Vandalisme en Kleine Criminaliteit (Sanders, 2000) Door: Sem Verbeke – 1BaMV B – Groep 6
1. Omschrijving v/h probleemgedrag Positieve agressie / zelfhandhavingsagressie Negatieve agressie / destructieve agressie
Voorwaarden: Potentiële dader Lage risicodrempel Motief Vernielbaar object
Motieven voor vandalisme Spel- of exploratievandalisme Vandalisme om gedragsgrenzen uit te testen Prestigevandalisme Vervelingsvandalisme Wraak- of frustratievandalisme Erosievandalisme Tactisch vandalisme
Oorzaken Interne oorzaken: Nieuwe ervaringen behoeftes Externe oorzaken: Te weinig ruimte Te weinig controle Slecht onderhoud Slechte ruimtelijke ordening
2. Signalen Verband tussen criminaliteit & neg. ervaringen op school Positieve band: Goede relatie bevorderen Voldoen aan verwachtingen Respect voor schooltucht Delinquent gedrag verdijnt Negatieve band: Uitgesloten Dom & ongedisciplineerd Minder redenen de schooltucht te respecteren => straffen Aansluiting bij lotgenoten: negatieve spiraal
Profielen van vandalen ‘harde kern’‘uit de hand gelopen’ -Doelbewust vernielen -Schade hoog -Vernieling ernstig -Cumulatie van problemen -Thuis -Op school -Vrije tijd = scharnierpt. Bestaan -Omgang met lotgenoten belangrijker dan aanpassing aan de maatschappij -Delinquentie = alternatief voor maatschappelijke carrière -Niet de intentie -Geen problemen -Groepsdruk -Spanning & avontuur -Tijdelijke rebellie -Onder druk van omgeving, keuze maken: -Blijvend meedoen -afhaken
3. Aanpak – Hulpverlening - Behandeling School moet: “uitstralen dat criminele activiteiten niet getolereerd worden en daar oplettend op toezien.” “nauw samenwerken met de jeugdhulpverlening om de probleemgevallen weer op het rechte pad te richten.” (Terpstra, 1994)
4. preventie d.m.v. Vrijetijdsvoorzieningen Schoolprojecten