drs. C. B. M. Kamphuis, dr. F. J. Van Lenthe, dr. K. Giskes, dr. M

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
determinanten jeugd & overgewicht
Advertisements

Het belang van buitenspelen m.b.t. beweging en gezondheid
De sociale draagkracht van de dorpen in Borsele Frans Thissen Universiteit van Amsterdam.
Het schoolwelbevinden van Brusselse scholieren
Kwaliteit van leven bij dementie
De betekenis van vrijwilligerswerk voor kwetsbare ouderen
Onderzoek naar de effecten van het Thuisadministratie programma
De G4 op gezondheid uitgemeten
Centre for Effective Public Health In the larger Rotterdam area The Triumph of Zephyr and Flora Museo del Settecento Veneziano, Ca' Rezzonico, Venice.
(voordracht: Hein Raat)
Vitamine G1 Effecten van een groene omgeving op gezondheid, welzijn en sociale veiligheid J. Maas.
Jongeren met visuele beperking: persoonlijk netwerk en welbevinden
Levensvragen Over geluk…..
Groene en gezonde buurten: wonen nabij stedelijk groen
Hoe gezond ben ik?.
Sociaal-economische verschillen in (on)gezond gedrag en de rol van de omgeving: de GLOBE studie FJ van Lenthe, CBM Kamphuis, K Giskes, M Huisman, J Brug,
Jong geleerd, fout gedaan?
Ingrid Steenhuis & Els Van der Poel
Belangrijke dimensies van kinderarmoede
Cultuurparticipatie bij jongeren
Voeding vroeg in het leven; de nieuwste resultaten uit de ABCD-studie
Wie bereiken we met leefstijl internetinterventies en aanknopingspunten voor verbetering van bezoek en blootstelling Wendy Brouwer.
Kinesiofobie bij lage-rugpijn: kan het eenvoudig en toch ‘’evidence-based? Prof.dr. Rob Oostendorp, Nancy Demolon MSc, Olaf van der Zanden MSc, Prof dr.
Sociaal-economische verschillen in roken: de rol van de omgeving
Health promotion for a multi-ethnic population Presentatie op basis van promotie- onderzoek van Marieke Hartman Karien Stronks Sociale Geneeskunde, AMC/UvA.
Aarle-Rixtel inwoners Hoe gezond zijn de Laarbeekse jongeren en waar liggen de gevaren? Aantal 12 t/m 18 jarigen: % = 21 jongeren Respons:
Diversiteit, sociale cohesie en veiligheid in Amsterdamse buurtcombinaties 2003 en 2008 (work in progress) Floris Vermeulen Universiteit van Amsterdam.
Werkhervatting van zieke en niet-zieke werklozen. R. Steenbeek en K. Jettinghoff.
De vangnetpopulatie in de Ziektewet: kenmerken en risicofactoren voor langdurig verzuim Het onderzoek.
Overgewicht in deelgemeente Feijenoord Gea Schouten Afdeling Monitoring en onderzoek 8 februari 2011.
De rol van de fysieke en sociale leefomgeving. 1. GLOBE studie (vragenlijst) - Kern : verschillen in gezondheid - Onderzoek in 2 deelpopulaties - Resultaat:
2 Onderzoeksluik 3: Survey-studie Belangrijke factoren binnen het bio-psycho-sociaal redeneren in de gezondheids- en welzijnszorg in Vlaanderen. Presentatie:
Samenvatting  Sociaal-economische verschillen in ongezond gedrag  Voor een verklaring moet aan twee voorwaarden worden voldaan: 1.Een relatie met het.
Lid van de club. Doel deelproject 1 Verklaren individuele en/of geografische factoren de participatie in sportlidmaatschap Hoe inclusief zijn sportverenigingen.
Welkom bij de ‘Weet wat je eet en beweegt ’ quiz!
Echtscheiding en sociaal kapitaal in Vlaanderen Belinda Wijckmans, Maaike Jappens & Jan Van Bavel Interface Demography Vlaanderen Gepeild 2009 Brussel,
Zorg op maat voor kankerpatiënten; het voorkomen van nadelige effecten
Callcentermedewerkers.
Duurzame inzetbaarheid in de Zorg
Gezondheid en participatie
Middelengebruik bij jongeren in het speciaal onderwijs en in de residentiële jeugdzorg: de rol van individuele factoren, ouders en vrienden Annelies Kepper.
De Invloed van Populaire leeftijdgenoten op de Bereidheid van Adolescenten om Alcohol te Drinken: Een Experimentele Chat Room Studie Hanneke Teunissen,
Reshmi Marhe 1 Andrew Waters 2 Ben van de Wetering 3 Ingmar Franken 1 1 Erasmus Universiteit Rotterdam, Instituut voor Psychologie 2 USUHS, Dept of Medical.
Gerald Riedstra STOEIEN TUSSEN VADER EN KIND Onderzoek naar de psychometrische kwaliteiten van de Nederlandse versie van Rough and Tumble Play-Quality.
Determinanten en andere beïnvloedende factoren bij medicatiegebruik
Wat is een verstandelijke beperking en wat zijn de gevolgen ervan?
JONGEREN MET CRIMINEEL OF ANTISOCIAAL GEDRAG Effectieve of kansrijke vormen van behandeling en begeleiding Annelies Nuytten – 1BaTP B1.
Vermoeidheid staat in de top 5 van revalidatiedoelstellingen met de hoogste prioriteit voor visueel beperkte cliënten. Daarnaast komt uit wetenschappelijk.
Leeswijzer bij de bijlagen   In deze bijlagen bij het NVZ-strategiedocument Zorg voor 2020 zijn de belangrijkste grafieken en brondocumenten voor u geselecteerd.
Op weg naar een duurzaam zelfvoorzienend Someren.
Nieuwkoop, wat heb ik daar te zoeken?!? Jessica Megens Femke van Kampen Jord Klijn Joël Haasnoot Marije Spruit Kees Perquin.
Van inzicht… naar inzetbaarheid SGL. Inhoud 1.Inleiding 2.Resultaten onderzoek 3.Waar gaat het over? 4.Bedenken van acties 5.Stellen van prioriteiten.
Volwassenen- en ouderenmonitor GGD Gelderland-Zuid Ir. Meta Moerman & drs. ir. Jolanda Terpstra (epidemiologen)
Gezondheid telt! in Boxmeer Kernboodschappen voor lokaal beleid M van Bon-Martens en M Rutten 22 maart 2007.
Verhoogd risico, hoe leg je dat uit? Communicatie over cardio-metabool risico Dr. Liesbeth Claassen (i.s.m. Dr. Olga Damman)
Voorspellende factoren voor een verandering van gezondheid gerelateerde kwaliteit van leven gedurende 6,7 jaar in vrouwen met overgewicht Achtergrond:
METHODE 1.Zoekstrategie in de literatuur met termen als ‘shift work, night work, irregular working hours, body weights and measures, BMI and body mass’.
Maatschappelijke kosten en baten (MKBA) van re-integratie van mensen met grote afstand tot de arbeidsmarkt Prof Dr Alex Burdorf ism Dr Merel Schuring Afdeling.
Sportparticipat ie, gepercipieerd e veiligheid in de wijk en individuele cognities Annie minasian 1BaSw C.
Annelore Van der Eecken, Robin Kemper, Ilse Derluyn & Lieve Bradt
Prognostische factoren van chronische buikpijn bij kinderen in de eerste lijn
Persoonsgerichte zorg
Gezondheid en de omgevingswet r Fred Woudenberg Academische Masterclass Publieke Gezondheid en Veiligheid 2016 Alkmaar, 10 oktober 2016.
Finding ways to promote STI testing among the Afro-Caribbean community
Problemen van mantelzorgers die zorgen voor een oudere naaste
Samenwonen met volwassen kinderen met beperking: woon- en zorgaspecten
Mijn Positieve Gezondheid
WoON 2012 Differentiatie woningaanbod in aandacht wijken
SCHOOLZONES STIMULEREN VAN SPORT EN BEWEGEN DOOR EEN UITNODIGENDE, VEILIGE SCHOOLOMGEVING Dirk Dessing, Frank Pierik en anderen.
Transcript van de presentatie:

Sociaal-economische verschillen in bewegen en voeding - de rol van de leefomgeving De GLOBE studie drs. C.B.M. Kamphuis, dr. F.J. Van Lenthe, dr. K. Giskes, dr. M. Huisman, prof. ir. J. Brug, prof. dr. J.P. Mackenbach Afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg, Erasmus MC, Rotterdam

Deze presentatie Bewegen Onderzoeksvragen en methoden Resultaten Conclusie Voeding

Theoretisch model - GLOBE Sociaal-economische status (SES) Individuele SES (buurt SES) (On)gezond gedrag lichaamsbeweging voeding roken Buurtfactoren fysiek: veiligheid, aantrekkelijkheid, faciliteiten sociaal: sociale cohesie, sociaal netwerk Individuele factoren Individuele cognities, Theory of Planned Behaviour (attitude, sociale support, sociale norm, eigen-effectiviteit)

Specificiteit in uitkomstmaten Onderzoeksvragen Zijn er sociaal-economische verschillen in specifieke vormen van bewegen? Welke omgevingsfactoren zijn geassocieerd met bewegen en zijn deze scheef verdeeld over SES-groepen? In hoeverre dragen omgevingsfactoren bij aan de verklaring van sociaal-economische verschillen in bewegen? Specificiteit in uitkomstmaten

GLOBE – onderzoeksmethoden 1. Kwalitatief, exploratief onderzoek: focusgroepstudie 2. Literatuuronderzoek: wat is bekend over omgevingsdeterminanten van lichaamsbeweging en groente- en fruitconsumptie? 3. Kwantitatief onderzoek: grootschalige postenquête in 2004  voor kwantificeren van bijdrage omgevingsfactoren aan gezondheidsgerelateerd gedrag 4. Systematische audit van buurten: ‘objectief’ verzamelen van buurtkenmerken door veldstudie  het veld in!

SES, omgeving en bewegen

Kwalitatief onderzoek: focusgroepen Methoden Design: 2 groepen met laagopgeleiden uit minder welvarende buurten van Eindhoven (‘laag-SES’), 2 groepen met hoogopgeleiden uit welvarende buurten (‘hoog-SES’) Centrale vragen: Bewegen in vrije tijd? Waarom wel/niet? Spelen ook factoren die buiten u zelf liggen (‘omgeving’) een rol? Resultaten Overeenkomsten SES-groepen: Belang van support van familie en vrienden Verschillen: - Laag SES: buurt niet aantrekkelijk voor bewegen, onveiligheid, afstand tot sportvoorzieningen - Hoog SES: goede toegankelijkheid van sportfaciliteiten, bijv. op werk

Literatuurstudie: Omgeving-bewegen 47 studies van Medline, PsycInfo, Embase and Social scisearch Sociale steun en iemand hebben om samen mee te bewegen waren geassocieerd met veel beweeguitkomstmaten (wandelen in de buurt, fietsen, matig intensief bewegen, intensief bewegen/sporten, wandelen/fietsen voor vervoer, inactieve leefstijl). Minder consistent bewijs voor beschikbaarheid en toegankelijkheid van recreatieve faciliteiten; alleen voor wandelen wat bewijs voor aantrekkelijkheid van de omgeving Conclusie: bewijs voor fysieke omgevingsdeterminanten van bewegen is beperkt. (Source: Vos et al. (2007) Obesity Reviews)

Kwantitatief: GLOBE postenquête 2004 Vragenlijst per post - 16 pagina’s, 53 vragen N=6412, totale response 62% N= 4323, deelnemers uit 1991 (response 65%) N= 2054, nieuwe sample (response 55%) The

GLOBE postenquête 2004 SES: hoogst genoten opleiding, netto maandinkomen Gezondheidsgerelateerd gedrag: beweging (Squash-vragenlijst, Wendel-Vos et al., 2003), fruitconsumptie en groenteconsumptie (Bogers et al., 2004), roken (Mudde et al. 2000) Buurtfactoren:  esthetiek: “Mijn buurt is niet aantrekkelijk om te bewegen” faciliteiten: “Er zijn onvoldoende sportfaciliteiten bij mij in de buurt” veiligheid: “Het is onveilig in mijn buurt” sociaal netwerk, sociale cohesie, thuis voelen in de buurt (3 factoren uit factoranalyses van 13 items) Factoren m.b.t. huishouden: materiele en sociale deprivatie, financiële problemen, woonomstandigheden Individuele factoren: psychosociale cognities uit Theory of Planned behaviour (Fishbein & Ajzen, 1980), bijv. attitude, sociale norm, eigen-effectiviteit en intentie tot regelmatig bewegen (“minimaal 30 min/dag”)

Studie 1: SES - niet sporten SES: opleiding en inkomen Sporten: ‘nee, <10 min/week’ (N=1989), vs. ‘ja, minimaal >10 min/week’ (N=2021) Resultaten: Laag-SES 4x groter risico om helemaal niet te sporten dan hoog-SES (OR=4.34; 95% CI: 3.22-5.85; gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht) (Source: Kamphuis et al. (2008) Med Sci Sports Exerc, 40(1): 71-81.

Factoren geassocieerd met niet-sporten en met lage SES Sign. associatie met niet-sporten Geen associatie Buurt - Onveilige buurt, Onaantrekkelijke buurt, - Klein sociaal netwerk, Weinig sociale cohesie, Niet thuis voelen in buurt - Onvoldoende faciliteiten - Slecht weer Huishouden - Financiële problemen, - Sociale deprivatie - Geen auto in bezit Individuele cognities m.b.t. 30 min/dag bewegen Weinig positieve uitkomstverwachtingen (bijv. goed voor conditie, plezier in sporten, meer tevreden met lichaam) - Veel negatieve uitkomstverwachtingen (bijv. kost te veel tijd, kost te veel geld, bang voor blessures) - Weinig sociale steun, Geen sociale norm, Geen modelling door bekenden - Lage eigen-effectiviteit, - Geen/twijfel intentie

Factoren geassocieerd met niet-sporten en met lage SES met hoge SES Sign. associatie met niet-sporten Geen associatie Buurt - Onveilige buurt, Onaantrekkelijke buurt, - Klein sociaal netwerk, Lage sociale cohesie, Niet thuis voelen in buurt - Onvoldoende faciliteiten - Slecht weer Huishouden - Financiële problemen, - Sociale deprivatie - Geen auto in bezit Individuele cognities m.b.t. 30 min/dag bewegen - Weinig positieve uitkomstverwachtingen (bijv. goed voor conditie, plezier in sporten, meer tevreden met lichaam) - Veel negatieve uitkomstverwachtingen (bijv. kost te veel tijd, kost te veel geld, bang voor blessures) - Weinig sociale steun, Geen sociale norm, Geen modelling door bekenden - Lage eigen-effectiviteit, - Geen/twijfel intentie

Studie 1: SES - niet sporten ORs Model 1: age, sex Model 2: + neighbourhood Model 3: + household Model 4: + individual Model 5: + neighbourhood + household + individual 1 hoog 2 3 4 laag SES (Source: Kamphuis et al. (2008) Med Sci Sports Exerc, 40(1): 71-81.

Studie 1: SES – niet sporten Conclusies/aanbevelingen: Voor interventies/beleid Strategieën ter reductie van sociaal-economische verschillen in sporten moeten zich ook op omgevingskenmerken richten, met name op attractiviteit en veiligheid en de sociale omgeving Voor onderzoek Onderzoek nodig naar hoe factoren m.b.t. buurt, huishouden en individu elkaar beïnvloeden (Source: Kamphuis et al. (2008) Med Sci Sports Exerc, 40(1): 71-81.

Studie 2: Relatief belang van omgevings- en individuele factoren voor 2 sport-uitkomstmaten Twee uitkomstmaten sportdeelname (berekend uit duur/dag en frequentie/week): ‘ja, ten minste 10 minuten per week’ (50%) vs. ‘nee, sport helemaal niet’ ‘ja, sport naar aanbeveling’ (17%) vs. ‘nee, minder dan aanbeveling’ (aanbeveling = minimaal 20 minuten/dag op minimaal 3 dagen/week) Resultaten: ‘wel’ vs. ‘helemaal niet sporten’: Buurt belangrijk!  attractiviteit, veiligheid en de mate van sociale cohesie in een buurt  ook individuele cognities (attitude, sociale invloed, eigen-effectiviteit, intentie m.b.t. regelmatig bewegen) ‘naar aanbeveling’ vs. ‘minder dan aanbeveling’: Buurt niet belangrijk  geen associaties met buurtpercepties  sterke associaties met individuele cognities m.b.t. regelmatig bewegen - (Source: Kamphuis et al. (submitted) Br J Sports Med)

Studie 2: Relatief belang van omgevings- en individuele factoren voor 2 sport-uitkomstmaten Conclusies/aanbevelingen: Voor interventies/beleid Buurtkenmerken zijn mogelijk belangrijker in de overgang van ‘niet bewegen’ naar ‘iets bewegen’, dan van ‘minder bewegen dan de norm’ naar ‘voldoen aan de norm’ Voor onderzoek Specificiteit in uitkomstmaten belangrijk (Source: Kamphuis et al. (submitted) Br J Sports Med)

Studie 3: SES en recreatief wandelen door oudere volwassenen (55-75 jaar) SES: opleiding en inkomen Recreatief wandelen: ‘nee’ (31%), vs. ‘minimaal eens per week’ (69%) Resultaten: Lage-SES 1,6x groter risico om helemaal niet recreatief te wandelen (OR=1.67; 95% CI: 1.18-2.25; gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht). Gepercipieerde aantrekkelijkheid van de buurt droeg bij aan verklaring van deze SES-verschillen. Individuele cognities waren belangrijker Associatie tussen aantrekkelijkheid van de buurt en wandelen liep grotendeels via individuele cognities. (Source: Kamphuis et al. (submitted) IJBNPA)

Studie 3: SES (opleiding) en niet-wandelen ORs Model 1: leeftijd + geslacht Model 2: leeftijd + geslacht + aantrekkelijkheid buurt Model 3: leeftijd + geslacht + individuele cognities m.b.t. regelmatig bewegen 1 hoog 2 3 4 laag SES (Source: Kamphuis et al. (submitted) IJBNPA)

Studie 3: SES en recreatief wandelen door oudere volwassenen (55-75 jaar) Conclusies/aanbevelingen Een niet attractieve omgeving verklaarde een klein deel van de opleidingsverschillen; individuele kenmerken (eigenlijk alle ASE kenmerken) deden dat beter. Deze studie toont aan dat het verband tussen gepercipieerde esthetiek en wandelen deels verliep via individuele factoren, zoals de mate waarin mensen denken in staat te zijn regelmatig te bewegen (‘perceived behavior control’) (Source: Kamphuis et al. (submitted) IJBNPA)

Buurtpercepties en objectieve buurtkenmerken 1. Kwalitatief, exploratief onderzoek: focusgroepstudie 2. Literatuuronderzoek: wat is bekend over omgevingsdeterminanten van lichaamsbeweging en groente- en fruitconsumptie? 3. Kwantitatief onderzoek: grootschalige postenquete in 2004  voor kwantificeren van bijdrage omgevingsfactoren aan gezondheidsgerelateerd gedrag  Buurtfactoren zijn percepties, gerapporteerd door respondenten 4. Systematische beoordeling van buurten: ‘objectief’ inventariseren van buurtkenmerken m.b.v. beoordelingsinstrument  de buurt in!  Buurtfactoren zijn objectief, direct in de buurt gemeten

Systematische beoordeling van buurten Observaties in 14 buurten van Eindhoven ‘Omgevingsaudit’ = een systematische buurtobservatie, waarin kenmerken van de fysieke omgeving worden beoordeeld die gezondheidsgerelateerd gedrag kunnen bevorderen of belemmeren. Audit instrument ontwikkeld o.b.v. bestaande instrumenten

Methode: Buurtbeoordelingsinstrument Literatuurstudie van bestaande instrumenten Framework Pikora (2003, Soc Sc Med 56: 1693-1703)  specifieke kenmerken die in het auditinstrument werden gemeten: - Functionele/design kenmerken: aanwezigheid/kwaliteit fietspaden, aanwezigheid/kwaliteit wandelpaden, 30 km/zone - Sociale veiligheid: huizen te koop, leegstand huizen, voldoende straatverlichting, tekenen van drugs- of alcoholgebruik - Verkeersveiligheid: aanwezigheid van zebra’s, stoplichten, verkeersdrempels - Aantrekkelijkheid: graffiti, vuil/rommel op straat, staat/onderhoud bebouwing, , staat/onderhoud tuinen, staat/onderhoud groenvoorzieningen - Bestemmingen: winkels/diensten, bus/tramhalte

Methode: Buurtbeoordelingsinstrument Beoordeling van veertien buurten in Eindhoven: Zeven ‘achterstandbuurten’, zeven welgestelde buurten Lijst van alle straten in de buurt (variërend van 17-76) Voor elke buurt: 10% van alle straten werd willekeurig geselecteerd om beoordeeld te worden (minimaal vijf straten) Totaal 75 straten

Methode: Buurtbeoordelingsinstrument Berekening van objectieve scores voor veertien buurten van Eindhoven: Scores op ieder item werden van straatniveau geaggregeerd naar buurtniveau Somscores voor functioneel design, sociale onveiligheid, verkeersonveiligheid, buurtaantrekkelijkheid en bestemmingen (gebaseerd op 4-7 items)  werden voor analyses gedichotomiseerd in hoog/laag

Methode: Buurtbeoordelingsinstrument Berekening van objectieve scores voor veertien buurten van Eindhoven: Scores op ieder item werden van straatniveau geaggregeerd naar buurtniveau Somscores voor functioneel design, sociale onveiligheid, verkeersonveiligheid, buurtaantrekkelijkheid en bestemmingen (gebaseerd op 4-7 items)  werden voor analyses gedichotomiseerd in hoog/laag ...in hoeverre komen objectieve scores overeen met percepties??

Onderzoeksvraag: Buurtpercepties en objectieve buurt Individuele SES Waargenomen buurtkenmerken - aantrekkelijkheid - veiligheid Objectieve buurtkenmerken - functioneel design -sociale veiligheid aantrekkelijkheid -verkeersveiligheid bestemmingen Onderzoeksvraag: In hoeverre dragen objectieve buurtkenmerken bij aan de verklaring van SES verschillen in waargenomen buurtkenmerken en in welke andere factoren spelen een rol bij het vormen van buurtpercepties?

Studie 1: SES - buurtpercepties SES: opleiding en inkomen Uitkomstmaten: Perceptie “Buurt is onaantrekkelijk” (1 item) Perceptie “Buurt is soms onveilig” (somscore van 3 items) (gerapporteerd door N=814 postenquête-respondenten die in veertien beoordeelde buurten van Eindhoven wonen) Resultaten: Laag-SES bijna 2x grotere kans om buurt als onaantrekkelijk te zien (OR=1.75; 95% CI: 0.85-3.58) en 3x grotere kans om buurt als onveilig te zien (OR=2.97; 95% CI: 1.55-5.67) (gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht) (Source: Kamphuis et al., in preparation)

Factoren geassocieerd met perceptie van onaantrekkelijke buurt en onveilige buurt en met SES Significante associaties Geen associatie Perceptie van onaantrekkelijke buurt Perceptie van onveilige buurt Objectieve buurt kenmerken - buurtaantrekkelijkheid - verkeersveiligheid - bestemmingen - functioneel design - sociale veiligheid Zelf-gerapporteerde factoren - sociale cohesie in buurt - depressie/ nervositeitscore - negatieve ‘life-events’ - algemene gezondheid - sociaal netwerk

Resultaten: SES – waargenomen buurtonaantrekkelijkheid ORs Model 1: leeftijd + geslacht Model 2: leeftijd + geslacht + objectieve buurtkenmerken Model 3: leeftijd + geslacht + zelf-gerapporteerde sociale buurt en psychosociale factoren 1 hoog 2 3 4 laag SES

Resultaten: SES – waargenomen buurtonveiligheid ORs Model 1: leeftijd + geslacht Model 2: leeftijd + geslacht + objectieve buurtkenmerken Model 3: leeftijd + geslacht + zelf-gerapporteerde sociale buurt en psychosociale factoren 1 hoog 2 3 4 laag SES

Conclusies: Perceived and objective neighbourhood ‘Objectieve’ score van buurtaantrekkelijkheid blijkt goede voorspeller van percepties van mensen van hoe aantrekkelijk en ook van hoe veilig hun buurt is Goed aangrijpingspunt voor gezondheidsbevordering en voor de reductie van sociaal-economische buurtverschillen. Ook de sociale cohesie in de woonomgeving droeg bij aan verklaring van SES verschillen in een perceptie van een onaantrekkelijke omgeving  pleit voor bottom-up benadering

Samenvatting: SES-beweging Onderzoek op dit terrein is nog jong. Een attractievere en veiligere buurt lijken geassocieerd te zijn met meer bewegen (wandelen, fietsen, sporten) en mensen van een lagere sociaal-economische achtergrond lijken vaker te worden blootgesteld aan een minder aantrekkelijke en onveiliger omgeving. Sociale buurtomgeving ook belangrijk (sociale cohesie, netwerk) Buurtomgeving levert beperkte maar significante bijdrage. Individuele factoren kunnen ook SES-verschillen in beweging deels verklaren en resultaten suggereren dat invloed van omgeving deels via individuele factoren loopt. Andere omgevingskenmerken moet onderzocht worden.

SES, buurtkenmerken en beweging Vragen?

SES, omgeving en voeding

Aanleiding van onderzoek naar SES, omgeving, voeding Vaak gedacht: lagere sociaal-economische groepen eten minder gezond, want gezonde voeding is : minder goed beschikbaar, duurder van mindere kwaliteit (m.n. uit onderzoeken uit de UK en US) Macintyre: food deserts  Maar is dit in Nederland ook zo?

Kwalitatief onderzoek: focusgroepstudie Resultaten Overeenkomsten SES-groepen: Sociale steun van familie en vrienden Beschikbaarheid van groente en fruit in het huishouden en in winkels is goed Lage SES Verse groenten en fruit werden duur gevonden, maar blikgroenten en ingevroren groenten ook goed alternatief (en vaak goedkoper)

Literatuurstudie Belangrijkste resultaten 24 studies voor groente- en fruitconsumptie UK (N=8), USA (N=7), Europa (N=7), Australië (N=2) 21 studies voor verzadigd vet, totale vet en energie inname USA (N=11), UK=2, Europa= (N=5) Canada/Australië/Israël (N=4) Allemaal cross-sectioneel design  geen causale relaties

Literatuurstudie Conclusies Beperkt aantal studies voor specifieke associaties  moeilijk conclusies te trekken Groente- en fruitconsumptie: inkomen van het huishouden, buurt SES Vet en energie inname: werkdruk, portiegrootte, wel/niet samenwonen met anderen (Sources: Kamphuis et al. Br J Nutr 2006; 96: 620-635; Giskes et al. Publ Health Nutr 2007; 10: 1005-17)

Kwantitatief onderzoek: SES en groente- en fruitconsumptie SES: opleiding Dagelijks fruit eten: ‘nee’ (13.5%), vs. ‘ja’ (86.5%) (N=4333) Dagelijks groenten eten: ‘nee’ (14.9%), vs. ‘ja’ (85.1%) (N=4333) Resultaten: Lage SES 4x grotere kans om geen fruit te eten (OR=4.26; 95% CI: 3.00-6.07) and 5x grotere kans om geen groente te eten (OR=5.47; 95% CI: 3.92-7.46) (Source: Giskes et al. (submitted))

Factoren geassocieerd met fruitconsumptie en met SES Significante associatie met het niet consumeren van fruit Geen associatie Buurtfactoren - geen winkels in de buurt om fruit te kopen - winkels zijn moeilijk bereikbaar - fruit is duur - weinig varieteit van fruit in winkels - fruit in winkels is van slechte kwaliteit Factoren m.b.t. huishouden - weinig fruit beschikbaar in huis - gezinsleden eten weinig fruit (slechts 3-7% van de mensen percipieerden deze barrières)

SES en groente- en fruit consumptie Grote SES-verschillen in groente- en fruitconsumptie Buurt/winkelfactoren en huishoudfactoren konden deze verschillen niet verklaren (Source: Giskes et al. (submitted))

Objectieve buurtbeoordeling: Aantal winkels die groente en fruit verkopen naar buurt-SES In welgestelde buurten: 15 supermarkten 3 groente- en fruitwinkels 4 specialiteitenwinkel In ‘achterstands’ buurten: 34 supermarkten 4 groente- en fruitwinkels 1 specialiteitenwinkel

Objectieve kenmerken van winkels in hoge/lage SES buurten Variëteit aan soorten Prijs (euro’s) % goede kwaliteit APPELS Somscore voor winkels in 7 achterstandsbuurten 5,4 1,15 (/kg) 94 Somscore voor winkels in 7 welgestelde buurten 5,9 1,21 97 BLOEMKOOL - 1,92 (/stuk) 96 2,02 93

Samenvatting: SES – omgeving – voeding Onderzoek op dit terrein is nog zeer jong. Er bestaan grote SES-verschillen in groente- en fruitconsumptie. Een bijdrage van buurtfactoren is niet gevonden: de aanwezigheid van winkels, kwaliteit en variëteit geen rol spelen in de verklaring van sociaal-economische verschillen in dit gedrag. Objectief: het aantal supermarkten dat groente en fruit verkoopt is groter in de minder welgestelde buurten; geen prijs of kwaliteitsverschillen. Andere omgevingskenmerken moet onderzocht worden (cultuur?).

E-mail: c.kamphuis@erasmusmc.nl