Hallo! Goedendag! Bonjour!

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
PASSÉ COMPOSÉ VERVOEGD MET ÊTRE
Advertisements

Grammaire chapitre 4 1 hv.
3 vwo+ Grammaire chapitre 2
REGELMATIGE WERKWOORDEN OP -ER
1. Salut! a. Nee b. In c. Hoi. 2. vert a. Rood b. Groen c. geel.
Voltooid tegenwoordige tijd
PASSÉ COMPOSÉ ÊTRE APPRENDRE 3 UNITÉ 2.
REGELMATIGE WERKWOORDEN OP -RE
PASSÉ COMPOSÉ AVOIR APPRENDRE 3 UNITÉ 2.
Vous avez passé de bonnes vacances de Noël?
Bienvenue à tous.
Non, je n’ai pas de.
Grammaire chapitre 2 2 havo/vwo.
Grammaire thème 6 4 vwo.
Havo 3 Grammaire chapitre 6.
Passé composé.
 1 Hoe ga je naar school?  Tu vas à l’école comment?
Franse Les Les 15 Vorige les & huiswerk Extra oefenen meew. Vw.
Franse Les Les 16 Anne chapitre 1 à 4 Aujourd’huis nous sommes vendredi le 13 février 2015 QUEL JOUR SOMMES-NOUS?
Franse Les Les 18 Vorige les & huiswerk Zinnen maken / herhalen
Regelmatige werkwoorden op –er
Franse Les Les 17 Vorige les & huiswerk Voyages p. 62
2 hv en 2 vwo+ Grammaire chapitre 5.
Franse Les Les 15 Vorige week Anne chapitre 3 Voyages p. 25/26
Franse Les Les 3 Vorige les & huiswerk Le loup est revenu
Franse Les Les 10 Vorige week Voyages p. 19/20 Les professions Verbes : avoir + faire Petite Marie Vorige week Voyages p. 19/20 Les professions Verbes.
Franse Les Les 3 Vorige les & huiswerk Voyages p. 37/38/39
Persoonlijk voornaamwoord met nadruk
Connaitre 3M – week 40 - Frans.
Vraagzinnen met vraagwoord
Franse Les Les 3 Vorige week Qu’est-ce qu’il y a Voyages p. 9/10/11
Franse Les Les 5 Vorige les & huiswerk Voyages p. 41/43/44
Franse Les Les 6 Vorige les & huiswerk Toets unité 5
Franse Les Les 4 Vorige week Voyages p. 12/13 Il y a une fille … Vorige week Voyages p. 12/13 Il y a une fille … Nous sommes mercredi le 8 avril 2015.
Faire 3 VMBO - Frans.
Franse Les Les 4 Vorige les & huiswerk Voyages p. 40/41 Klokkijken
Franse Les Les 7 Vorige week Voyages p. 18/19 Verbe : avoir + faire
HET VRAGEND VOORNAAMWOORD
Venir 2 VMBO - Frans.
HET PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD
Het werkwoord être (= zijn)
Faire connaissance dialogues + exercices
Parler de sa région Parler de ses origines Parler de son weeken-end.
Franse Les Les 20 Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si vergelijkingen p maken Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si.
Avoir (= hebben) vervoegingvertaling j’aiik heb tu asjij hebt il/elle/on ahij/zij/men heeft nous avonswij hebben vous avezjullie hebben/u heeft ils/elles.
Franse Les Les 20 Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si vergelijkingen p maken Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si.
Franse Les J’ai perdu mon livre et vous? Les nombres Prononciation J’aime / Je n’aime pas Un jour normal Chanson – Destination ailleurs J’ai perdu mon.
Unité 1 p. 12/13 – oef. 3 a/b/c Uitleg TPRS TPRS verhaal – introductie Unité 1 p. 12/13 – oef. 3 a/b/c Uitleg TPRS TPRS verhaal – introductie Nous sommes.
TAALREGELS 33 DE VRAGENDE ZIN
Le COD et le COI Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp (COD) En meewerkend voorwerp (COI)
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Passé composé (voltooid tegenwoordige tijd)
Gespreksvaardigheid 3VZ2
DE PASSÉ COMPOSÉ de voltooid tegenwoordige tijd.
Franse Les – 1e jaar Les 10 Aujourd’hui nous sommes …. Unité 2 page 25
Franse Les – 1e jaar Les 9 Aujourd’hui nous sommes …. Unité 2 page 25
Franse Les Les 1 Kennismaken / uitleg Uitleg methode Hoofdstuk 1a
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Benadrukt persoonlijk voornaamwoord
Vraag stellen A. Zonder vraagwoord
Persoonlijk voornaamwoord
Regelmatige werkwoorden op - er
Onregelmatig werkwoord être
Regelmatige werkwoorden op -er
Vergelijkingen Minder dan moins + bijvoeglijk naamwoord + que
Chapitre 1 Francofolies.
Le passé compose et l’imparfait
Transcript van de presentatie:

Hallo! Goedendag! Bonjour!

Ik heet Christoph. Je m’appelle Christoph. Hoe heet jij Ik heet Christoph. Je m’appelle Christoph. Hoe heet jij? Tu t’appelles comment? Wat is jouw naam? Quel est ton nom? Mijn naam is Emmanuella Mon nom est… Ik heet Emmanuella Je m’appelle…

Ik spreek Nederlands. Je parle le Neérlandais. Welke taal spreek jij? Quelle langue est-ce que tu parles? spreken (parler) Ik spreek Nederlands. Je parle le Neérlandais.

Waar woon jij. Tu habites ou. wonen= habiter Ik woon in Erembodegem Waar woon jij? Tu habites ou? wonen= habiter Ik woon in Erembodegem. J’habite à Erembodegem.

Hoe oud ben jij? Tu as quel âge? Ik ben 9 jaar. J’ai 9 ans.

Ik je Jij tu Hij il Zij elle Wij nous Jullie vous Zij ils Zij elles

Neem je klasagenda. Neem je boekentas Neem je klasagenda! Neem je boekentas! Nemen = prendre Een klasagenda Een boekentas

Oefeningen= des exercices http://www.cbehalle-vilvoorde.be/Oefhp/Indexmodule4.htm Tot ziens! Au revoir!