De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De Verhalen(f)luisteraar 1. Beelden Beelden 2. Woorden Woorden 3. Waarom deze metafoor? Waarom deze metafoor? 4. Materialen: suggesties Materialen 5. Aan.

Verwante presentaties


Presentatie over: "De Verhalen(f)luisteraar 1. Beelden Beelden 2. Woorden Woorden 3. Waarom deze metafoor? Waarom deze metafoor? 4. Materialen: suggesties Materialen 5. Aan."— Transcript van de presentatie:

1 De Verhalen(f)luisteraar 1. Beelden Beelden 2. Woorden Woorden 3. Waarom deze metafoor? Waarom deze metafoor? 4. Materialen: suggesties Materialen 5. Aan de slag: suggesties Aan de slag 6. Godsdienst en andere vakken Godsdienst en andere vakken

2 1. Beelden Wat betekent de stelling: “Een leraar is een verhalen(f)luisteraar? Door de beelden in dit deel te bekijken, kan je dit voor jezelf gaan verkennen. Volgende vragen kunnen je helpen om de metafoor te verkennen: Welke beelden spreken je aan en welke niet? Welke prenten tonen wat het betekent een leraar te zijn? Wat tonen ze hierover?

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17 Wat betekent het om een verhalen(f)luisteraar te zijn? Door op de vragen in dit deel te antwoorden, verduidelijk je dat voor jezelf. De woorden die rond de vragen cirkelen, kunnen je daar misschien bij helpen. 2. Woorden

18 vertellen luisteren verhaal spreken stilte tonen droom voorstellen Welk verhaal vertel ik? aangrijpend drama Welk verhaal spreekt mij aan? Welk verhaal beleef ik? herinneren gebaren beelden Welke verhalen geef ik door? terug

19 3. Waarom deze metafoor? In dit deel kan je lezen vanuit welke ideeën de metafoor oorspronkelijk is gegroeid. Dat betekent niet dat je hier dé betekenis van de metafoor vindt. De inzichten die je doorheen je verkenning van de beelden en woorden uit de vorige delen verwierf, zijn immers even belangrijk. We hopen dat het samenspel tussen jouw originele inzichten en de oorspronkelijke idee achter de metafoor een nieuwe inhoud kan geven aan de stelling: “Een leraar is een verhalen(f)luisteraar.”

20 Een godsdienstleraar getuigt: “Voor kinderen is de wereld nog vol vragen. Die vragen zijn niet altijd even makkelijk te beantwoorden. Toen mijn zoon Tuur vijf jaar was, kwam hij op een dag naar me toe: ‘Papa, wat doe jij eigenlijk de hele dag als ik op school ben?’ ‘Ik ben een meester, Tuur, ik geef les.’ Het bleef even stil. Toen kwam het vervolg: ‘Ja, maar wat doé je dan?’ Nu bleef het van mijn kant even stil. Na een beetje nadenken antwoordde ik: ‘Ik vertel verhalen, Tuur, verhalen over God en Jezus.’ En mijn zoon vond dat het goed was...

21 De term “verhalen(f)luisteraar” drukt uit dat de godsdienstleerkracht (1) een bijdrage levert aan het levensverhaal van de kinderen (2) door religieuze verhalen – in de eerste plaats uit de christelijke traditie – te helpen ontsluiten voor de kinderen.(1) een bijdrage levert aan het levensverhaal van de kinderen(2) door religieuze verhalen – in de eerste plaats uit de christelijke traditie – te helpen ontsluiten voor de kinderen Het begrip “verhaal” kan je erg breed opvatten. Het gaat niet alleen om tekst. Het gaat ook om rituelen, om beelden, om voorwerpen. Deze elementen uit onze cultuur hebben allemaal de eigenschap om ervaringen van mensen vast te houden en tot basis van hoop voor de toekomst te maken. Een verhalen(f)luisteraar brengt dan ook steeds weer het uitnodigende woord van God in de klas. ”Waren er niet de overgeleverde getuigenissen van Gods betrokkenheid op de geschiedenis van mens en wereld, en gemeenschappen die zich dit getuigenis contextueel eigen maakten, dan was deze God voor ons waarlijk ontoegankelijk.”(L. Boeve)

22 (1) Het leerplan godsdienst stelt “de groei als mens in christelijk perspectief” als centrale opdracht voor het vak Rooms-katholieke godsdienst in de lagere school (leerplan, p. 11). Het stelt daarvoor een aantal “componenten van levensbeschouwelijke en religieuze groei” voor (leerplanp, p. 19 e.v.), die verbonden worden met “een christelijke visie op levensbeschouwelijke en religieuze groei” (leerplan, p. 33 e.v.). De lessen godsdienst zullen dus een bijdrage dienen te leveren aan de identiteitsvorming en het identiteitsbesef van kinderen. terug

23 (2) Die identiteitsvorming gebeurt doorheen een communicatieproces, waarin “het Woord van God” kan beluisterd worden (leerplan, p. 79). Het leerplan duidt dan ook tal van bijbelverhalen aan die in de godsdienstles verwerkt kunnen/moeten worden. De lagere school is bij uitstek – gezien in het gemeenschaps- en gemeentelijk kleuteronderwijs geen godsdienstles gegeven kan worden – het onderwijsniveau waarvan verwacht wordt dat het “een gedegen kennismaking met het christendom” mogelijk maakt. terug

24 Verhalen: Zoals een paarden-, honden- of zelfs kinderfluisteraar is een verhalenfluisteraar iemand die de eigen aard van verhalen aanvoelt en begrijpt, verhalen niet wil forceren maar vanuit zichzelf wil laten spreken. Luisteren: Door te fluisteren, blijft de verhalenfluisteraar in staat te luisteren. Als godsdienstonderwijzer(es) dien je bereid en in staat te zijn de verhalen van kinderen te beluisteren en ook recht te doen aan deze verhalen Fluisteren: De term “fluisteren” duidt ook het uitnodigende, niet- dwingende karakter van hedendaags godsdienstonderwijs aan. Luisteren naar de eigen verhalen van kinderen betekent ook dat je dient te luisteren naar andere geloofsverhalen die zij in de klas brengen. In die zin, maar ook vanuit haar eigen aard, verdraagt het christelijk geloofsverhaal geen geschreeuw... Home

25 4. Materialen: suggesties Hier kan je meer inspiratie vinden om aspecten van deze metafoor te onderzoeken. Door de materialen te bekijken, te lezen of te beluisteren hopen we dat je meer inzicht krijgt in de manier waarop jij een verhalen(f)luisteraar kan zijn.

26 Fragment uit “De paardenfluisteraar”: verhalen laten spreken “Tom maakte eerst altijd een praatje met de eigenaar om iets te weten te komen over de levensgeschiedenis - zoals hij het altijd noemde - van het paard. Was hij al eens bereden? Waren er speciale problemen? Die waren er altijd wel, maar meestal was het het paard dat je daarover inlichtte, niet de eigenaar. Dit volbloedje was daar een mooi voorbeeld van. De vrouw van wie hij was zei dat hij steeds de neiging had om te bokken en dat hij zich moeilijk liet aansporen. Hij was lui, zei ze, sikkeneurig zelfs. Maar nu hij bij Tom en Rimrock in de kraal rondjes aan het lopen was, gaf het paard hem iets heel anders te kennen.”

27 Fragment uit “De paardenfluisteraar”: verhalen kunnen beluisteren “Nou weet ik niet of je wel zin hebt om erover te praten, en ik kan goed begrijpen dat je daar misschien niets voor voelt. Maar als ik te weten wil komen wat er in Pilgrims hoofd omgaat, zou ik er veel aan hebben als ik wat meer wist over het ongeluk en over wat er die dag precies gebeurd is.” Grace hoorde zelf hoe zij zuchtte. (...) “Het hoeft niet nu op dit moment,” zei hij zacht. “Als je er klaar voor bent. En alleen als je het zelf wilt.”

28 De paardenfluisteraar: verhalen laten uitnodigen “Ze leerde veel van Joe’s manier van omgaan met de paarden, in het bijzonder met het veulen van Bronty. Hij drong zich nooit op, maar liet ze vrij om naar hem toe te komen, en dan accepteerde hij ze met zo’n gemak dat ze zich aanvaard en ook veilig voelde. Hij speelde wel met ze, maar als ze onzeker werden, trok hij zich terug en liet ze tot zichzelf komen.”

29 Film: The Horse Whisperer The Story Teller Internet: Professional Storyteller Stichting Vertellen Het Verhalenbedrijf Vertel je verhaal

30 Liederen: I Am Mine I Am Mine (Pearl Jam) - live Winter Winter (Tori Amos) IsobelIsobel (Björk) Tread Carefully Tread Carefully (Julie Collins) Red CaveRed Cave (Yeasayers)

31 Boeken: Het oneindige verhaal (M. Ende) Peter Pan (J.M. Barrie) AANVULFUNCTIE VOORZIEN VOOR DIT DEEL

32 In dit deel geven we enkele suggesties om rond de metafoor te werken met de studenten. Dit kan op twee niveaus gebeuren, die mogelijk gecombineerd kunnen worden: (a) gericht op het verkennen, verdiepen en verankeren van de metafoor bij de student, (b) gericht op de ontwikkeling van de competenties die de student nodig heeft om de metafoor gestalte te geven. 5. Aan de slag: suggesties

33 Een quilt bewaart de geschiedenis van een familie van moeder op dochter: studenten maken een ‘papieren versie’ van een quilt. In de quilt verwerken ze verwijzingen naar hun persoonlijke geschiedenis en/of verwijzingen naar de geschiedenis van hun familie. Dat kan gebeuren door voorwerpen, fotomateriaal, kleuren,… te combineren. alleen toegankelijk voor docenten?

34 Het is belangrijk dat studenten zicht krijgen op hun eigen biografie. Welke bagage - of: ballast? - brengen zij van hun levensweg mee de klas in? Om de studenten te helpen dit voor zichzelf scherp in beeld te brengen, kan gewerkt worden met een “scrapbook”. In dit knipselboek kunnen studenten diverse elementen samenbrengen die verwijzen naar gebeurtenissen die bepalend zijn (geweest) voor hun identiteitsvorming. Het boek kan ook doorheen de opleiding gebruikt worden op analoge wijze als het “groeischrift” (leerplan, p. 240-241). De topics die aangeraden worden in het leerplan (“godsbeelden, Jezusbeelden, wat ik wil onthouden” kunnen natuurlijk aangehouden worden, maar mogelijk is het ook interessant om per jaar een invalshoek te kiezen die een verdere uitdieping van de eigen beroepsidentiteit en -spiritualiteit mogelijk maakt. Enkele suggesties: eerste jaar: Wie ben ik? - Wat zie ik in de spiegel? - Mijn foto’s tweede jaar: Ik in de klas - Wat leerde ik op school vandaag? - Mijn klasfoto’s derde jaar: Ik in de school - Hoe leefde ik op school vandaag? - Mijn schoolfoto’s

35 Bedoeling is om in het eerste jaar de studenten aan te moedigen hun eigen persoon scherp te observeren en de relatie tussen hun persoonlijke zijn en hun verwachtingen t.a.v. het lerarenberoep te onderzoeken. Tijdens het tweede jaar kan dit op klasniveau verder uitgediept worden: studenten doen dan reeds langere stage-ervaringen op. Het derde jaar van de opleiding zou studenten de kans moeten bieden om hun functioneren binnen een schoolteam te verkennen. Hier zullen vragen rond eigen levensbeschouwelijke visie op onderwijs en de relatie tussen die visie en de kijk van anderen volop aan bod kunnen komen. Belangrijk bij deze werkvorm is de opmerking van het leerplan: “Het groeischriftje is geen voorwerp van evaluatie. De leerkracht kan ten hoogste af en toe nagaan of de kinderen werken met hun groeischriftje en hen hierin bevestigen en stimuleren.” (leerplan, p. 241)

36 Een andere mogelijkheid is om de studenten een “mindmap” te laten opstellen over specifieke topics doorheen de opleiding. Ook deze techniek kan hen de gelegenheid geven om ervaringen, gevoelens,... expliciet te stellen, de onderlinge relaties van deze ervaringen, gevoelens,... te verkennen en de uitwerking ervan op hun persoonlijke zijn te onderkennen.

37 In groepjes van 2-4 bekijken de studenten een zelfportret uit de beeldende kunst. Aan de hand van enkele vragen worden ze “in” het kunstwerk gebracht. Enkele voorbeelden: Wat valt je op aan het kleurgebruik? Geef drie elementen waarvan je denkt dat iedere kijker ze meteen zal opmerken; drie kenmerken waarvan je denkt dat alleen jij ze zag. Hoe voelt het personage zich volgens jou (en waarom is dit zo)? Wat zou je aan het personage willen vragen? En wat zou het antwoord zijn?... De antwoorden op deze vragen kunnen eventueel in plenum worden geïnventariseerd en besproken, maar kunnen na het groepswerk ook per kunstwerk op Toledo worden geplaatst. Na bespreking van de kunstwerken kunnen de studenten de gelegenheid krijgen om een eigen zelfportret te maken. De portretten kunnen tijdens een “tentoonstelling” aan elkaar worden getoond en besproken.

38 Als we het belangrijk vinden dat leraren zorgzaam met verhalen omgaan, moeten we dit misschien ook systematisch aan onze studenten tonen tijdens de opleiding tot leraar. Een suggestie hiertoe is het inbouwen van een vertelmoment tijdens de contacturen met onze studenten. Is er kans om in een geregeld patroon verhalen te vertellen? Grijpen we die kansen? Maken we hier een herkenbaar ritueel van? Een lesblok afsluiten of starten met een korte, levendige vertelling van een bijbeltekst (uit een goede jeugdbijbel) kan ook zonder hier verder een grondige bespreking aan te koppelen de studenten (a) laten ervaren wat een rituele vertelling kan betekenen, (b) in contact brengen met de inspirerende kracht van Gods Woord, (c) tonen hoe dit Woord als een bescheiden uitnodiging wil klinken. (zie ook: Geloof je het zelf?, p. 223- 225) Oefening voor de student: Vertel je favoriete verhaal aan elkaar. Plaats het op het forum bij het vak Godsdienst op Toledo. Welke verhalen hebben je geraakt, je visie op mens, wereld en God (de Transcendente) beïnvloed? (terug)terug

39 In dit laatste deel geven we drie korte suggesties om het vak r.-k. godsdienst als motor van het opvoedingsproject van een lagere school te laten functioneren. De suggesties kunnen op twee manieren ingezet worden: (a) als impuls voor de eigen hogeschool, (b) als impuls voor de opleiding van de student door de suggesties in de stage-opdrachten te verwerken. 6. Godsdienst en andere vakken

40 Wat is het verhaal van je school? Zoek drie bepalende momenten in de geschiedenis van je school (stichting, belangrijke hervormingen, belangrijke personages,...). Waarom zijn deze momenten zo bepalend geweest? Welke schoolrituelen zijn er? Wat drukken deze rituelen uit? (uitdelen rapporten, in de rij staan, verjaardagen vieren,...) Welke rituelen zijn uitdrukkelijk verbonden met het verhaal van de school? Hoe gaat de school om met het verhaal van de leerlingen? Breng de initiatieven i.v.m. leerlingenparticipatie in kaart. Kader dit in het opvoedingsproject van de school.


Download ppt "De Verhalen(f)luisteraar 1. Beelden Beelden 2. Woorden Woorden 3. Waarom deze metafoor? Waarom deze metafoor? 4. Materialen: suggesties Materialen 5. Aan."

Verwante presentaties


Ads door Google