Kunnen, worden, zijn. kunnen, worden, zijn weglopen eet Vecht een ruikt strandstoel keek wenste uitdaging overgehaald cocons Leeuwarden omgevallen.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Het werkwoordelijk gezegde
Advertisements

Werkwoordspelling – persoonsvorm, onderwerp, t. t
Het onderdeel grammatica begint op blz. 206
Basisschool de Wester 9 mei 2014.
Persoonsvorm Saskia Hoekx.
Vandaag hebben we het over :
Met deze presentatie kan je met het volgen van een schema de juiste eindletter (d of t) vinden. dt t d.
Restaurantje In de kleutergroepen maken we gebruik van het Restaurantje. De hulpjes zetten de bakken met eten en drinken op de restaurant tafel. Ze zetten.
Engels periode 3 en 4 MOH 2 en MOH 3.
het werkwoordelijk gezegde
Doel: persoonsvormen in de t.t.
Het Voltooid Deelwoord
De beknopte bijzin: Te herkennen aan:
WERKWOORDSPELLING Hoe doe je dat ?.
Les 1 - ICT in het Onderwijs Digitale didactiek - K. De Schuyteneer en B. Bastiaensen.
2 VWO Werkwoorden.
De persoonsvorm verleden tijd
WERKWOORDSPELLING Met dit overzicht vind je uit hoe je de werkwoordsvorm moet schrijven. Dit is de knop om te beginnen.
Spelling werkwoorden Denk – dacht schets - schetste Ontwerp – ontwierp
2. Grammatica en spelling
Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde
Herhaling Spelling Hoofdstuk 1 en 2 Klas 2A.
Hoofdstuk 2 Grammatica woordsoorten
Hoe gebruik ik -d & -t? Leren en oefenen Maar eerst…….
Woordsoorten benoemen
Woordsoorten benoemen
Wat is een goede onderzoeksvraag?
Werkwoorden en tijden van het werkwoord. Spoorboekje Oefening werkwoorden Uitleg werkwoorden Uitleg tijden Oefening tijden Wat gaan we leren? Jullie kunnen.
Werkwoordspelling -d of –t?
Werkwoordelijk gezegde, naamwoordelijk gezegde en de werkwoorden
WERKWOORDELIJK GEZEGDE
Werkwoordsvormen, voorzetsels en voegwoorden
Grammatica zinsdelen H1 t/m H6
HERHALING U5 EN U6 2HSP. BRON D – UNIDAD 5 Het bezittelijk vnw geeft aan van wie iets of iemand is. In het Spaans hangt de vorm van het bezittelijk vnw.
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoordspelling Tegenwoordige tijd. Stam zoeken (infinitief –en) PersoonVormPersoon Ik …Stam Je/JijStam + t StamJe Hij/zij/hetStam + t Wij/jullie/zijStam.
Wat is de infinitief? Van Dale: de onverbogen vorm van het werkwoord
Grammatica woordsoorten H1 t/m H6
Rob Goossens Komende lessen Werkomschrijving, werkplan en werkplanning.
Werkwoordsvormen. Spoorboekje 1)Wat weet je al? 2)Oefening werkwoordsvormen 3)Bespreken 4)Zelfstandig aan het werk Wat gaan we leren? - Je kunt werkwoordsvormen.
SPELLING BIJVOEGLIJK GEBRUIKT DEELWOORD HOOFDLETTERGEBRUIK.
HET GEZEGDE MOET IETS DUIDELIJK MAKEN OVER HET ONDERWERP Het naamwoordelijk gezegde en koppelwerkwoord.
Briant College Spelling Engelse werkwoorden en Leenwoorden.
CURSUS FORMULEREN Paragraaf vijf en zes foutieve samentrekking en foutief beknopte bijzin.
GRAMMATICA TIJDEN VAN HET WERKWOORD. WAT GAAN WE DEZE LES LEREN Wat de acht tijden van het werkwoord zijn. Wat toekomende tijd is.
Cursus werkwoordspelling Goed spellen? Kwestie van regels.
Cursus werkwoordspelling Goed spellen? Kwestie van regels.
SPELLING Vormen van het werkwoord Oude naamvalsvormen.
Werkwoordspelling.
Grammatica woordsoorten H1 t/m H6
Meest voorkomende vragen bij examenteksten.
Onvoltooid deelwoord/bijvoeglijk gebruikt deelwoord
Project ww-spelling.
Hoofdstuk 1 Grammatica zinsdelen
Werkwoordspelling. Werkwoordspelling Tegenwoordige tijd Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat, kun je kiezen uit drie vormen: 1 = ik-vorm.
Hoofdstuk 2 Spelling Infinitief en voltooid deelwoord
Werkwoordspelling Doel: persoonsvormen in de t.t..
Rob Goossens Wat weten we nog?.
Stappenplan werkwoordspelling
Grammatica Stappenplan wg of ng??.
  Tijd Inhoud UNIT 6 SPORTS Werkvorm Media / Materiaal Inleiding
Extra oefenen Hoofdstuk 1 & 2 Ta!ent: Grammatica & Spelling
Voltooid deelwoord 1A3 en 1A4.
Schrijven 2.1 en 2.2 Formuleren en Stijl 2.1
Bijvoeglijk gebruikt deelwoord hoofdlettergebruik
Stappenplan werkwoordspelling
Pak je boeken! Paragraaf 3.4!
Werkwoorden Koppelwerkwoord Zelfstandig werkwoord Hulpwerkwoord
Werkwoordspelling: een werkwoord als bijvoeglijk naamwoord
Grammatica: werkwoorden
Transcript van de presentatie:

kunnen, worden, zijn

weglopen eet Vecht een ruikt strandstoel keek wenste uitdaging overgehaald cocons Leeuwarden omgevallen reed attractie duwen slapend het voorbijgereden architect overkomen rijdend Maurits ooggetuige meegegaan

weglopen eet ruikt keek wenste overgehaald omgevallen reed duwen slapend voorbijgereden overkomen rijdend meegegaan  werkwoordsvorm

wenste persoonsvorm vt overgehaald voltooid deelwoord weglopen infinitief eet persoonsvorm tt ruikt persoonsvorm tt keek persoonsvorm vt wenste persoonsvorm vt overgehaald voltooid deelwoord omgevallen voltooid deelwoord reed persoonsvorm vt duwen infinitief slapend onvoltooid deelwoord voorbijgereden voltooid deelwoord overkomen infinitief rijdend onvoltooid deelwoord meegegaan voltooid deelwoord infinitief: 3 keer persoonsvorm tt: 2 keer, persoonsvorm vt: 3 keer voltooid deelwoord: 4 keer onvoltooid deelwoord: 2 keer

Aan het werk met werkwoorden! 5 minuten, in duo’s Lees de tekst samen door en onderstreep alle werkwoorden, om beurten één. Bepaal voor alle werkwoorden of het de werkwoordsvorm ‘infinitief’ of ‘voltooid deelwoord’ heeft. infinitief? voltooid deelwoord? allebei niet? Klaar? opdracht 2 in je boek op bladzijde 70

1. Het publiek stemde vrijdagavond bij The Voice of Holland massaal op Duncan de Moor. 2. Wie heeft er dit weekend veel pepernoten gegeten? 3. De geblesseerde speler zal volgende week zaterdag waarschijnlijk weer kunnen voetballen.

1. Het publiek stemde vrijdagavond bij The Voice of Holland massaal op Duncan de Moor. 2. Wie heeft er dit weekend veel pepernoten gegeten? 3. De geblesseerde speler zal volgende week zaterdag waarschijnlijk weer kunnen voetballen.

zww 1. Het publiek stemde vrijdagavond bij The Voice of Holland massaal op Duncan de Moor. hww zww 2. Wie heeft er dit weekend veel pepernoten gegeten? hww 3. De geblesseerde speler zal volgende week zaterdag hww zww waarschijnlijk weer kunnen voetballen.

Aan de slag! Lees de tekst samen door en onderstreep alle werkwoorden, om beurten één. Bepaal voor alle werkwoorden of het een hulpwerkwoord of zelfstandig werkwoord is. , hulpwerkwoord zelfstandig werkwoord Klaar? Opdracht 6 in het boek op bladzijde 72

Allemaal staan! Ga zitten als je ‘nee’ moet antwoorden op een stelling.