om naar de vorige dia te gaan: druk op de pijltjestoets(^) Wanneer deze knop in beeld komt betekent dat: om verder te gaan druk op pijltjes(v)- of entertoets. om naar de vorige dia te gaan: druk op de pijltjestoets(^)
VOORSTELLING VORMGEVING WAT IS DAT? WAT IS HET VERSCHIL? Dat wat je kunt herkennen in een schilderij, beeldhouwwerk, foto enzovoort noem je de voorstelling.
Dat wat je kunt herkennen in een schilderij, beeldhouwwerk, foto enzovoort noem je dus de voorstelling. Zo is de voorstelling van onderstaande afbeeldingen: Boomwortels. Preciezer: je ziet op deze foto het onderste deel van een boomstam met de wortels. De stam staat een beetje scheef. De grond is bedekt met bladeren. Linksachter de boom ligt een tak schuin in beeld. Dit is een schilderij. De voorstelling is: een zeeschap. Preciezer: midden in het schilderij staat een paard met een kar erachter. Het paard staat op het strand, aan de rand van de zee. De lucht is leeg en grijs bewolkt. Links van het paard staat een man tot zijn knieën in het water. Met een schepnet schept hij schelpen. Hij is ‘schelpenvisser’. Verder is er niemand te zien.
Wat is dit? Dit is een standbeeld. Wie stelt het voor? Dit is de schilder Rembrandt van Rijn. Wat is dit? Dit is een schilderij. Maar je ziet hier alleen maar kleurvlakken en zwarte lijnen. Er is geen voorstelling! We zeggen: dit schilderij is abstract, of: non-figuratief. Een schilderij, foto, beeld enzovoort mét een voorstelling noemen we ook wel: figuratief. Je kent nu de begrippen: • voorstelling • figuratief • abstract • non-figuratief.
MAAR ABSTRACT ZIJN ZE ALLEMAAL! ABSTRACT Dit abstracte beeld is ontworpen voor een monitor en heeft organische vormen. MAAR ABSTRACT ZIJN ZE ALLEMAAL! ABSTRACT Op deze dia zie je nog meer abstracte/non-figuratieve schilderijen. Sommige zijn heel precies geschilderd of gespoten. Die twee hierboven hebben geometrische vormen. Andere zijn met veegjes gemaakt en hebben wattige vormen. Er zijn ook schilderijen met ruige, wilde kwaststreken en verfslierten.
De afbeeldingen van deze dia lijken op het eerste gezicht misschien abstract. Ze zijn het niet! Wat stellen ze voor? Schilderijen en beelden tussen abstract en figuratief in noemen we: halfabstract. Dit is een wandtapijt van Lex Horn. De titel is Water. Wat herken je? Vrijheidsschreeuw, Karel Appel. Is het een kind? Is het een vogel? Stilleven met fles, Bart van der Leck. Waar is de fles? Reeën in het bos, Franz Marc. Hoeveel reeën zie je?
Bloeiende appelboom,1912, olieverf. Er zijn ook kunstenaars die uit gaan van de werkelijke vorm van dingen. Vervolgens maken ze alles abstracter door details weg te laten: ze zijn bezig met vereenvoudigen. Wanneer een kunstenaar zo werkt noem je dat abstraheren. De resultaten zijn half-abstract. Dit proces kun je goed volgen bij een serie bomen van Piet Mondriaan. Boom, 1912, krijttekening. Mondriaan benadrukt de rest- vormen tussen de takken: de boom wordt steeds abstracter! Bloeiende appelboom,1912, olieverf. Grijze boom, 1912, olieverf.
Alles wat voor schilderijen geldt, geldt ook voor ruimtelijke beelden. Kijk maar. Welk van deze beelden hebben helemaal geen voorstelling? De overige beelden zijn sterk geabstraheerd. Wat is de voorstelling van de overige beelden? Boven, vlnr: • Onvolledige open kubus, Sol Lewitt. • Gehelmd hoofd, Henry Moore. • Kop, Karel Appel. • Lopende man, Umberto Boccioni. Onder, vlnr: • Liggend model, Henk Visch. • Zonder titel, Donald Judd.
En nog een paar voorbeelden. Welke hebben volgens jou echt geen voorstelling? Wat is de voorstelling van de overige beelden? Onder, vlnr: • Vogel in de ruimte, Brancusi, brons. • Kubussen XII, David Smith, roestvrij staal. • Borstbeeld, Naum Gabo, hout. • De Kus, Brancusi, steen. Zijn er alleen maar kubussen? Hoeveel kubussen zie je? Liggend Naakt, Henry Moore, hout.
Sommige kunstenaars werken zó realistisch (‘net echt’) dat je haast niet kunt zien of dat wat je ziet echt is of kunst. Boven: • Zelfportret, Ron Mueck, 2001. Kunsthars, ruim 1 meter breed (dus toch niet 100% realistisch!?). Onder vlnr: • Paris Street Scene, Richard Estes, 1972. Acrylverf op doek. • Touristen, Duane Hanson, 1970. Kunsthars met echte kleding, levensgroot. Het schilderij van de straat rechts is gemaakt met behulp van foto’s. Is het wel zo realistisch? Waar zijn alle mensen?
Andere schilderijen en beelden zijn wel abstract, maar doen toch ergens aan denken. Ze lijken te verwijzen naar de werkelijkheid. Als je de titel leest, krijg je soms een hint. Waar doen deze werken je aan denken? Rechtsboven: Landschap (Bomenlaantje), Ben Akkerman. Abstracte verwijzingen naar een landschap. Hoe dan? Lucht: blauw met witte ‘wolk’vormen. Verder: een horizon en land (groen) en een bomenlaantje: verticalen in perspectief, groen en ‘boom’boogjes. Ook deze aquarel wekt associaties op: water, boten, weerspiegeling. Dat blijkt te kloppen als je de titel leest! Manessier schilderde deze impressie: De Amsterdamse haven.
P roduct Bij kunstbeschouwing bekijk je PRODUCTEN, gemaakt door mensen: • schilderijen, tekeningen, grafiek, foto’s enz. • beelden • architectuur • voorwerpen.
P roduct F oto Bij kunstbeschouwing bekijk je PRODUCTEN, gemaakt door mensen: • schilderijen, tekeningen, grafiek, foto’s enz. • beelden • architectuur • voorwerpen. Maar… in de les bekijk je niet die producten zelf, maar de FOTO’s ervan. Bij het beantwoorden van vragen moet je je echter altijd goed realiseren, dat je het niet hebt over de foto, maar over het echte PRODUCT: kijk dus ‘door de foto heen’!!!
Als je bij kunstbeschouwing de foto van een schilderij voor je neus krijgt, gaat het allemaal vanzelf: je praat er over alsof je het schilderij zélf ziet. Je denkt: “dit is het schilderij van het hoofd van Van Gogh” en niet: “dit is de foto daarvan”. Bijvoorbeeld: Deze FOTO heeft een voorstelling: een oude tempel in een landschap. Maar bij kunstbeschouwing gaat het niet om de gehele FOTO, maar om het afgebeelde PRODUCT!! Je bespreekt hier dus de tempel en niet het landschap, de personen rond de tempel of de lichtrichting. Let op: De TEMPEL hierboven heeft zelf géén voorstelling. Een gebouw zélf heeft nooit een ‘voorstelling’, een gebouw stelt niet iets anders voor, een gebouw is wat het is: een gebouw. Hetzelfde geldt voor alle andere voorwerpen of dingen: ze hebben geen ‘voorstelling’!! Alleen producten als schilderijen, beelden, foto’s kúnnen een voorstelling hebben.
Nog een voorbeeld. Op de vraag bij dit plaatje: “Wat stelt het voor” moet je antwoorden: “NIETS, het WANDKLEED heeft géén voorstelling, het is abstract.” De FOTO zelf heeft natuurlijk wél een voorstelling: een wandkleed hangt aan een witte muur boven een stenen tegel vloer. Maar bij kunstbeschouwing praat je niet over de FOTO, maar over het afgebeelde PRODUCT. Dus… Wat stelt dit voor? Juist! Niets! Dit is een gebouw, het stelt niet iets anders voor, het is wat het is: een gebouw. (Weet je misschien wélk gebouw dit is? Het is de Beurs van de architect Berlage in Amsterdam.)
VOORSTELLING Wat weet je nu al? De begrippen: • voorstelling • figuratief • abstract • non-figuratief • halfabstract • abstraheren • geabstraheerd • realistisch En verder: • Je begrijpt dat de vragen bij kunstbeschouwing niet over de foto’s zelf gaan, maar over het afgebeelde product. • Je weet dat de meeste beelden die we zien geen voorstelling hebben, bijvoorbeeld: - abstracte kunstwerken - gebouwen - gebruiksvoorwerpen - enzovoort, enzovoort
VOORSTELLING VORMGEVING WAT IS DAT? WAT IS HET VERSCHIL? Alles wat mensen maken geven ze een vorm, een kleur enz. Ze werken met een materiaal en passen een techniek toe. Al deze zaken bij elkaar noemen we vormgeving.
Maar ze gaan niet over de VOORSTELLING!! Vragen over VORMGEVING gaan dus over kleur, vorm, materiaal, techniek en nog zo’n paar beeldende middelen. Maar ze gaan niet over de VOORSTELLING!! VOORSTELLING Boomwortels op een bladerdek. VORMGEVING Hierover kun je bijvoorbeeld zeggen: • Kleur De bruinige kleuren van de bladeren steken licht af tegen de donkere stam. De felste kleur in deze afbeelding vind je linksonder op de stam: fel lichtgroen. • Vorm Natuurlijke vormen. De kleine vormpjes van de bladeren steken af tegen de grote vorm van de boom.
VOORSTELLING Een zeeschap, strand met zee, met visser en paard en wagen. VORMGEVING Hierover kun je bijvoorbeeld zeggen: • Kleur Het eerst dat opvalt: - het gebruik van de vele ‘gekleurde’ grijzen - en de kleur van het paard en zijn reflectie die donker afsteken tegen de rest. Dit schilderij gaat vooral om de weergave van de sfeer en het weertype. Deze worden bepaald door de kleur en de weergave van het licht. • Schilderwijze De (impressionistische) toetsen en vegen zijn duidelijk zichtbaar in het eindresultaat: het ‘handschrift’ van de schilder is ‘schilderachtig’ en belangrijk in dit schilderij. • Compositie De ordening is eenvoudig: de aandachtsplek ligt in het midden en komt tot stand door het licht-donker- contrast. De horizon en de vloedlijn vormen subtiele doorlopende lijnen in de compositie die de aandachtsplek aan het kader ‘bevestigen’. Welke familiekleur overheerst in dit schilderij? De familiekleur grijs of beter: gekleurd grijs.
VOORSTELLING Een straat in een stad (met links huizen en rechts een spiegelende winkelruit, met geparkeerde auto’s, maar zonder mensen!) VORMGEVING Hierover kun je bijvoorbeeld zeggen: • Ruimte Vele manieren van ruimte-suggestie zijn toegepast (overlapping, verkleining, verkorting, vervaging, plasticiteit), maar de meest opvallende is toch wel het gebruik van lijnperspectief door de dwingende vluchtlijnen van de straat die bijeenkomen in het vluchtpunt. • Werkwijze Dit schilderij heeft een fotografisch, glad oppervlak. De verf is aangebracht met een verfspuit. Het ‘handschrift’ van de schilder is er niet. Dit bevordert de onpersoonlijke sfeer.
VOORSTELLING Geen, het beeld is abstract. Wel kun je op deze plaats beschrijven wat er te zien is, maar dat is hier gedaan bij vorm. VORMGEVING Hierover kun je zeggen: • Vorm Het beeld bestaat uit kubussen en balkvormen. Op twee balkvormen (plus een kubus) als ‘paal’ staat nog net op een hoekje een grote kubus. Daaraan hangen drie schuine kubussen. Het geheel lijkt in wankel evenwicht te zijn. • Ruimte Van deze (voor)kant gezien heeft het beeld een gat, wat ruimtelijk werkt. Van de zijkant gezien zal het beeld ‘platter’ lijken: alle vormen liggen ongeveer in één vlak. • Werkwijze De basis-beeldhouwtechniek is construeren. De vormen zijn hol en bestaan uit gelaste roestvrijstalen platen. Ze zijn ruw geschuurd (en niet glad gepolijst). De uitstraling is hierdoor nét iets minder strak en onpersoonlijk.
Je hebt gemerkt, dat er bij de vorige vier dia’s steeds verschillende beeldende middelen werden beschreven. Hoeveel beeldende middelen zijn er eigenlijk? En… wat zijn beeldende middelen? Wat is een BEELDEND MIDDEL? Een beeldend middel is: een Bewering over een Beeldend verschijnsel bij een Bepaald product Beeldende middelen hebben betrekking op: 1 BEELDENDE aspecten 2 MATERIAAL aspecten 3 TECHNIEK aspecten er zijn 8 beeldende aspecten: PUNT, LIJN, VORM KLEUR, LICHT, RUIMTE TEXTUUR en COMPOSITIE Het woord BEELDEND en BEELDEND MIDDEL hebben dus niets te maken met VOORSTELLING, maar alles met VORMGEVING!
We nemen het schilderijtje van zo-even als voorbeeld: wat is het verschil tussen een beeldend aspect en een beeldend middel? • Kleur Het eerst dat opvalt: - het gebruik van de vele ‘gekleurde’ grijzen - en de kleur van het paard en zijn reflectie die donker afsteken tegen de rest. Dit schilderij gaat vooral om de weergave van de sfeer en het weertype. Deze worden bepaald door de kleur en de weergave van het licht. • Ruimte Bij de ruimte-suggestie zijn vooral van belang: overlapping, licht-schaduwwerking (golfjes, paard, man), verkleining (golfjes), vervaging (in de verte). • Compositie De ordening is eenvoudig: de aandachtsplek ligt in het midden en komt tot stand door het licht-donker- contrast. De horizon en de vloedlijn vormen subtiele doorlopende lijnen in de compositie die de aandachtsplek aan het kader ‘bevestigen’. Elk kopje is een beeldend aspect (= een beeldende categorie) De beweringen die je bij ieder beeldend aspect voor dít product invult zijn de beeldende middelen Let op! Bij een ander product doe je bij dezelfde beeldende aspecten weer andere beweringen, dus zijn er andere beeldende middelen!!!!!
TIP! Verwar compositie niet met voorstelling! Compositie betekent ordening, ordening van delen (vormen, kleuren, ruimte) tot een geheel (je werkstuk). Voorstelling is: dat wat je kunt herkennen in een schilderij, beeldhouwwerk, foto enzovoort. Compositie is beeldend en onderdeel van de vormgeving. Voorstelling is dat allemaal niet! VOORSTELLING Een zeeschap, strand met zee, met visser en paard en wagen. COMPOSITIE (= ordening van vorm, kleur, ruimte enzovoort ten opzichte van het geheel en het kader.) De ordening is hier eenvoudig: de aandachtsplek ligt in het midden en komt tot stand door het licht-donker- contrast. De horizon en de vloedlijn vormen subtiele doorlopende lijnen in de compositie die de aandachtsplek aan het kader ‘bevestigen’.
De samenhang tussen alles wat tot nu toe verteld is over VOORSTELLING en VORMGEVING kun je weergeven in een schema: het korte schema van de kunstbeschouwing VOORSTELLING - mét een voorstelling heet: figuratief - zonder voorstelling heet: non-figratief of abstract - daar tussen in heet: half-abstract of geabstraheerd VORMGEVING door het gebruik van de BEELDENDE MIDDELEN. Beeldende middelen hebben betrekking op: 1 beeldende aspecten 2 materiaal aspecten 3 techniek aspecten let op! de meeste producten hebben geen voorstelling, beeldende kunst kán een voorstelling hebben: PRODUCT er zijn 8 beeldende aspecten: PUNT, LIJN, VORM KLEUR, LICHT, RUIMTE TEXTUUR en COMPOSITIE
VOORSTELLING VORMGEVING VOORSTELLING - VORMGEVING IN HET KORT VOORSTELLING VORMGEVING Dat wat je kunt herkennen in een schilderij, beeldhouwwerk, foto enzovoort noem je de voorstelling. Alles wat mensen maken geven ze een vorm, een kleur enz. Ze gebruiken een materiaal en passen een techniek toe. Al deze zaken bij elkaar noemen we vormgeving. Vragen over VORMGEVING gaan dus over kleur, vorm, materiaal, techniek en nog zo’n paar beeldende middelen. Maar ze gaan niet over de VOORSTELLING!!
Wat je, tot hier, moet begrijpen, kennen en kunnen na het aandachtig bestuderen van deze powerpoint. • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen voorstelling en vormgeving. • Je kent de volgende begrippen en je kunt ze gebruiken: - abstract - non-figuratief - abstraheren - realistisch - figuratief - voorstelling - geabstraheerd - vormgeving - halfabstract • Je begrijpt dat de vragen bij kunstbeschouwing niet over de foto’s gaan, maar over dat wat er OP de foto staat afgebeeld. • Je weet dat de meeste beelden die we zien geen voorstelling hebben. • Je kunt voorbeelden geven van beelden zonder voorstelling. • Je weet wat beeldende middelen zijn en waar ze betrekking op kunnen hebben. • Je weet wat beeldende aspecten zijn en welke er zijn. • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen: beeldende middelen en beeldende aspecten. • Je kunt het korte schema van de kunstbeschouwing foutloos opschrijven.
- kijken en beschrijven - voorstelling - vormgeving PROEF OP DE SOM VRAGEN hiermee kun je controleren of je kunt - kijken en beschrijven of je het verschil snapt tussen vragen over - voorstelling - vormgeving Het is de bedoeling dat je de volgende vragen kunt beantwoorden in goed en genuanceerd Nederlands. Lees de inleidende stukjes boven de vragen altijd net zo aandachtig als de vraag zelf. De inleiding geeft informatie over de vraag. De vraag gaat dus eigenlijk ook altijd over deze inleidingen.
Op deze afbeelding zie je het schilderij Melancholie uit 1895 van de Noorse schilder Edvard Munch. Melancholie betekent zwaarmoedigheid. Munch heeft een vriend geschilderd die aan zee treurt om een verloren liefde. De ex-geliefde is met haar nieuwe vriend te zien op de pier in de verte. Vraag 1. Beschrijf de voorstelling. Deze vraag gaat over goed kijken en beschrijven. Geef aan: “Wat staat waar op het schilderij?” en “Hoe groot is het ongeveer.” Hulpje: trek de denkbeeldige verticale en horizontale lijnen door het midden.
Op deze afbeelding zie je het schilderij Melancholie uit 1895 van de Noorse schilder Edvard Munch. Melancholie betekent zwaarmoedigheid. Munch heeft een vriend geschilderd die aan zee treurt om een verloren liefde. De ex-geliefde is met haar nieuwe vriend te zien op de pier in de verte. Vraag 1. Beschrijf de voorstelling. Antwoord vraag 1. Links zie je een grillige kustlijn, rechts een vlak strand, aan de horizon een silhouet van een heuvel en wat bomen. Er hangen wolkenslierten in de lucht. De horizon ligt ongeveer op 1/4 van de bovenrand. De rechterhelft wordt (tot horizonhoogte) gevuld door een zittende man in zwarte kleding. Hij steunt zijn hoofd in zijn rechter hand. Hij zit vooraan in beeld en wordt onderaan en rechts afgesneden door de rand. Je ziet hem van de zijkant. In het kwart linksonder, op de voorgrond, liggen drie grote, afgeronde keien. In het middenplan, ter hoogte van de horizon, zie je een pier met een bootje. Op de pier staan twee mensen. Deze vraag gaat over goed kijken en beschrijven. Geef aan: “Wat staat waar op het schilderij?” en “Hoe groot is het ongeveer.” Hulpje: trek de denkbeeldige verticale en horizontale lijnen door het midden.
Vraag 2. Bespreek twee aspecten van de voorstelling waarmee Munch het zwaarmoedige gevoel in beeld heeft gebracht. Je ziet, dat een goed antwoord bestaat uit twee delen. Je doet eerst een bewering, daarna voeg je een uitbreiding toe. Deze vraag gaat NIET over vormgeving! Je mag het dus absoluut niet hebben over de beeldende middelen (bijvoorbeeld de gebruikte kleuren, vormen of de schilderwijze). Je moet je echt beperken tot de voorstelling die je ziet. Antwoord vraag 2. Twee van de volgende antwoorden: - De man op de voorgrond zit alleen op het verlaten strand, een contrast met het paar in de verte. - Hij houdt zijn hand onder zijn hoofd: dit duidt op peinzen en/of treuren. - Het is avond: de schemering en/of de zonsondergang maakt de stemming ernstig.
Vraag 3. beschrijf het belangrijkste aspect van de vormgeving waarmee Munch het zwaarmoedige gevoel verbeeldt. Je ziet, dat een goed antwoord bestaat uit twee delen. Je doet eerst een bewering, daarna voeg je een uitbreiding toe. Deze vraag gaat NIET over de voorstelling! Je moet je echt beperken tot de vormgeving: denk aan de beeldende aspecten, of materiaal en techniek. Antwoord vraag 3. Een van de volgende antwoorden: - Kleur: de kleuren zijn nogal somber: zwart, bruin, paars. - Ook nog goed gerekend: Vorm: De afgeronde, druiperige vormen.
Red de natuur! Op deze afbeelding zie je twee affiches die oproepen tot meer milieubewustzijn. Het linker affiche is in 1973 gemaakt door de tekenaar Peter van Straaten. Vraag 4. Leg uit welke boodschap hier wordt uitgedragen. Betrek de voorstelling in je antwoord. Let op! Je moet dus twee dingen doen! En de vraag gaat over het linker plaatje, lees de inleiding, daar staat het! Toegevoegde uitbreiding. Antwoord vraag 4. Het antwoord moet de volgende strekking hebben: De aarde sterft of vergaat (als de mensheid niet snel overgaat op schonere energie). Deze boodschap wordt gesymboliseerd door een globe of aardbol weer te geven als een (afbrokkelende) schedel. [Deze tweede zin mag je niet weglaten, want dat gaat over de voorstelling en die moest je er volgens de vraag bij betrekken]
Red de natuur! Het rechteraffiche is in 1988 voor Greenpeace gemaakt door Kafak, pseudoniem van Eddie Greidanus. Vraag 5. Bespreek twee boodschappen die dit affiche wil uitdragen. Let op! Je moet dus twee dingen doen! En de vraag gaat over de gehele poster, dus ook over de tekst! Toegevoegde uitbreiding. Antwoord vraag 5. Twee van de volgende antwoorden: - Het affiche waarschuwt voor de toenemende luchtvervuiling: straks moet iedereen een gasmasker dragen vanwege de slechte kwaliteit van de lucht. - De wereld wordt onmenselijk en/of mensen worden anoniem (als er niet wordt ingegrepen). - De mensen kunnen zelf bijdragen aan een betere wereld als ze Greenpeace helpen om de lucht- en milieuvervuiling te stoppen.
Red de natuur! Greenpeace betrekt de beschouwer meer bij de boodschap dan het affiche van Milieudefensie. Dat komt vooral door de vormgeving van het affiche rechts. Vraag 6. Noem drie aspecten van de vormgeving die bijdragen aan dit effect. NB Laat de tekst buiten beschouwing. Let op! Je mag het in je antwoord dus niet hebben over de teksten! Bovendien gaat de vraag over vormgeving en niet over de voorstelling! En de vraag gaat over het rechter plaatje, dat staat in de inleiding. Lees die altijd! Antwoord vraag 6. Drie van de volgende antwoorden: - de krachtige/harde/gestileerde vormen - het close-up karakter (met heel sterke afsnijdingen) - het sterke zwart-witcontrast - de zwarte (rouw)rand om het affiche.
Let op! Niet gaan praten over de donkere kleur van het vilt en zelf een relatie verzinnen met longkanker ofzo. Dat is allemaal eigen interpretatie en daar wordt niet naar gevraagd! Er staat in de vraag niets over voorstelling of vormgeving, dus je mag het over beide hebben! Red de natuur! Hedendaagse vormgevers reageren ook op het milieuprobleem. Zo is Myrthe Mandemakers in 2009 afgestudeerd met het product Wandlongen. Op de afbeelding linksboven zie je een set van twee objecten die aan de wand gehangen moeten worden. Metalen frames zijn bekleed met vilt. In de openingen zit aarde, waarin planten kunnen groeien. Op de afbeelding rechtsboven zie je een detail met varens. Mandemakers noemt haar object Wandlongen. Vraag 7. Verklaar deze titel aan de hand van drie aspecten van het werk.
Let op! Je hebt inmiddels gemerkt dat je deelantwoorden: - altijd op een nieuwe regel moet beginnen - altijd moet markeren (met een streepje (-) of puntje (•) Antwoord vraag 7. De titel van het werk is: Wandlongen Drie van de volgende antwoorden: - Het object is bedoeld om tegen de wand te hangen. (Zo simpel kan het soms zijn!) - Het werk bestaat uit twee gespiegelde vormen die op longen lijken. - De bolvormige zakjes kunnen opgevat worden als longblaasjes. - Planten in de zakjes nemen kooldioxyde op en zetten dat om in zuurstof: er wordt als het ware geademd. - Er is een ‘luchtpijp’ met vertakkingen te zien.
Red de natuur! Mandemakers benadert de milieuproblematiek op een andere manier dan de makers van de affiches. Vraag 8. Geef aan in welk opzicht haar aanpak fundamenteel anders is.
Antwoord vraag 8. Het antwoord moet de volgende strekking hebben: Mandemakers wil niemand bang maken: ze zoekt een creatieve of ludieke ‘oplossing’ voor de milieuvervuiling: een esthetisch product dat suggereert dat het de lucht zuivert (een luchtig grapje).
Nu twee vragen, 9 en 10, waarbij je, zoals altijd, eerst goed moet kijken en lezen (dus ook de inleiding) en dan pas antwoorden. Deze twee vragen zijn twee verschillende vormen van het geven van een beschrijving. Links zie je een kapel in Rome, die omstreeks 1650 werd ingericht door Gianlorenzo Bernini. Hij bouwde een groot altaar met een nis, waarin hij een marmeren beeld plaatste van de Spaanse heilige Theresa van Avila, die een goddelijk visioen (bovennatuurlijke verschijning/openbaring) kreeg. Rechts zie je een detail: de beeldengroep in de nis. Vraag 9. Beschrijf de voorstelling die je ziet binnen de nis.
Antwoord vraag 9. Door de onderste helft van de nis ligt diagonaal een wolk. Daarop ligt de heilige non Theresa schuin achterover naar rechts. Zij komt met haar ogen tot de helft van de nis op een kwart van de rechter rand. Ze heeft haar ogen gesloten en mond open, alsof ze in extase is. Haar gewaad heeft diepe plooien die door de wind bewogen lijken te worden. Achter de benen van de non, net links van het midden, staat een glimlachende engel op de wolk. Ze staat in driekwart stand naar ons gekeerd. Ze komt met haar borst tot de helft van de nis en houdt met de linkerhand (schuin naar beneden en vóór haar) het kleed van de non vast. In haar rechterhand houdt ze een pijl vast. Deze arm is naar achter gestrekt (horizontaal, vlak boven de middellijn). Ze staat klaar om de non met de pijl te treffen. Achter deze beeldengroep waaieren, uit een onzichtbare lichtbron boven in de nis, gouden stralen naar beneden uiteen.
Theresa schreef over haar visioen dat zij een engel zag, die uit de hemel neerdaalde en haar met een pijl doorboorde. De verwonding veroorzaakte niet alleen lichamelijke, maar ook geestelijke pijn en zij voelde zich vervuld van een vurige liefde tot God. Vraag 10. Noem drie aspecten van de voorstelling die verwijzen naar dit visioen.
Antwoord vraag 10. Drie van de volgende aspecten: - Een (gevleugelde) engel richt een pijl op Theresa. - Theresa heeft een extatische gezichtsuitdrukking, of valt in zwijm (met haar hoofd achterover). - Theresa zweeft, of bevindt zich op een wolk. - Er komen gouden lichtstralen van boven (uit de hemel).
Tot slot drie vragen over dit kunstwerk. Ook van abstracte beelden kun je een beschrijving geven, alleen niet van de voorstelling, want die is er niet. Vraag 11. Geef een volledige beschrijving van de opbouw van de vorm van dit beeld. Antwoord vraag 11. - Het beeld bestaat uit kubussen en balkvormen. Twee verspringende balkvormen, verbonden door een kleine kubus vormen, een soort ‘paal’. Op deze paal is op het uiterste hoekje een grote kubus, ook met een heel klein deel, gemonteerd. - Aan deze grote kubus zijn drie kleine kubussen schuin bevestigd. Ze zitten slechts met een klein deeltje aan elkaar vast. - Het geheel lijkt in wankel evenwicht te zijn.
Ook al heeft dit beeld geen voorstelling, toch ‘gaat’ het ergens over. Vraag 12. Dit beeld gaat over het contrast stabiel-labiel. Leg dat uit. Antwoord vraag 12. - stabiel: de gebruikte vormsoort: kubusvorm en balkvormen labiel: de plaatsing van de vormen: op het randje of: - labiel: de bevestiging van de vormen aan elkaar met slechts een klein stukje of een ribbe. Toegevoegde uitbreiding. Vraag 13. Geef nog een ander onderwerp waar dit beeld over zou kunnen gaan. Antwoord vraag 13. In dit beeld wordt ‘vallen’ uitgebeeld (van een kubus).
Wat je moet begrijpen, kennen en kunnen na het aandachtig bestuderen van deel twee van deze powerpoint, de vragen en antwoorden. • Je weet dat óók de inleiding van een vraag informatie geeft: de vraag gaat óók over de inleiding op de vraag. • Je kunt kijken en beschrijven wat je ziet. • Je kunt dat in goed en genuanceerd Nederlands. • Je weet dat een goed antwoord bestaat uit twee delen: je doet eerst een bewering, daarna voeg je een uitbreiding toe. Je kunt deze regel ook toepassen! • Een uitbreiding kan bestaan uit: een (of meer) argumenten, gevolgen, voorbeelden, uitleggen. • Je weet dat je deelantwoorden op een vraag altijd op een nieuwe regel moet beginnen en moet markeren (met een - of •). • Je weet nu echt heel goed het verschil tussen vragen over voorstelling en vormgeving.