De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Hoofdstuk 1: Marketing, winkelformule en retailmix 1.1: Marketing

Verwante presentaties


Presentatie over: "Hoofdstuk 1: Marketing, winkelformule en retailmix 1.1: Marketing"— Transcript van de presentatie:

1 Hoofdstuk 1: Marketing, winkelformule en retailmix 1.1: Marketing

2 Introductie opdracht what-makes-apples-marketing-unique
Maak de opdracht op bladzijde 8!

3 1.1 Marketing Marketing volgens Jazier Guzman Marketing: bestaat uit alle activiteiten die als doel hebben winst te verwerven door op de lange termijn in de wensen en behoeften van de doelgroep te voorzien

4 Alle activiteiten: Alles wat een bedrijf
onderneemt om de verkoop te bevorderen!

5 Winst te verwerven: Doel: meer winst maken!

6 Op lange termijn: Onderzoeken wat de consument wil
Op lange termijn: Onderzoeken wat de consument wil. Wat is het toekomstige consumentengedrag. Door hierop in te spelen, kan een winkel de verkoop goed afstemmen op de consument. Winkelen in 2020

7 Hoofdlijnen marketingbeleid
Marketingdoel: wat wil je bereiken Doelmarkten en klantgroepen: Welke klanten wil je bereiken? Benoemen van serviceconcept, positionering en propositie: hoe gaan we de klanten benaderen? SWOT analyse en confrontatiematrix: wat is positief en negatief aan het bedrijf en de omgeving? Vaststellen van marketingmix: De 6’s, hoe gaan we die invullen? Marketingplan inclusief begroting: kosten en baten overzicht…

8 B2B of B2C Marketing richt zich van bedrijf tot bedrijf (B2B) Of van Bedrijf naar de consument (B2C)

9 Doelgroep Een winkel richt zich op een specifieke groep mensen die op elkaar lijken wat betreft koopgedrag en koopbehoeften. Deze mensen hebben dezelfde kenmerken…..

10 Manieren om te verkopen
Je kunt producten op verschillende manieren en via verschillende kanalen verkopen. Multichanneling Cross-channeling Omni-channeling

11 Multichanneling Hierbij biedt een winkelier verschillende verkoopmogelijkheden via allerlei kanalen. Deze kanalen staan niet met elkaar in verbinding. Het ene kanaal weet niet wat de ander doet.

12 Cross-channeling De klant gebruikt meerdere kanalen. Hij orienteert zich op internet, bekijkt het product in de winkel, bestelt het in de webshop en haalt het op in de winkel.

13 Omni-channeling Hierbij sluiten verschillende soorten verkoopkanalen op elkaar aan zodat de klant deze verschillende kanalen kan gebruiken om informatie te zoeken of zich te orienteren. De kanalen zijn met it-systemen aan elkaar verbodnen en op elkaar afgestemd.

14 Marketing Hoofdstuk 1: Marketing, winkelformule en retailmix
1.2: Marketingdoelstellingen

15 Marketingplan Een marketingplan beschrijft de doelstellingen die je in een bepaalde periode wilt bereiken en hoe dat moet gebeuren. Vaak per jaar opgesteld Soms per 5 tot 10 jaar (lange termijndoelstellingen)

16 Factoren Onderscheid maken tussen Beinvloedbare factoren
niet beinvloedbare factoren Of Interne factoren Externe factoren

17 Interne factoren Deze zijn beheersbaar (beinvloedbaar). Zoals:
Strategie Planning Resultaten Kwaliteit Structuur op de onderneming

18 Externe factoren Niet-beinvloedbaar (niet beheersbaar) Zoals:
Marktsituatie Concurrentie Klanten Leveranciers

19 Doelstellingen Deze kunnen: Kwalitatief of Kwantitatief zijn
Kwalitatief: Serviceniveau, naamsbekendheid, imago Kwantitatief: afzet (stuks), omzet (€), marge (%), groei van het marktaandeel

20

21 Voorbeeld van een doelstelling
Een viswinkel kan bijvoorbeeld: De beste kwaliteit leveren en een stijging van de gemiddelde omzet van 5%. Goede doelstelling of niet?

22 Smart Doelstellingen moeten SMART worden geformuleerd. Dit voorkomt een vage doelstelling zoals: in de komende periode willen we meer omzet bereiken door betere kwaliteit te leveren. SMART doelstellingen formuleren

23

24 Specifiek Duidelijk en concreet
Geen: omzet verhogen, kwaliteit verbeteren, meer klanten Maar: Omzet verhogen met ….% t.o.v. ….

25 Meetbaar Doelstelling moet meetbaar zijn
Een omzet verbetering van 5% is meetbaar. Geef aan t.o.v. bijvoorbeeld vorig jaar.

26 Aanvaardbaar/acceptabel/actiegericht
Alle medewerkers moeten er achter staan. Zij moeten de doelstelling steunen. Als iedereen er achter staat is de kans dat het lukt ook groter.

27 Realistisch De doelstelling moet haalbaar zijn.
Is een verdubbeling van de omzet haalbaar? Als iets onbereikbaaar is, dan motiveert dat ook niet.

28 Tijdgebonden Een smart-doelstelling heeft een duidelijk begin tijd en eindtijd. Maak opdracht 1! (bladzijde 46) Werk deze opdracht uitgebreid (leg iedere letter goed uit) uit in WORD. Minimaal 200 woorden. Gebruik een goed leesbaar lettertype maximaal letter grootte 12. Mail deze naar:

29 1.3 Winkelformule Nieuwe winkelformule KPN winkels
Nieuwe winkelformule EMTE supermarkt De manier waarop een winkel of winkelketen zijn producten aanbiedt aan de klant. Bestaat uit: - Doelgroep (wie zijn je klanten?) - Assortiment (wat verkoop je?) - Marktpositie (de positie van jouw winkel ten opzichte van de concurrent)

30 Door goed over je winkelformule na te denken kan je meer inspelen op de behoefte van de consument en meer omzet behalen, Veranderen van winkelformule kan je omzet vergroten of verkleinen

31 Voorbeeld winkelformule
De klant staat centraal Klantgerichtheid is de rode draad in de manier van werken van Jumbo. Bij alles wat we doen, staat de klant centraal. Dat is ook de basis van onze unieke formule. Niet alleen de klanten profiteren hiervan: ook voor de medewerkers is het prettig én leuk om op deze manier te werken. De 7 Zekerheden zijn hierbij een belangrijk hulpmiddel. De unieke Jumbo formule: Beste service + Grootste assortiment x Laagste prijs = de unieke Jumbo formule. Jumbo is de enige supermarktketen in Nederland die deze elementen combineert. • Wij doen er alles aan om de klanten 100% tevreden naar huis te laten gaan. Medewerkers van Jumbo vinden het een uitdaging om tot het uiterste te gaan. Iedereen neemt hierin zoveel mogelijk zijn of haar eigen verantwoordelijkheid. • Klanten kunnen bij Jumbo kiezen uit maar liefst ruim verschillende (merk)artikelen. Als ze iets missen, zorgen de medewerkers ervoor dat het betreffende artikel binnen twee weken in het assortiment wordt opgenomen. • Jumbo garandeert de laagste prijzen van Nederland

32 Verkoopsystemen De manier waarop een winkel zijn artikelen
verkoopt aan de klant. Het verkoopsysteem is een onderdeel van de winkelformule. Voorbeelden: Zelfbediening Bediening (toonbank) Zelfkeuze Semi selfbediening BUZ (Bedien u zelf) Online shoppen

33 Zelfbediening Volledige zelfbediening (Aldi)
Assortiment: breed (adviesongevoelig) Hoge omloopsnelheid Inrichting: Overzichtelijk, artikelen zijnsnel en gemakkelijk te vinden Warenhuizen, bouwmarkten en supermarkten Complete zelfbediening (zelfscan) Personeel heeft ook vaak en winkeldiefstal preventieve functie

34 Voordelen van zelfbediening
Winkelier Klant Goede presentatie “verleidt” klanten tot kopen (inpuls aankopen) Bepaalt zelf het winkeltempo Minder magazijnruimte nodig Kan ongestoord rondkijken en vergelijken Minder personeel nodig, dus lage loonkosten Ondervindt geen koopdwang Heeft minder last van opstoppingen tijdens het winkelen

35 Nadelen van zelfbediening
Winkelier Klant Diefstalgevoelig Kans op lange wachttijd Minder contact met klanten Moet kennis hebben van de artikelen Omdat de artikelpresentatie de rol van het winkelpersoneel overneemt worden er hoge eisen aan de artikelpresentatie gesteld Moet zelf zoeken Krijgt gelegenheid tot fraude Geeft meer geld uit dan gepland was (inpuls)

36 bediening Winkels met bediening worden ook wel toonbankwinkels genoemd! Bij moderne bediening (in circulatiewinkels) kijkt de klant rustig in de winkel rond totdat het winkelpersoneel “vrij” is. Lijkt op zelfkeuze, is alleen iets chiquer en vaak bij speciaalzaken. Bij bediening met beperkte voorkeuze kan de klant al een klein gedeelte van het assortiment in de winkel zelf bekijken. Bijvoorbeeld in een schoenen winkel waar een aantal artikelen zijn neergezet. Bij semibediening kan de klant een klein gedeelte van het assortiment pakken en afrekenen. Het winkelpersoneel heeft voor dat gedeelte alleen een afrekentaak. Deze vorm kom je tegen bij gespecialiseerde levensmiddelenzaken.

37 Voordelen van bediening
Winkelier Klant Verkoper kan goed de wensen van de klant achterhalen Er is (direct) contact met het winkelpersoneel Het winkelpersoneel kan de klant beter aanvoelen Er kan uitgelegd worden wat de koopwensen Weinig winkeldiefstal Er wordt deskundig advies verstrekt

38 Nadelen van bediening Winkelier Klant Duur ivm loonkosten
Tijdrovend, veel wachttijd voor de klant Verkoopresultaten afhankelijk van de commerciële vaardigheden van het winkel personeel Klant kan niet het gehele assortiment overzien Weinig inpulsaankopen

39 Zelfkeuze Klant kan zich oriënteren
Personeel moet inspringmoment bepalen Personeel moet wel deskundig zijn. Heeft de rol als adviseur. Kledingzaken, drogisterijen, delicatessenwinkels

40 Voordelen van zelfkeuze
Winkelier Klant Goede presentatie : verleidt” klanten om iets te kopen Kan zelf het winkeltempo bepalen Het winkelpersoneel kan klantgerichter verkopen Kan ongestoord rondkijken en vergelijken. Minderpersoneel Kijken betekent niet altijd kopen.

41 Nadelen van zelfkeuze Winkelier Klant Diefstalgevoelig
Kans op minder aandacht of juist te veel aandacht van het winkelpersoneel Hoge eisen die gesteld worden aan het winkelpersoneel Voelt zich niet op zijn gemak door de observerende rol van het winkelpersoneel Kijken betekend niet altijd kopen Geeft meer geld uit dan gepland was (impuls aankopen) Hoge eisen aan artikelpresentatie (presentatie verkoopt en niet altijd alleen het winkelpersoneel

42 Semizelfbediening Vorm van zelfbediening
Semi- zelfbediening (Hema, Jumbo) Heeft afdelingen waar de klanten door verkopers geholpen worden (warenhuizen juweliersafdeling)

43 BUZ (bedien u zelf) Vaak in een zelfbedieningswinkel
Klant helpt zichtzelf door artikelen te pakken en af te wegen

44 Online shopping Inkopen via een webshop 24/7
Afstand naar de winkel speelt geen rol Veel keuze Gemakkelijk te vergelijken Geen verkoper die persoonlijk advies geeft

45 Proposities De 7 zekerheden van Jumbo
Een propositie is een klantaanbod in 1 krachtige zijn geformuleerd Je wilt je hiermee onderscheiden van je concurrent! Ook wel USP (unique selling proposition) genoemd. Of in het NL EVA (exclusief verkoop argument). Een USP verwoordt de unieke en onderscheidende kenmerken van jouw winkel of product

46 De propositie wordt vertaald naar marketingcommunicatie (concept of slogan)
Voorbeelden: M&M’s smelten in je mond, niet in je hand De 7 zekerheden van Jumbo Zalando: 100 dagen retourrecht

47 Winkelconcept Nieuwwinkelconcept Leen Bakker De opzet voor de winkel!
- Via welke kanalen verkoop je je producten - Hoe ziet dat eruit - Hoe richt je je verkoopkanalen in - Op welke manier bied je je klanten service - Hoe ga je je onderscheiden t.o.v. de concurrent Winkelconcept moet meeveranderen met de consument In spelen op online winkelen (heeft niet iedere winkel gedaan) Welke winkels hebben het wel goed gegaan? (Suit Supply, Rituals, WE

48 Winkelimago Kooplust: winkelimago
Het beeld van consumenten van een winkel hebben Is 1 van de grootste, bepalende factoren voor klantloyaliteit. Wordt gecreerd door externe en interne kenmerken Extern: de eerste indruk: ingang, etalage, pui, gevel. Winkelexterieur moet de klant aanspreken Intern: Indeling van de schappen, plaatsing van de displays, productaanbod, service niveau, personeel, prijsniveau, kwaliteit en type klant

49 Concurrentiestrategie (Porter)
Hoe ga je je onderscheiden van de concurrent? Kostleiderschap: bedrijf streeft naar kosten-voordeel. Standaardproducten tegen lagere prijzen dan de concurrent. (ALDI. Lidl) Differentiatie: Onderscheiden door kwaliteit of eigenschappen toe te voegen. Klant bied je zo meerwaarde! Bijvoorbeeld: met toege-voegd vitamine C of AH Basic of excellent

50 Focus: Hierbij richt je je op een bepaald segment van de markt en niet op de totale markt. Bijvoorbeeld: vakantieorganisator met reizen voor rolstoelgebruikers. Of philips richt zich nu op de markt van de medische apparatuur. Stuck in the middle: wanneer een bedrijf dus niet heeft gekozen voor 1 van de voorgaande variaties. Hij kan zich nu moeilijk onderscheiden van de concurrent. Heeft dus negatieve gevolgend voor de winst.

51 Concurrentiestrategie van Porter

52 Marktaandeel Het marktaandeel is het deel van de totale markt dat in handen is van een bepaalde aanbieder, uitgedrukt in een percentage van de totale afzet / omzet in een markt. Marktaandeel AH Marktaandeel uitleg (voor thuis) Maak opdracht 2, 3 en 4

53 Product-marktmatrix

54 Uitleg peroduct-marktmatrix
De Ansoffmatrix maakt het mogelijk om de zakelijke groei te bepalen aan de hand van bestaande en/of nieuwe producten en markten. Vier markten: - Marktpenetratie - Productontwikkeling - Marktontwikkeling - Diversificatie

55 Marktpenetratie Nu blijft een bedrijf dezelfde markt bedienen met dezelfde producten. Hoe: klanten van de concurrentie te veroveren. Is niet heel erg succesvol..(?) Twee te onderscheiden: marktverbreding (klanten die je product nog niet kennen) en marktverdieping (bestaande klanten verleiden om ook andere producten te kopen)

56 Productontwikkeling Zelf een nieuw product verkopen binnen de markt die je al hebt. Dit kan ook nieuwe klanten opleveren

57 Marktontwikkeling Je marktaandeel vergroten door een bestaand en succesvol product in te zetten bij een nieuw klantensegment.

58 Diversificatie Je marktaandeel vergroten door producten of diensten op te nemen die niets met het huidige assortiment te maken hebben. Denk hierbij aan de HEMA die verzekeringen aanbied. Of het Kruidvat die Fietsen gaat verkopen. Diversificatie leidt tot branchevervaging (parallisatie)

59 Het veranderende koopgedrag van consumenten
Klanten kopen nu anders dan vroeger Customers Journey: de reis die de klant maakt in het koopproces… nu vaak via internet vroeger alleen de winkel Trends: individualisering, verandering in vrije tijdsbesteding (gaan we naar de winkel, of gaan we op vakantie?), vergrijzing, duurzaamheid Belangrijk: verander mee met de klant. Ook de winkelformule moet mee veranderen….

60 De online verkoop Ook hiervoor winkelformule opzetten!
Trends: connectiviteit en social sharing (iedereen is altijd met elkaar verbonden en kunnen hun ervaringen delen met elkaar_ Andere trend…. Sharing Economy: het delen van producten (gereedschap, auto, huizen). Bij Peerby, Snapcar, Airb&b…..

61 De offline en online verkoop worden steeds vaker en steeds beter op elkaar afgestemd
Omnichannel…. De verkoopkanalen worden hierbij niet meer gezien als twee concurrenten maar als een manier om over beide verkoopkanalen meerwaarde te bieden… -Oriënteren op internet -Kijken in een showroomwinkel -Bestellen via webshop -Ophalen bij ophaalpunt Cool Blue Maak opdracht 5

62 1.4: Retailmix Retailmix of marketingmix genoemd
6 P’s (Bij opdrachten 7 P’s Er zijn er wel …..)

63 P van Plaats Vestigingsplaats: minst flexibel: dus nadenken waar wil jij je vestigen Hangt samen met de winkelformule (doelgroep) Veel winkels hebben en fysieke winkel en een webwinkel (moet makkelijk te vinden zijn op internet), let op makkelijk te bereiken afhaalpunten) Afhankelijk van de plaats wordt het assortiment samengesteld (Hema, AH)

64 Koopgedrag en plaats Hoe ver is een klant bereid te reizen voor het product wat jij verkoopt. Verkoop je Opel of Roll Royce?

65 P van Product Allees wat op de “markt” kan worden aangeboden
Het product is een redelijk flexibel retailinstriment. Het product moet wel actueel zijn

66 Wheel of retailing Elk product doorloopt 4 fases (de productielevenscyclus):

67 Wheel of retailing Nieuwe winkeltypes betreden de markt met lage prijzen en weinig toegevoegde waarde. De gevestigde orde volgt met afprijzingen. Prijsconcurrentie is het gevolg, waardoor marges afnemen, ook bij de nieuwe intreders. Om toch marge te maken moeten ze het assortiment uitbreiden, een betere kwaliteit bieden en hogere prijzen vragen. Daardoor neemt het verschil af tussen de nieuwe aanbieders en de gevestigde aanbieders. Er is weer opnieuw ruimte aan de onderkant vrijkomt voor nieuwe aanbieders

68 Winkelformule Assortiment kan: - breed of smal zijn
- Diep of ondiel zijn Prijsvechters: breed en ondiep (lidl, Aldi, Action) Speciaalzaken: smal en diep (suit suply)

69 Online Fysieke winkel en online winkel vaak het zelfde assoritment
Uitzondering: er zijn winkel die online artikelen aanbieden die ze niet in de winkel hebben ivm bijv. ruimtegebrek.

70 Koopgedrag en product Koop de klant het product omdat hij het echt nodig heeft of omdat hij het wil hebben voor de fun? Welke wensen heeft de doelgroep? Zorg ervoor dat je beide aanbiedt!

71 P van Prijs Dit retailinstrument kan gemakkelijk gewijzigd worden.
Is dus het meest flexibele retailinstrument Prijs heeft invloed op de hoeveelheden die worden verkocht

72 Prijsdistributie Winkels met prijsdistributie (weinig persoonlijke aandacht, klant vindt de prijs het belangrijkst) kiezen voor een presentatie die prijsvoordeel uitstraalt. Hebben een winkelexterieur en interieur die eenvoudig is

73 Servicedistributie Suit supply
Persoonlijke service is belangrijker dan een lage prijs Luxe winkelinrichting Sfeervolle artikelpresentatie Displays en winkelinterieur zijn van hoogwaardige kwaliteit Presentaties zijn vaak voorzien van een thema

74 Prijs en webwinkel Prijzen in webwinkel moeten enigzins gelijk zijn als in de fysieke winkel, zelfs soms goedkoper Klant accepteerd het niet als de prijs in de winkel duurder is dan in een webwinkel….. Dan koopt hij het online en “misbruikt” hij de winkel om het te passen (onwikkeling naar showrommwinkels…..)

75 Koopgedrag en prijs Wat wil jouw doelgroep betalen voor de producten die je aanbiedt? Vinden zij lage prijzen belangrijk? Of juist service, status, uitstraling? Pas je prijsbeleid aan de wensen en behoefte van de doelgroep aan.

76 P van Presentatie Hiermee creeer je de beleving die een klant wil meemaken als hij gaat winkelen. Met een goede presentatie creeer je de juiste sfeer en kun je ervoor zorgen dat het winkelen een belevenis wordt voor de klant. De presentatie gaat over het interieur en het exterieur (etalage, pui). Deze twee moeten een samenhang vormen.

77 Geen samenhang…. Gevolg is ruis
De klant is dan teleurgesteld Beleving moet hetzelfde zijn

78 Winkelcommunicatie Twee vormen - In-store communicatie - Out-store

79 In-store communicatie
Winkelinrichting (o.a. Verlichting, inventaris) Artikelpresentatie Displaymateriaal Verpakking Persoonlijke verkoop Winkelcommunicatie in-store

80 Out-store communicatie
Reclame Huis-aan-huisfolder Promotieacties Evenementen (Koningsdagontbijt door Jumbo) Sampling

81 Presentatie online Uitstraling en indeling van de website moet passen bij de winkelformule. Presentatievan de website moeten in overeenstemming zijn met de presentatie van de winkel AH

82 Koopgedrag en presentatie
De producten die klanten echt nodig hebben (bijvoorbeeld) brood staan vaak achter in de winkel. Deze hoeven niet op een opvallende plek in de winkel neergezet worden. Klanten zoeken ze toch wel op. Impuls artikelen (artikelen die je niet nodig hebt) moeten wel op een opvallende plek. Bijvoorbeeld bij de ingang of de kassa… Winkelinrichting en presentatie

83 P van Promotie De manier waarop je als retailer verkoopbevorderende activiteiten uitvoert om kennis, houding, en gedrag van consumenten te beinvloeden. Promotie: Alle activiteiten die de winkelformule onder de aandacht van klanten brengt met als doel de verkoop te bevorderen

84 Promotie is nodig om: Artikelen bekend te maken De interesse van de consument op te wekken De klant naar de winkel te trekken De klant tot aankoop van het artikelen te verleiden Het winkelimago over te brengen Waardering te krijgen AH reclame (welk doel?)

85 Bij promotie zijn de volgende vragen van belang: 1
Bij promotie zijn de volgende vragen van belang: 1. Welke problemen ervaart de klant? 2. Hoe kun je als winkelier aan promotie doen?

86 1. Welke problemen ervaart de klant
Persoonsgebonden problemen (weinig tijd. Gevolg: Internet) Productgebonden problemen (hoe moet je met het product omgaan? Gevolg: installatie door monteur) Winkelgebonden problemen (slecht parkeren. Gevolg: aandacht voor OV in reclame)

87 Hoe kun je als winkelier aan promotie doen?
Twee bekende strategieen voor promotie zijn: Push-marketing: gericht op het bekend maken van het product. Gebruikt bij nieuwe producten of producten waarvan al veel soortgelijke producten op de markt zijn. Gevolg: niet direct extra bezoekers, wel naamsbekendheid. Op de lange termijn overstappen Pull-marketing: gericht op klanten die zelf opzoek zijn naar een product of dienst. Product moet in de winkel of internet makkelijk te vinden zijn.

88 Push en Pull zijn beide gericht op het bevorderen van de verkoop.
Promotie heeft geen effect als de presentatie in de winkel er niet op aansluit. En andersom. Online: maakt ook promotie. Maak gebruik van persoonlijke accounts!

89 Koopgedrag en promotie
Pas de promotieactiviteiten aan op het koopgedrag van de doelgroep. Zorg dat je promotieactiviteiten jouw klanten overhalen om een product aan te schaffen Welke reclame tijdens voetbalwedstrijd?

90 P van personeel Als personeel plezier heeft in het werk dan staalt hij dat ook uit! Servicedistributie: klant verwacht goede service (persoonlijke service) Prijsdistributie: klant verwacht alleen een volle winkel met lage prijzen

91 Welke eisen stel je aan je personeel?
Wat moet de verkoper weten over het product? Welke vaardigheden moet een de verkoper beheersen? Welke houding moet het personeel hebben richting de klant?

92 Visitekaartje De verkoper is het visitekaartje van de winkel!
Zij moeten zich zelf goed presenteren (elevator pitch) Zij moeten de producten ook goed kunnen presenteren Klant onthoud alles! Is de verkoper onkundig…. Dat zou hij niet snel meer terugkomen!

93 Verkoper in webshop Het visitekaartje is de website en niet de verkoper! Ook hier onthoud de klant alles… is de bestelling juist en snel afgehandeld?

94 Koopgedrag en personeel
Bedenk hoe jouw doelgroep geholpen wil worden door het verkopend personeel. Willen ze wel persoonlijk contact? Deze informatie heb je nodig om het personeel te selecteren voor je winkel. Maak opdracht 6 (blz 50)

95 1.5 De 4 C’s in sociale media Consumenten hebben tegenwoordig meer vertrouwen in elkaars mening of ervaringen die ze delen op internet dan in een advertentie in de krant. Social media is een effectief kanaal om je doelgrope te bereiken. Maar hoe zet je dat in voor jouw bedrijf? Voor social media gelden de 4 C’s (dus niet de p’s)

96 De 4 C’s Customer experience Conversatie Content Collaboratie
Marketing op internet

97 Customer experience Mensen vertrouwen meer op elkaars mening dan de mening van organisaties Bied: goede producten en goede service Gevolg: groei van je winkel (bij positief oordeel) Nadelig: als de mening negatief is, krimp! Investeer in mond tot mond reclame Service is een investering en geen kostenpost!

98 Conversatie Via social media converseer je met je doelgroep
Luistern, vragen stellen, gesprekken faciliteren actief meepraten Zo vergroot je de interactie met de doelgroep

99 Content Geef de doelgroep iets waar over gepraat kan worden.
Doe dat positief! Zorg dat de content interessant en aansprekend is. Hoe leuker de content hoe meer mensen deze gaan volgen. Plan je inhoud op social media die impact heeft en tot conversatie zal leiden Content op Social media

100 Adverteren via Social media
Via: linkedin, Facebook, marktplaats, booking, youtube Voordelen: Doelgroep gericht Het geeft je veel inzicht (tests: tegenlicht) Goedkoop Manieren: Klant beleving via instagram, printerest voor productpromotie en twitter voor de communicatie Maak opdracht 7 en 8 (blz. 50)

101 Collaboratie Er moet spraken zijn van samenwerking tussen bedrijf en klant Richt klantenpanels op (TLC) Door samen te werken verhoog je de loyaliteit Klanten hun eigen product samen laten stellen (lays: ships Joppiesaus

102 Marketing op internet (tegenlicht)


Download ppt "Hoofdstuk 1: Marketing, winkelformule en retailmix 1.1: Marketing"

Verwante presentaties


Ads door Google