De quiz Gemaakt door: Lotte, Kavitha, Rachida en Jacqueline
Vraag 1: Welke psycholoog hoort bij het systeemdenken? a. Watzlawick b. Freud c. Watson
Vraag 2: Welk mensbeeld hoort bij de systeemtheorie? a. mechanistisch mensbeeld b. personalistisch mensbeeld c. organistisch mensbeeld
Vraag 3: Bij welk systeem wordt het kind niet betrokken? a. Exosysteem b. Mesosysteem c. macrosysteem
Vraag 4: Welke van het onderstaande rijtje is niet waar? a een belangrijk onderdeel van de middenhersenen (boven de achterhersenen) is het libisch systeem. dit systeem reguleert emoties, herinneringen en evenwichts- en klimaat processen in het lichaam zoals temperatuur en bloeddruk. b de hersenen worden vergeleken met het uiterlijk van een walnoot. Dit komt omdat de hersenschors zit 'opgevouwen' in de schedel, anders past het niet. c elk hersenhelft heeft een 2-tal 'hersenkwabben' links : frontaal, occipitaal en rechts: temporaal, pariëtaal.
Vraag 5: De werking van alle psychofarmaca (medicatie, drugs, koffie) vindt plaats in de synaptische spleet. hoe heten de chemische stoffen die er voor zorgen dat er overdracht van een elektrisch signaal plaatsvindt? a axon b neurotransmitters c gliacellen
Vraag 6: De biologische psychologie ziet de mens als een levend organisme die zich aanpast aan de omstandigheden. Ook de omgeving speelt een rol en dus is het organistische mensbeeld hierin terug te vinden. a waar b niet waar
Vraag 7: Wat zijn de basisuitgangspunten van de biologische psychologie? a.interne factoren, reductie, DNA, hersenen en evolutie. b. evolutie, DNA, interne factoren en subjectiviteit. c. hersenen, evolutie, interne factoren en logische denkwijze.
Vraag 8: Het DNA bestaat uit vier verschillende zuren, welke 4 zijn dit? a. A: Adenin, G: guanin, C: chloroplasts, T: thymin. b. A: Acid, G: guanine, C: cytosine, T: thymine. c. A: Adenine, G: guanine, C: cytosine, T: thymine.
Vraag 9: Waarvoor dienen de middenhersenen? a. Het is vooral gericht op overleven, ademhalen en hartslag. b: Het reguleert de emoties, herinneringen en klimaatprocessen. c: Het dient voor taal, kunst en complexe beslissingen nemen.
Vraag 10: Wat betekent het begrip homeostase? A balans vinden in eigen systeem? B een proces naar het zoeken van balans C Beide onjuist
Vraag 11: Dogmatisme betekent vanuit een bepaald leer denken, je interpreteert alles omdat je vanuit 1 perspectief kijkt. A Juist B onjuist
Vraag 12: Noem twee kenmerken die horen bij systematische psychologie.