Hoe zeg ik het?
vertellen
spreken
antwoorden
zich afvragen
mopperen
opperen
(glim)lachen
grommen
schreeuwen
zuchten
huilen
jammeren
neuriën
janken
piepen
uitleggen
snikken
denken
grinniken
peinzen
fluisteren
gillen
roepen
geeuwen
kreunen
instemmen
stotteren
zeuren
juichen
het dierengeluid
balken
kwetteren
snateren
blaffen
miauwen
tsjilpen
janken
grommen
koeren
knorren
kwaken
piepen
boe
ia
twiettwiettwiet
kwek
woef
miauw
twiet
ahoeoeoe
grrr
roekoe
grohhgrohh
kwaak
piep
dat is verkeerd
het klopt
de vergelijking
minder
een beetje
weinig
hetzelfde
even veel als
meer
veel
een hoop
het compliment
geweldig
fantastisch
apetrots
toppie
super
knap gedaan
op een sport zitten
de balsport
voetbal
trefbal
handbal
het doel
het doelpunt
de sportdag
de sportschoenen
de sportkleding
de sporttas
de vechtsport
judo
karate
de mat
het judopak
atletiek
hoogspringen
sprinten
speerwerpen
het attribuut
de volgorde
langzaam
traag
sloom
slenteren
kuieren
sjokken
gemiddeld tempo
wandelen
huppelen
snel
vlot
rap
rennen
sprinten
joggen
dieren
kruipen
sluipen
kwispelen
snuffelen
verzamelen van eten
mensen
baby’s
sttt
blijdschap tonen
ruiken
boodschappen doen
de partij partijdig
winnen de overwinning
de tegenstander uitschakelen