Nectar Hoofdstuk 20: Evolutie

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Basisstof 6 Evolutie.
Advertisements

Basisstof 7: Onderzoeksmethoden
Argumenten voor evolutie
Evolutie Thema 6.
HET ONTSTAAN DER SOORTEN
Evolutie en informatieoverdracht
EVOLUTIE en INFORMATIEOVERDRACHT
Hoe het idee groeide Natuurwetenschappen werden gedomineerd door het christelijk denken. Bijbel bevatte alle kennis.
Thema 3 Genetica Paragraaf 1
Evolutietheorie.
Geologie.
Charles Darwin en de evolutietheorie
Erfelijkheid Chromosoom DNA.
Erfelijkheid Chromosoom DNA.
Verwondering in de natuur
Systematiek De eerste die probeerde een systematische indeling te maken was Aristoteles ( voor Christus). Bijna alle wetenschappers uit zijn tijd.
Schrijfregels bij genetica
Het ontstaan der soorten
De ontwikkeling van leven
Basisstof 1: Invloeden uit het milieu Basisstof 2: Voedselrelaties
Aanpassen of uitsterven
Vorige keer…. Genotype/Fenotype
Vorige keer…. Argumenten voor de evolutietheorie: - Fossielen - Overeenkomsten in bouw - Rudimentaire organen - Overeenkomsten bij embryonale ontwikkeling.
Vorige keer…. De evolutietheorie gaat uit van: - Verandering in genotypen - Natuurlijke selectie - Het ontstaan van nieuwe soorten Mutanten binnen een.
Basisstof 1: De evolutietheorie
Thema 5: Erfelijkheid en evolutie
413 – ECOLOGIE.
B. Stof 3 Hoofdthema’s in de Biologie
Hoofdstuk 7: Erfelijkheid
Evolutie les 2 Aanwijzingen over de evolutie van het leven.
Evolutie.
Erfelijkheid.
Het ontstaan van soorten
Ordening en Evolutie ‘Het is een teken van een geschoolde geest als iemand kan nadenken over een gedachte zonder ze te aanvaarden’  Aristoteles.
Terugblik BS 1 en 2 Biologie is de studie van organismen (levende wezens)
Snelle evolutie 1 Voorbeeld is de kleurverandering bij de berkenspanner, een klein vlindertje In de jaren vijftig van de 19de eeuw werden in het noordwesten.
26.4 Evolutie Meer dan tweeduizend jaar geleden: Griekenland
HAVO 4 Thema 1: Inleiding in de biologie Boek: Biologie voor jou Deel: HAVO A.
DNA-technologie 1 Virus plaatst zijn eigen DNA (of RNA) in het DNA van de gastheercel, waardoor deze de bouwstenen van het virus kan maken.DNAbouwstenen.
Darwin Charles Darwin ( ) 1831: 5-jarige wereldreis “The Beagle” 1859: “The origin of species” Uitgangspunt boek: Biologische/evolutionaire.
Argumenten voor evolutie
§ 4 Het dagboek van de aarde
ERFELIJKHEID.
B. Stof 4 Evolutie Darwin Charles Darwin ( )
13.3 Soorten veranderen Evolutie.
Ecologie Thema1.
Charles Darwin Evolutietheorie. een geleidelijke ontwikkeling waarbij uit eenvoudig gebouwde soorten nieuwe ingewikkelder gebouwde soorten ontstaan.
Evolutieleer Charles Darwin. Charles Darwin ( )
Hoofdstuk 8: Evolutie Evolutietheorie, Darwin, Selectie, biodiversiteit, Hardy-Weinberg, fossielen, Chemische evolutie & ontstaan leven (abiogenese), endosymbiose,
ERFELIJKHEID.
Evolutie Thema 5 basisstof 1,2 en 3 Evolutietheorie
De huid in beweging Hst. 1 Cellen en weefsels (blz. 9 t/m 23)
Charles Darwin 5 Evolutietheorie.
Hoofdthema’s in de biologie
Hoofdstuk 1 Jagers en Boeren.
Erfelijkheid en evolutie
413 – ECOLOGIE.
Charles Darwin en de evolutietheorie
Naturalis 6 Deel 2 Thema 3 EVOLUTIE.
Evolutie-simulatiepractica in de bovenbouw
Thema 5, evolutie.
Transcript van de presentatie:

Nectar Hoofdstuk 20: Evolutie VWO 6 Nectar Hoofdstuk 20: Evolutie

De evolutietheorie Evolutie: de ontwikkeling van het leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen. Tegenover de evolutietheorie staat het creationisme. Dit is de theorie van de schepping.

De evolutietheorie Jean de Lamarc was een van de eersten die een theorie opstelde over evolutie. Hij geloofde in een geleidelijke verandering van soorten. De evolutietheorie die nu algemeen van aard is, is door verschillende onderzoekers onafhankelijk van elkaar ontwikkeld.

De evolutietheorie Charles Darwin was een van de onderzoekers. Zijn boek ” The origin of species” in 1859 betekende de definitieve doorbraak van de evolutietheorie. We spreken dan ook van de neodarwinistische evolutietheorie of neodarwinisme.

Neodarwinisme Deze theorie gaat uit van diversiteit (verscheidenheid) in genotypen, natuurlijke selectie en soortvorming door reproductieve isolatie. Door mutaties en recombinatie is er een grote diversiteit in genotypen binnen een populatie.

Neodarwinisme Natuurlijke selectie wordt door Darwin survival of the fittest genoemd. Individuen met een betere aanpassing aan het milieu hebben een grote overlevingskans Van individuen met een gunstig genotype zullen meer nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten dan individuen met een ongunstig genotype.

Neodarwinisme Soorten evolueren (veranderen) als door natuurlijke selectie de mutanten blijven voortbestaan en individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven. Door een grote diversiteit in genoypen heeft een soort een grote overlevingskans.

Neodarwinisme Begrippen die horen bij natuurlijke selectie: De draagkracht van het milieu Selectiedruk Adaptatie Soortvorming door reproductieve isolatie: gedurende lange tijd vindt er geen voortplanting plaats tussen individuen van verschillende populaties

Fossielen Fossielen: versteende overblijfselen van organismen, of afdrukken van organismen in gesteenten. De wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van fossielen heet paleontolgie.

Fossielen Fossielen kunnen ontstaan als dode organismen niet vergaan, bijvoorbeeld doordat ze worden bedekt door sedimenten. De ouderdom van fossielen kan betrouwbaar worden vastgesteld aan de hand van radio- isotopen.

Fossielen Uit de gevonden fossielen blijkt dat er in de loop van de evolutie soorten zijn ontstaan, veranderd en/of verdwenen. Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in relatief korte tijd over grote gebieden hebben verspreid en daarna zijn uitgestorven.

Argumenten voor evolutie Fossielen Vergelijkende anatomie Embryologie Biochemie

Vergelijkende anatomie Homologe organen hebben veel overeenkomst in bouw en hebben een gelijke embyonale ontstaanswijze. Homologie duidt op verwantschap van organismen De verschillen ontstaan door aanpassing aan verschillende milieus

Vergelijkende anatomie Analoge organen vertonen overeenkomst in functie. Analogie berust niet op verwantschap Overeenkomsten zijn ontstaan door aanpassing aan hetzelfde milieu.

Vergelijkende anatomie Rudimentaire organen hebben geen functie meer en komen niet of nauwelijks nog tot ontwikkeling. Door rudimentaire organen wordt het aannemelijk dat verschillende soorten organismen een gemeenschappelijke voorouder hebben.

Embryologie De embryonale ontwikkeling van verschillende soorten vertoont overeenkomst. Hierdoor wordt het aannemelijk dat deze organismen een gemeenschappelijke voorouder hebben. De mens heeft in een vroeg embyonaal stadium o.a. kieuwspleten en een staart.

Biochemie Verschillende soorten organismen vertonen grote overeenkomsten in samenstelling van stoffen, zoals eiwitten en DNA Ook is er veel overeenkomst in de processen die zich binnen een cel afspelen in verschillende organismen, zoals mitose en meiose.

Genfrequentie bij willekeurige voortplanting Genfrequentie: het percentage waarmee een bepaald allel deel uitmaakt van het totale aantal genen voor een eigenschap binnen een populatie Als er geen andere beinvloedende factoren zijn, blijven de genfrequenties binnen een (grote) populatie gelijk. Dit noemen we: het Hardy-Weinberg evenwicht of de regel van Hardy-Weinberg

Hardy-Weinberg evenwicht. In een populatie komt allel A met een genfrequentie p voor en allel a met een genfrequentie van q. Meer allelen van dit gen zijn er niet, dus p + q = 1 Bij bevruchting kunnen de gameten (geslachtscellen) de volgende combinaties vormen:

Voorwaarden om HW toe te passen: een stabiele populatie, dwz Geen sterke groei Geen grote teruggang door sterfte Weinig emigratie Weinig immigratie een voldoende grote populatie geen selectievoordeel door een eigenschap

Hardy-Weinberg evenwicht A x A > AA A x a > Aa a x A > Aa a x a > aa De frequentie waarmee elke combinatie voorkomt is het product van de genfrequentie van beide allelen.

Hardy-Weinberg evenwicht In een schema:

Hardy- Weinberg evenwicht In een formule is het HW-evenwicht dan: p² + 2pq + q² = 1 Bij kansberekening in wiskunde staat 1 voor 100 % De genfrequentie in een populatie kan worden berekend a.d.h.v. het percentage individuen waarbij het recessieve allel tot uiting komt (aa).

HW-evenwicht Er kunnen afwijkingen van het HW-evenwicht voorkomen door beinvloedende factoren zoals: Natuurlijke selectie Mutaties Toevallige gebeurtenissen

Reproductieve isolatie Geografische isolatie Gedrag Door factor tijd.

Biogenese Biogenese: het ontstaan van leven uit een levenloze materie. De oeratmosfeer was waarschijnlijk een mengsel van stikstofgas, koolstofdioxide, koolstofmono-oxide, waterstofgas, methaan en waterstofsulfide. De oeratmosfeer bevatte geen zuurstof.

Biogenese In de oeratmosfeer ontstonden o.a. door bliksemontladingen kleine organische moleculen. In de oerzeeen werd door een indikking een organische oersoep gevormd, waarin grotere moleculen en vervolgens de eerste cellen uit zijn ontstaan. De eerste organismen waren prokaryoot. Het waren heterotrofe anaerobe bacterien.

Endosymbiosetheorie Deze geeft een verklaring voor het ontstaan van organellen. Door instulpingen van het celmembraan ontstond de celkern. > eukaryote eencelligen. Vrij levende aerobe bacterien werden ingesloten en ontwikkelden zich tot mitochondrien

Endosymbiosetheorie Vrij levende cyanobacterien werden ingesloten en ontwikkelden zich tot chloroplast.

Overig Je moet een geologische tijdschaal kunnen lezen. Je moet een stamboom van organismen kunnen aflezen.