Temporele structuur van teksten Henriëtte de Swart Variatie in Betekenis.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Redekundig ontleden Over waarom, wat en hoe....
Advertisements

Spelling en Schrijven en formuleren hoofdstuk 1,2&3
Grammar Chapter 4 – G3 Aangeplakte vragen = Question tags.
Het werkwoordelijk gezegde
Haar moeder, de Koningin, noemde men Ze woonde in een klein landje en haar vader was Er was eens een wondermooie prinses en ze noemden haar... Ze woonden.
De schaduw van Jan Harrie Geelen Querido.
De samengestelde zin.
Joringel lette niet op haar en bekeek de kooien met de vogels.
Zoeken met behulp van life events Joyce Karreman 9 februari 2010.
Wat zeggen leestoetsen over het leesproces?
Fouten met verwijswoorden
Redeneren over bronnen
Tijd lexicaal aspect grammaticaal aspect.
Taal en cognitie: Optimaliteitstheorie Henriëtte de Swart.
THEORIE LEESVAARDIGHEID IN BEELD
Compositionaliteit, bereik en lambda’s
Dynamische Semantiek Voor beginners Henriëtte de Swart.
De studie van betekenis
Dynamische Semantiek Henriëtte de Swart.
Vragen, Opmerkingen, ….
Tijd en aspect in DRT: een eerste set regels
Tijd en aspect in teksten: Deel II
tijd lexicaal aspect aktionsart lokalisering op tijdsas
De uil vloog in een struik en direct kwam er een kromme, oude vrouw uit tevoorschijn.
Wanneer het maantje in het kooitje schijnt, maak los Zachiël, op het juiste moment ".
Natuurlijke-Taalinterfaces Week 7 Discourse Representation Theory.
Conditioneel Compatibilisme
Er was eens een oud kasteel midden in een diep en donker bos.
Eindelijk kwam de oude vrouw terug en zei met een doffe stem :
In het midden lag een grote dauwdruppel, zo groot als de mooiste parel.
Hij zocht tot aan de negende dag. Vaak liep hij rond het kasteel, maar hij kwam nooit te dichtbij.
In het midden lag een grote dauwdruppel, zo groot als de mooiste parel.
Nu kon de heks niet meer toveren, en Jorinde stond weer voor hem.
Het was een mooie avond. Jorinde was in een nachtegaal veranderd die tuwiet, tuwiet zong.
De zon stond nog maar half boven de berg en voor de helft was ze al onder.
Ze kon dieren en vogels naar zich toe lokken. Dat kooitje bracht ze dan naar een zaal van haar kasteel.
Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
Jorinde zong : Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren.
Lange termijn gevolgen van levende nierdonatie
MET DANK AAN COLLEGA’S IN DEN LANDE ! vee 2012
Grammatica Nederlands
Nederlands Woordsoorten.
Daar was de heks bezig de vogels in hun zevenduizend kooien te voeren.
" Pas op ", zei Joringel, " dat je niet te dicht bij het kasteel komt ".
In Uw licht zien wij het Licht
Guy Janssens Een van de leukste cursussen die ik bij de Open Universiteit gevolgd heb! Guy Janssens
Proeftoets periode 1 4 havo.
4 VWO / HAVO Laagland, Module 4.
De koning van de kikkers
Ze kon dieren en vogels naar zich toe lokken. Wanneer het maantje in het kooitje schijnt, maak los Zachiël, op het juiste moment ".
Semantische Complexiteiten van Natuurlijke Taal Cf. Jurafsky & Martin, Ed. 1: Sectie 14.4 (Ed. 2: Sectie 17.4)
Lexicaal en grammaticaal aspect
Semantiek De studie van betekenis. Vragen Wat is betekenis? Betekenis van wat?
Joringel werd heel blij, raakte de deur aan met de bloem en de deur sprong open.
Tijdsadverbia in zinnen en teksten Henriëtte de Swart Variatie in Betekenis.
Lexicaal en grammaticaal aspect
Aspect en Temporele structuur van teksten
Aspect en Temporele structuur van teksten
Temporele structuur van teksten Henriëtte de Swart Variatie in Betekenis.
Tijdsadverbia in zinnen en teksten
De verleden tijd - imparfait
Wat zijn verwijswoorden en hoe gebruik je die?
Onderzoeksvaardigheden 3
Oefententamen Twee groepen Iedereen geeft antwoord; A, B, C of D
Ik ben 10 jaar Ja ik ga vandaag voor het eerst naar de heksen school. Het is ver lopen maar later kan ik vliegen en hoef ik niet meer te lopen. En later.
Kinderen van het Licht Wandel in het Licht II. 1 Thess.5:1Maar wat de tijden [?] en de gelegenheden [?] betreft, broeders, is het voor u niet nodig dat.
Een tijdlijn maken met ICT
Verbanden en signaalwoorden
Coherentierelaties annoteren
Natuurlijke-Taalinterfaces
Transcript van de presentatie:

Temporele structuur van teksten Henriëtte de Swart Variatie in Betekenis

Aspectuele klasse Vendler (1967), Verkuyl et al. (2004), etc. States: Jan is ziek, Sofia houdt van katten Processes (activities): Jan zwemt, Sofia schrijft brieven, Anna duwt een kar. Events (Accomplishments+ achievements): Jan eet een appel, Sofia schrijft een brief, Anna komt binnen, Jan bereikt de top, Sofia won de race.

Grammatikaal aspect Slavische prefixen en suffixen (Russisch, Pools): perfectief/imperfectief contrast. Engelse progressive: she ate/was eating an apple. Frans: Passé Simple (perf), Imparfait (imp). Perspectief op situatie (intern/extern, in ontwikkeling/compleet): zinsniveau. Optioneel: geen grammaticaal aspect in Nederlandse OVT.

Aspect en Discourse Stelling: we gebruiken aspectuele verschillen in de temporele opbouw van discourse. Achtergrond: we praten niet in ‘losse’ zinnen, maar samenhangende reeksen zinnen: discourse (monoloog/dialoog/tekst). Centrale notie: discourse coherentie.

Discourse coherentie Wat bepaalt discourse coherentie? Over wie hebben we het, en wat zeggen we over onze discourse referenten?  Individuen als ‘kapstok’ voor samenhang. Natuurlijke volgorde van presentatie van gebeurtenissen: en toen en toen en toen.  links-rechts volgorde  gebeurtenissen die elkaar opvolgen in tijd.

‘natuurlijke’ volgorde Hanna werd wakker, rekte zich nog eens uit, en sprong kwiek uit bed. Zij nam een douche, ontbeet met een crackertje, en stapte om 8 uur op de fiets om naar het werk te gaan. ???Zij nam een douche, rekte zich nog eens uit, ontbeet met een crackertje, en sprong kwiek uit bed. Hanna werd wakker, stapte om 8 uur op de fiets om naar haar werk te gaan en nam een douche. Zinnen in tekst: S1, S2, … Sn betekent temporele structuur zodanig dat e1 < e2 < e3, … e n.

Events en states Hanna werd wakker, en rekte zich nog eens uit. De zon scheen voorzichtig door de gordijnen heen, buiten floot een vogeltje, en het rook naar jasmijn. Hanna sprong kwiek uit bed, en nam een douche. e1 < e2 0 s3, a4, s5, e2 < e6 < e7. States/activities drukken geen sekwentie uit, maar overlap in tijd. Verandering van volgorde weinig consekwenties voor coherentie (geen verandering van temporele structuur). Eerstvolgende event drukt temporele sekwentie uit t.o.v. laatst genoemd event.

Conclusie 1 In het Nederlands: geen invloed van grammaticaal aspect in ovt. Situatie aspect bepaalt temporele structuur discourse. Events: voorgrond, actie, handeling. States/activities: achtergrond, beschrijving. Events zorgen voor narratieve voortgang in tijd, states/activities zorgen voor narratieve stilstand.

Grammaticaal aspect Smith: in het Russisch geven perfectieve zinnen narratieve vooruitgang aan (temporele sekwentie). On vošel, otkryl okno, I vyšel. Hij kwam perf binnen, opende perf het raam, en ging perf naar buiten.

Imperfectief aspect Smith: in het Russisch geven imperfective zinnen temporele overlap aan, achtergrond informatie. Kogda ja vošel, on slušal radio I gotovil zavtrak. Toen ik binnenkwam perf, luisterde imp hij naar de radio en maakte imp hij het ontbijt klaar.

Frans Anne entra. Sophie monta l’escalier. (entra ps < monta ps ) Anne entra. Sophie montait l’escalier. (entra ps 0 montait imp ) Passé Simple: voortgang in narratieve tijd, gebeurtenis, dynamisch. Imparfait: statische beschrijving, temporele overlap met een gegeven moment (anaforisch), achtergrond informatie.

Conclusie 2 In talen met een perfectief/imperfectief onderscheid bepaalt grammaticaal aspect de temporele structuur van de discourse. Perfectieve vormen drukken gebeurtenissen uit, en zorgen voor narratieve sekwentie. Imperfectieve vormen drukken toestanden/processen uit, en zorgen voor temporele overlap.

Incrementele interpretatie Incrementele interpretatie: toevoegen van nieuwe informatie aan oude. Taal niet symmetrisch: links-rechts asymmetrie. Zinnen later in discourse geïnterpreteerd in de contekst gecreëerd door eerdere zinnen.

Modellering: DRT Jan houdt van Petra. Discourse representation structure (DRS) in Discourse Representation theory (DRT). u, v Jan=u Petra=v u houdt-van v discourse referenten discourse condities drs

Incrementele informatie Update van DRS: nieuwe zin breidt DRS uit. Jan houdt van Petra. Zij is zijn baas. Jan i houdt van Petra j. Zij j is zijn i baas. Tweede zin wordt geïnterpreteerd in de contekst van de eerste: update van DRS.

Update van DRS Jan i houdt van Petra j. Zij j is zijn i baas. u,v, w, x Jan = u Petra = v u houdt van v zij = w zijn = van x w=v x = u v is baas van u anafora resolutie

Anafora resolutie Zij, zijn: persoonlijke voornaamwoord (pronomen). Anaforisch: voor hun interpretatie afhankelijk van andere referentiële uitdrukking. Anafora resolutie: oplossing van referentiële afhankelijkheid.

Temporele anaforen Partee (1979, 1984): tense is ook een anafoor. Temporele referentie alleen in contekst vast te stellen. Van statische (zins) semantiek van aspect (Verkuyl, Smith) naar dynamische (tekst) interpretatie van temporele structuur op discourse niveau (update van DRS).

Temporele DRT Hanna werd wakker. u, e1, n, t1 Hanna = u t1 < n e1  t1 e1: u wordt wakker discourse Referenten n: now t1: referentietijd e1 drs condities verleden tijd: t1 < n

Incrementele interpretatie Hanna i werd wakker Zij i rekte zich uit. u, v, e1, t1, e2, t2, n Hanna = u t1 < n e1  t1 e1: u wordt wakker zij = v v = u t2 < n e2  t2 e1 < e2 e2: v rekt zich uit pronomen resolutie temporele afhankelijkheid

Discourse regel event (NL) Bepaal op grond van situatie aspect of de zin een event beschrijft (accomplishment, achievement). Als een zin een event beschrijft, introduceer een nieuwe event variabele in het universum van discourse referenten. Introduceer een relatie < tussen dit event en het laatst geïintroduceerde event in de DRS.

States Hanna werd wakker. De zon scheen voorzichtig door de gordijnen. u, v, e1, t1, n, s2, t2 Hanna = u t1 < n e1  t1 e1: u wordt wakker de zon = v s2 0 t2 e1  s2 s2: v schijnt temporele afhankelijkheid

event – state - event Hanna werd wakker. De zon scheen voorzichtig door de gordijnen. Zij sprong uit bed. Verkorte DRS! u,v,w,e1,t1,s2,t2,e3,t3,n t1 < n e1  t1 e1: u wordt wakker e1 0 s2 s2: v schijnt e1 < e3 e3: u springt uit bed opeenvolgingsrelatie tussen events

Toepassing op Frans Niet situatie aspect, maar grammaticaal aspect bepaalt discourse structuur. Passé Simple: de zin beschrijft een event; volg de discourse regels voor events. Imparfait: de zin beschrijft een state (process); volg de discourse regels voor states.

Passé Simple Anne entra (ps). Sophie monta (ps) l’escalier. Verkorte drs! u,v,n,e1,t1,e2,t2 Anne=u t1 < n e1  t1 e1: u komt binnen Sophie = v e2: v gaat naar boven e1 < e2 PS introduceert event opeenvolging van events

Passé Simple + Imparfait Anne entra (ps). Sophie montait (imp) l’escalier. Verkorte drs! u,v,n,e1,t1,s2,t2 Anne=u t1 < n e1  t1 e1: u komt binnen Sophie = v s2: v gaat naar boven e1 0 s2 PS introduceert event overlap event met state Imparfait introduceert state

Beperkingen van DRT (i) Niet altijd temporele opeenvolging met events. Soms gelijktijdigheid (e1 0 e2). Het was een prachtig concert (s1). Pauline zong een opera (e2), en Jan speelde de begeleiding op de piano (e3). Le concert était magnifique (s1). Pauline chanta un opéra (e2), et Jean l’accompagna au piano (e3).

Beperkingen van DRT (ii) Niet altijd temporele opeenvolging met events. Soms zelfs omgekeerde volgorde (niet altijd!!). Pauline botste tegen Jan aan (e1). Hij viel (e2). e1 < e2 Jan viel (e1). Pauline botste tegen hem aan (e2). e2 < e1 Pauline poussa Jean (e1). Il tomba (e2). e1 < e2 Jean tomba (e1). Pauline le poussa (e2). e1 < e2 Jean tomba (e1). Pauline l’avait poussé (e2).

Rhetorische structuur Asher & Lascarides (1993): aspect onderspecificeert temporele structuur. Rhetorische relatie tussen zinnen bepaalt temporele structuur. Aspect maakt bepaalde rhetorische relaties mogelijk, andere niet. Relatie tussen aspect en temporele structuur: indirect.

Narratie Narration: De default discourse relatie die een nieuwe zin  aangaat met een al verwerkte zin  is die van narration. Als Narration ( ,  ), dan e  < e . Pauline botste tegen Jan aan (e1). Hij viel (e2). Narration, dus e1 < e2

Omgekeerde volgorde Lexicale regel: als de events waarin x duwt/botste tegen y en y valt in een coherentierelatie verbonden zijn, dan veroorzaakt duwen/botsen het vallen. Oorzaak gaat vooraf aan gevolg: als e1 veroorzaakt e2, dan *niet* e2 < e1. Jan viel (e1). Pauline botste tegen hem aan (e2). Causale relatie, dus e2 < e1

Geen omgekeerde volgorde PS Pauline poussa Jean (e1). Il tomba (e2). e1 < e2 Jean tomba (e1). Pauline le poussa (e2). e1 < e2, *niet* e2 < e1 Jean tomba (e1). Pauline l’avait poussé (e2). e2 < e1 Beperking op PS: *niet* e2 < e1.

Elaboratie Elaboratie is een onderschikkende discourse relatie, waarbij details (deel events) worden gegeven van een grotere gebeurtenis. Elaboration ( ,  )  Proper-part-of (e , e  ). Proper-part-of (e 1, e 2 )  e 1  e 2.

Elaboration (vb) Het was een prachtig concert (s1). Pauline zong een opera (e2), en Jan speelde de begeleiding op de piano (e3). Le concert était magnifique (s1). Pauline chanta un opéra (e2), et Jean l’accompagna au piano (e3). Geen schending van beperking op PS, dus PS zowel Narration als Elaboration.