Hallo! Goedendag! Bonjour!
Ik heet Christoph. Je m’appelle Christoph. Hoe heet jij Ik heet Christoph. Je m’appelle Christoph. Hoe heet jij? Tu t’appelles comment? Wat is jouw naam? Quel est ton nom? Mijn naam is Emmanuella Mon nom est… Ik heet Emmanuella Je m’appelle…
Ik spreek Nederlands. Je parle le Neérlandais. Welke taal spreek jij? Quelle langue est-ce que tu parles? spreken (parler) Ik spreek Nederlands. Je parle le Neérlandais.
Waar woon jij. Tu habites ou. wonen= habiter Ik woon in Erembodegem Waar woon jij? Tu habites ou? wonen= habiter Ik woon in Erembodegem. J’habite à Erembodegem.
Hoe oud ben jij? Tu as quel âge? Ik ben 9 jaar. J’ai 9 ans.
Ik je Jij tu Hij il Zij elle Wij nous Jullie vous Zij ils Zij elles
Neem je klasagenda. Neem je boekentas Neem je klasagenda! Neem je boekentas! Nemen = prendre Een klasagenda Een boekentas
Oefeningen= des exercices http://www.cbehalle-vilvoorde.be/Oefhp/Indexmodule4.htm Tot ziens! Au revoir!