Grammar Chapter 3 Part 2 – Relative pronouns. Some examples The man in the middle who is reading a newspaper is my father. The man in the middle that.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Grammar Chapter 4 – G3 Aangeplakte vragen = Question tags.
Advertisements

Grammar Chapter 4 – G1 What en Which.
Grammatica Unit 2 HD 2.1 t/m 2.7.
1.There’s Tim! Look, he's wearing his new jeans. 2.What are you doing? We are doing our homework. Je gebruikt de present continuous voor iets dat nu aan.
Vragend en Ontkennend maken
A/AN Review. HOW DOES IT WORK? Op elke dia krijg je zometeen een vraag te zien. Vervolgens staan daaronder twee of drie antwoordmogelijkheden. Deze antwoordmogelijkheden.
Grammar Chapter 4 – G4 Meervoud.
Grammar Chapter 2-G1 ‘s en of.
Past Simple – Past Continuous
Betrekkelijk vnw. = Relative Pronoun
Instructie grammatica
RWW unit 6 Passive-de lijdende vorm Vergelijk deze zinnen:
Interrogative sentences
Woordvolgorde met woorden van tijd
Grammar Chapter 3 – G3 One en Ones.
Deltion College Engels En Projectopdracht [Edu/001] thema: research without borders can-do/gesprekken voeren : 1. kan eenvoudige feitelijke informatie.
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Chapter 6 Sounds cool! Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Past Simple (verleden tijd)
Grammar 3 Must = moeten (van jezelf) Should = Zou moeten (van jezelf) It’s getting late. I must go now. It’s getting late. I should go now. Mustn’t = moeten.
Betrekkelijke voornaamwoorden een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een mens, dier, of ding dat al genoemd is in de zin. who verwijst naar personen:
Woordvolgorde Bepaling van tijd.
Voornaamwoorden.
Lesson 10. Today’s class  Check homework  Passive  Punctuation  Homework.
The future  vorm 1: een voorspelling doen  Will + hele ww : I will see you soon  Let op: will + not = won't  Shall + hele ww: Shall I help you? 
Do you speak English?. Een Nederlands koppel gaat op verlof naar Londen en neemt aan de luchthaven een taxi naar hun hotel.
Deltion College Engels B1 Gesprekken voeren [Edu/008] theme: ‘I have to arrest you, you’ve stolen my heart’ … can-do : kan een eenvoudig face-to-face gesprek.
English Class 2G 1st of December 2010 It’s nice to be important, but it’s more important to be nice.
Jeans Hij draagt een nieuwe spijkerbroek! Ik vind hem leuk! He’s wearing a new jeans! I like it! He’s wearing new jeans. I like them!
Deltion College Engels B2 Gesprekken voeren [Edu/005]/subvaardigheid luisteren thema: ‘Pink pop and air-controllers on strike’ can-do : kan in een telefoongesprek.
Why me Lord? Waarom ik Vader. What did I ever done? Wat heb ik ooit gedaan.
Deltion College Engels B1 Spreken [Edu/001] thema: song texts can-do : kan een onderwerp dat mij interesseert op een redelijk vlotte manier beschrijven.
Deltion College Engels B1 Lezen [Edu/002] thema: But I ‘ve read it in… can-do : kan hoofdthema en belangrijkste argumenten begrijpen van eenvoudige teksten.
Deltion College Engels B2 (telefoon)gesprekken voeren[Edu/002] /subvaardigheid lezen/schrijven thema: I am so sorry for you… can-do : kan medeleven betuigen.
Vragende/ontkennende zinnen. 1.Met behulp van to do Betalen wij de rekening? Do we pay the bill? Wij betalen de rekening niet. We do not pay the bill.
Present Simple Tegenwoordige Tijd.  Om aan te geven dat iets nu een gewoonte is. Er zijn een aantal woorden die aangeven dat het om een gewoonte gaat.
Future met will Gebruik je om te zeggen dat iets in de toekomst zal gaan gebeuren. Je gebruikt will als je voorspellingen doet zonder dat je daar bewijs.
Time management Howdoyouset priorities?. Priorities:thingsthatyouthinkare important.
Skin by Roald Dahl What do you think this text will be about?
Lamb to the Slaughter Who or what is ‘the Lamb to the Slaughter’ in this story?
Grammar – period 2.
Ontwerpen Naam auteur(s) Drs. Nadine Kim de Boer Vakgebied Engels
Bijwoorden van tijd allesvoorengels.nl.
This, that, these, those Aanwijzende voornaamwoorden
Woordvolgorde in Engelse bevestigende en vragende zinnen.
Chapter 4 Going out Grammar Stepping Stones 2 kgt.
De taaltaak
Chapter 4 Going out Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Betrekkelijk voornaamwoorden
Today: Chapter 2 Discuss SO 2 What to study for your test?
Betrekkelijk voornaamwoord
Chapter 6 Sounds cool! Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
GRAMMATICA Unit 3 klas 2 Aanwijzende voornaamwoorden, bezittelijke voornaamwoorden, de voltooide tijd en het lidwoord a/ an.
Chapter 1 Body and mind Grammar Stepping Stones 3gt
Unit 2: LESSON 2 practicing the grammar: betrekkelijke voornaamwoorden
English 23 April 2018.
Chapter 3 Who dares? Grammar Stepping Stones 3 havo
Chapter 6 Sounds cool! Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Chapter 2 How stuff works Grammar Stepping Stones 3gt
Chapter 3 Hot off the press
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Chapter 2 What’s up? Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Who/which voornaamwoorden
THEME 12 TOPIC 1 Repetitie Theme 12.
Chapter 5 Hit the road Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Living in the Promised Land Leven in het Beloofde Land
Chapter 6 Sounds cool! Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Past simple o.v.t..
When to use “the” Unit 4 studybox 2.
Transcript van de presentatie:

Grammar Chapter 3 Part 2 – Relative pronouns

Some examples The man in the middle who is reading a newspaper is my father. The man in the middle that is reading a newspaper is my father.

 The red car which is coming from the right is going to hit one of the other cars.  The red car that is coming from the right is going to hit one of the other cars.

 That´s the girl that I met yesterday.  That´s the girl I met yesterday.

 That´s the man whose car broke down.

What are relative pronouns?  Betrekkelijke voornaamwoorden (‘die/dat’)  Verwijzen naar (hebben betrekking op) een eerder genoemd woord in de zin  who, which, that, whose

When do you use them?  Who/that: verwijzen naar personen  Which/that: verwijzen naar dingen  Whose: verwijzen naar bezit bij personen  That kan weggelaten worden als het niet gevolgd wordt door een werkwoord:  That’s the girl that I met yesterday.  That’s the girl I met yesterday.  Dat is het meisje dat ik gisteren ontmoet heb.

But:  Soms geeft het stukje zin met het betrekkelijk voornaamwoord extra informatie. Je zet dat stukje dan tussen komma’s:  Vergelijk:  The woman who lives next door is a doctor.  My brother Rob, who lives in Australia, is a doctor.  That kan je niet gebruiken als er een komma in de zin staat:  John, who likes puppies, will buy one today.