschillende vaardigheden toe? Welke tip zou je willen meegeven? Wat voor andere activiteiten zou je kunnen doen om aan de gespreksvaardigheid van kinderen te werken? Noem twee voorbeelden. Bespreek je observaties met een van de andere deelnemers. TINK bijeenkomst 4

36 Opdracht 4.10 Handelingen verwoorden en benoemen
Loop in tweetallen door de ruimte en verwoord wat je zelf doet en ziet. Let hierbij op dat je hele zinnen maakt en dat je zinnen correct zijn. Na een minuut breid je dit uit. Dan ga je vooral ook benoemen wat je collega doet en ziet.  Na drie minuten wissel je van rol. Nabespreking Geef elkaar feedback op de punten uit het blokje Taalaanbod in de checklist ‘Effectieve interactie met jonge kinderen’. TINK bijeenkomst 4


Download ppt "Taal- en Interactievaardigheden in de Kinderopvang"

Verwante presentaties


Ads door Google