Par. 31.1 Van prikkel naar impuls Adequate prikkel en niet-adequate prikkel Prikkeldrempel “Alles-of-niets-wet” = impulsen ontstaan wél of niét
31.1.1 Van prikkel naar impuls Uitwendige en inwendige prikkels Voorbeelden? Zintuigcellen vangen prikkels op Zintuigcellen zetten prikkel om in electrische impuls Sterkte van de prikkel/impuls = afhankelijk van het aantal prikkels/impulsen per seconde = IMPULSFREQUENTIE Impuls zelf: ja of nee oftewel wel of niet = alles-of-niets-wet Video: prikkelverwerking 14.59 min. http://www.schooltv.nl/video/bio-bits-bovenbouw-de-maakbare-mens-afl99-prikkelverwerking/#q=categorie%3A%22Natuur%22
Beïnvloeding impulsoverdracht Morfine: verhinderen impulsoverdracht die pijngewaarwording in de hersenen veroorzaakt Alcohol: vermindert impulsoverdracht zodat remming in delen hersenen wegvallen Nicotine: stimuleert specifieke impulsoverdracht in de hersenen die verslaving veroorzaken
31.2.1 Typen zenuwcellen en hun functie
31.2.2. Steuncellen Zenuwweefsel bestaat behalve uit zenuwcellen en mergschedecellen uit heel veel steuncellen. Ze worden met een verzamelnaam neuroglia genoemd. Er zijn zelfs 10x zoveel steuncellen als zenuwcellen! Steuncellen komen vooral in de hersenen voor. Het zijn ook een soort zenuwcellen, maar ze vervoeren geen impulsen Astrocyten: voorzien de zenuwcellen van voedingsstoffen en voeren afvalstoffen af Oligodendrocyten: Vormen de myelineschede Microglyocyten (microglia): kleine cellen die zich tussen het zenuwweefsel kunnen verplaatsen. Ze ruimen vooral lichaamsvreemde en aangetaste cellen (door fagocytose) op. Je kunt ze vergelijken met witte bloedcellen (macrofagen). Microglia vormen het immuunsysteem van het centrale zenuwstelsel
Par. 31.3 Impulsgeleiding en impulsoverdracht Over de wijze waarop zenuwcellen de impulsen door het zenuwstelsel geleiden
Uitloper zenuwcel zonder geleiding Celmembraan met verschil in elektrische lading tussen buiten en binnen Na+ ionen gaan naar binnen K+ ionen gaan naar buiten K+ ionen door diffusie uit naar buiten Na+ ionen door diffusie naar buiten de cel
Wat gebeurt er bij een impuls 1? 1-2: Actiefase 2-3: Herstelfase Impuls: ionentransport Lading membraan anders Binnen wordt weer + Buiten wordt weer – Herstel: lading herstelt
Herstel oude situatie door Natrum-Kaliumpomp
Impulsgeleiding Impuls: lading membraan verandert Actiefase: binnen + en buiten – Actiefase: 1 milliseconde Herstelfase: geen geleiding impulsen Herstelfase: 1 milliseconde Herstelfase: buiten + en binnen -
Mens: impulssterkte is voor alle zenuwcellen gelijk Definitie: grootte van verandering die optreedt in de elektrische lading van het celmembraan Mens: impulssterkte is voor alle zenuwcellen gelijk
Impulsfrequentie Definitie: het aantal impulsen in een zenuwcel per tijdseenheid Hard geluid: hoge impulsfrequentie Motorische zenuw met hoge impulsfrequentie: spieren werken hard Motorische zenuw met hoge impulsfrequentie: Klieren produceren veel
Sprongsgewijze impulsgeleiding Myelineschede verhindert ionen transport in en uit de cel Impuls ‘springt’ van de ene insnoering naar de volgende
Verschillende prikkels van zenuwcellen Mechanische prikkeling: aanraking micronaald Elektrische prikkeling: stroomstootje Chemische prikkeling: bepaalde stoffen Prikkeldrempel: kleinste prikkelsterkte die een impuls veroorzaakt Alles of niets: prikkelsterkte heeft geen invloed op impulssterkte, wel op impulsfrequentie
Impulsoverdracht: synapsenn 1 Zenuwcel geeft impuls in één richting door Synaps kan maar naar één kant doorgeven Sensorische zenuwcellen schakelcellen Motorische zenuwcellen spier-/kliercellen
Impulsoverdracht: synapsen 2 http://www.bioplek.org/animaties/zenuwstelsel/synaps.html
Afbraak neurotransmitters noodzakelijk Bijvoorbeeld: acetylcholine (= een van de neurotransmitters) Acetyylcholine wordt gebonden aan receptoren volgende zenuwcel. De “poortjes”gaan dan open staan Impuls springt dan pas over naar de volgende zenuwcel Enzymen, in dit geval acetylcholinerase, breken acetylcholine af Deze reststoffen worden teruggevoerd naar de vorige cel Niet afgebroken? Dan kan een volgende impuls niet ontstaan
Impulsoverdracht: synapsen 3 Er is een groot aantal verschillende neurotransmitters bekend. Elke type zenuwcel produceert z'n 'eigen' neurotransmitter Sommige neurotransmitters werken stimulerend (exciterend) , andere juist remmend (inhiberend) op de volgende cel Omdat elke motorische zenuwcel en elke schakelcel vanuit veel verschillende andere zenuwcellen impulsen ontvangt in de vorm van verschillende neurotransmitters, ’weet’ hij wat hij moet doen. Zie volgende dia met afbeelding
Afbeelding (zenuw)cellichaam met synapsen van vele zenuwcellen