Basiscursus Taalkundig Onderzoek Tweetaligheid Basiscursus Taalkundig Onderzoek
maak een onderscheid tussen individuele - maatschappelijke tweetaligheid individual – societal bilingualism taalvaardigheid – taalgebruik language ability – language use degree – function
soorten tweetaligen Bloomfield 1933: the native-like control of two or more languages extreem en maximaal wat is 'control'? wie is de moedertaalspreker? Diebold (1964): minimale vaardigheid in T2 (incipient bilingualism) gevaar: willekeurige grens tussen tweetaligen - ééntaligen op basis van de soort en mate van taalvaardigheid alternatief: categoriseren op basis van gebruik van talen
6 dimensies classificatie leeftijd (simultaneous, sequential, late) vaardigheid (incipient, receptive, productive) evenwicht tussen talen (balanced, dominant) ontwikkeling (ascendant, recessive) context verwerving en gebruik keuze en omstandigheden (elective - circumstancial)
4 vaardigheden mondeling schriftelijk receptief luisteren lezen productief spreken schrijven denken ?
2 visies op individuele tweetaligheid eentalige of gefragmenteerde visie tweetalige bestaat uit 2 eentaligen eentalige is referentiepunt holistische visie tweetalige is geen som van eentaligen meer aandacht voor algemene communicatieve competentie in plaats van grammaticale correctheid
gesprekspartners / targets gezin familie collega’s medestudenten vrienden kennissen buren leerkrachten kinderen ambtenaren politieagent locale authoriteiten nationale overheden koning(in) kerkleiders medegelovigen
domeinen winkelen audiovisuele media gedrukte media theaterzaal discotheek kroeg sportclub religieuze bijeenkomst vrije tijd vergadering verhoor ICT / internet school colloquium
functionele tweetaligheid taalgebruik in een reeks situaties wanneer, waar en met wie worden de twee talen gebruikt (Fishman 1965) wie is de spreker? wie is de luisteraar? wat is de situatie? wat is het onderwerp? wat is het doel?
enkele termen uit de literatuur achieved / successive bilingualism: verwerving tweetaligheid na kinderjaren (T2 na T1) ascribed / simultaneous bilingualism: verwerving T2 op zeer jonge leeftijd (T1 en T2 tegelijkertijd) compound bilingualism: T1 en T2 tegelijkertijd, men dacht dat T1 en T2 in hersenen afhankelijk van elkaar waren co-ordinate bilingualism: twee talen in verschillende en gescheiden omgevingen verworven, men ging ervan uit dat mentale representatie onafhankelijk was
diagonal B: dialect met niet-verwante standaardtaal vertical B: taal + dialect (of zeer verwante andere taal) horizontal B: de twee talen hebben dezelfde status primary B:T1 en T2 op natuurlijke manier secondary B: T2 via onderwijs geleerd receptive B: in T2 alleen lezen en luisteren productive B: lezen, luisteren, schrijven en spreken T2 incipient B: eerste stadia van tweetaligheid waarbij T2 nog niet sterk ontwikkeld is
dominante taal: de taal met de grootste vaardigheid en/of gebruik eerste taal (T1) eerste taal die verworven werd meest gebruikte taal taal waarin hoogste vaardigheid dominante taal tweede taal (T2) tweede in volgorde verwerving taal waarin lagere vaardigheid via instructie geleerde taal taal die minder gebruikt wordt
moedertaal taal geleerd van moeder de eerst geleerde taal (T1) de best beheerste taal tijdens hele leven de taal van het gebied de meest gebruikte taal de taal waar de persoon het positiefst tegenover staat (attitude)
meten van meertaligheid doel distributie: bijv. aantal sprekers minderheidstalen, in welke gebieden? selectie, bijv. voor onderwijs, jobs, onderzoek oordeel vellen over taalvaardigheid feedback voor leerders enorme batterij aan testen en vragenlijsten
enkele soorten testen taalachtergrondschalen (zelfbeoordeling): meten het gebruik zelfbeoordeling vaardigheid meten van taalevenwicht en dominantie communicatieve taaltoetsen norm referenced test: prestatie wordt vergeleken met die van anderen criterion referenced test: profielen van taalvaardigheid
Diglossie Fergusson (1959): taal + dialect Charles A. Fergusson Diglossie Fergusson (1959): taal + dialect Fishman (1967): 2 talen in zelfde regio H = variëteit met sociaal prestige gebruik in onderwijs, godsdienst vaak meerderheidstaal taal elite L = andere variëteit vaak minderheidstaal Joshua Fishman
Context H L Thuis / familie √ Onderwijs Massamedia Handel Sociale en culturele activiteiten Brieven met familie en vrienden Brieven met overheid Religie
relatie diglossie - tweetaligheid
1: bijna iedereen spreekt H en L, bijv 1: bijna iedereen spreekt H en L, bijv. Paraguay met Spaans (H) en Guaraní (L) 2: diglossie zonder tweetaligheid, ene groep spreekt H, andere L (bijv. kolonies) of tweetalige landen met territorialiteitsprincipe (zonder H-L) 3: tweetaligheid zonder diglossie: sprekers zijn tweetalig, maar maatschappij niet (immigranten) 4: geen van beide: eentalige landen (bijv. Cuba, waar inheemse talen volledig verdwenen zijn en vervangen door Spaans)
enkele thema’s meertalig onderwijs attitudes tegenover talen motivatie om talen te leren rol ethniciteit politieke context