kunnen, worden, zijn
weglopen eet Vecht een ruikt strandstoel keek wenste uitdaging overgehaald cocons Leeuwarden omgevallen reed attractie duwen slapend het voorbijgereden architect overkomen rijdend Maurits ooggetuige meegegaan
weglopen eet ruikt keek wenste overgehaald omgevallen reed duwen slapend voorbijgereden overkomen rijdend meegegaan werkwoordsvorm
wenste persoonsvorm vt overgehaald voltooid deelwoord weglopen infinitief eet persoonsvorm tt ruikt persoonsvorm tt keek persoonsvorm vt wenste persoonsvorm vt overgehaald voltooid deelwoord omgevallen voltooid deelwoord reed persoonsvorm vt duwen infinitief slapend onvoltooid deelwoord voorbijgereden voltooid deelwoord overkomen infinitief rijdend onvoltooid deelwoord meegegaan voltooid deelwoord infinitief: 3 keer persoonsvorm tt: 2 keer, persoonsvorm vt: 3 keer voltooid deelwoord: 4 keer onvoltooid deelwoord: 2 keer
Aan het werk met werkwoorden! 5 minuten, in duo’s Lees de tekst samen door en onderstreep alle werkwoorden, om beurten één. Bepaal voor alle werkwoorden of het de werkwoordsvorm ‘infinitief’ of ‘voltooid deelwoord’ heeft. infinitief? voltooid deelwoord? allebei niet? Klaar? opdracht 2 in je boek op bladzijde 70
1. Het publiek stemde vrijdagavond bij The Voice of Holland massaal op Duncan de Moor. 2. Wie heeft er dit weekend veel pepernoten gegeten? 3. De geblesseerde speler zal volgende week zaterdag waarschijnlijk weer kunnen voetballen.
1. Het publiek stemde vrijdagavond bij The Voice of Holland massaal op Duncan de Moor. 2. Wie heeft er dit weekend veel pepernoten gegeten? 3. De geblesseerde speler zal volgende week zaterdag waarschijnlijk weer kunnen voetballen.
zww 1. Het publiek stemde vrijdagavond bij The Voice of Holland massaal op Duncan de Moor. hww zww 2. Wie heeft er dit weekend veel pepernoten gegeten? hww 3. De geblesseerde speler zal volgende week zaterdag hww zww waarschijnlijk weer kunnen voetballen.
Aan de slag! Lees de tekst samen door en onderstreep alle werkwoorden, om beurten één. Bepaal voor alle werkwoorden of het een hulpwerkwoord of zelfstandig werkwoord is. , hulpwerkwoord zelfstandig werkwoord Klaar? Opdracht 6 in het boek op bladzijde 72
Allemaal staan! Ga zitten als je ‘nee’ moet antwoorden op een stelling.