PRANGENDE VRAGEN VAN GEPENSIONEERDEN (een selectie) Bijdrage aan heidag dinsdag 31 maart 2015dinsdag 31 maart 2015dinsdag 31 maart 2015dinsdag 31 maart 2015dinsdag 31 maart 2015dinsdag 31 maart 2015dinsdag 31 maart 2015dinsdag 31 maart 2015 B.M.S. Van Praag
Stelling 1. Eigendom van pensioengelden De betaalde pensioenpremies (werkgevers- en werknemersdeel) zijn uitgesteld loon. De betaalde pensioenpremies (werkgevers- en werknemersdeel) zijn uitgesteld loon. Een pensioenfonds is slechts fiduciair eigenaar van het fondsvermogen. De juridisch gerechtigde (de fiduciaris of trustee) neemt ten opzichte van de financieel belanghebbenden een vertrouwenspositie in. Het economisch belang ligt bij de deelnemers. Een pensioenfonds is slechts fiduciair eigenaar van het fondsvermogen. De juridisch gerechtigde (de fiduciaris of trustee) neemt ten opzichte van de financieel belanghebbenden een vertrouwenspositie in. Het economisch belang ligt bij de deelnemers.
Vraag 1 is het dan redelijk dat ca. 80 % van 3,2 miljoen gepensioneerden bij bedrijfstakpensioenfondsen niet of nauwelijks direct kunnen meepraten over het beheer van hun eigen vermogen? is het dan redelijk dat ca. 80 % van 3,2 miljoen gepensioneerden bij bedrijfstakpensioenfondsen niet of nauwelijks direct kunnen meepraten over het beheer van hun eigen vermogen?
Stelling 2. noodzaak voor versterking kapitaaldekkingsstelsel De situatie voor toekomstige gepensioneerden hangt af van de ontwikkeling van AOW-uitkering en aanvullend pensioen. Op grond van de demografische ontwikkeling is de AOW(gebaseerd op omslagstelsel) in de komende decennia niet te handhaven. Een eerste signaal is het voorstel van de commissie- Van Dijkhuizen om de AOW-uitkering voor meer welgestelden te fiscaliseren. De situatie voor toekomstige gepensioneerden hangt af van de ontwikkeling van AOW-uitkering en aanvullend pensioen. Op grond van de demografische ontwikkeling is de AOW(gebaseerd op omslagstelsel) in de komende decennia niet te handhaven. Een eerste signaal is het voorstel van de commissie- Van Dijkhuizen om de AOW-uitkering voor meer welgestelden te fiscaliseren.
Vraag 2 is het in dit licht niet noodzakelijk het systeem van de aanvullende pensioenen te versterken ? Leiden de huidige voorstellen waarbij men tracht te korten en premies te maximeren, en uitkeringen nominaal te fixeren, niet juist tot het tegendeel: een verzwakking van het aanvullend pensioensysteem ? is het in dit licht niet noodzakelijk het systeem van de aanvullende pensioenen te versterken ? Leiden de huidige voorstellen waarbij men tracht te korten en premies te maximeren, en uitkeringen nominaal te fixeren, niet juist tot het tegendeel: een verzwakking van het aanvullend pensioensysteem ?
Stelling 3. Rekenrente en rendement. Als een fonds (zoals Zorg en Welzijn) gedurende de laatste veertig jaar, waaronder de laatste 4 jaar) gemiddeld 8% gehaald heeft, zien wij niet in waarom voor de toekomst een inktzwart scenario van 2,2% moet worden gebruikt, behalve als calamiteiten aanstaande zijn. Wel zien wij ruimte voor een prudente afslag. Als een fonds (zoals Zorg en Welzijn) gedurende de laatste veertig jaar, waaronder de laatste 4 jaar) gemiddeld 8% gehaald heeft, zien wij niet in waarom voor de toekomst een inktzwart scenario van 2,2% moet worden gebruikt, behalve als calamiteiten aanstaande zijn. Wel zien wij ruimte voor een prudente afslag.
Vragen 3 Is er een overtuigende rechtvaardiging voor het gebruik van een zo lage rentevoet? Is er een overtuigende rechtvaardiging voor het gebruik van een zo lage rentevoet? Waarom wordt voor de premie-berekening uitgegaan van een hogere rentevoet dan de dekkingsgraad- rekenrente? Waarom wordt voor de premie-berekening uitgegaan van een hogere rentevoet dan de dekkingsgraad- rekenrente?
Stelling 4. Reële rente versus nominale rentevoet, geïndexeerde uitkeringen. Gegeven de permanente en geaccepteerde inflatie van ca 2% per jaar leidt een nominaal gefixeerd pensioen tot een halvering in koopkracht na ca. 20 jaar. Een waardevast pensioen lijkt dus een must en is ook mogelijk, gegeven dat lonen, winsten, en de waarde van beleggingen grosso modo de inflatie volgen. De premieberekeningen zouden dan ook op de reële rente moeten worden gebaseerd. Gegeven de permanente en geaccepteerde inflatie van ca 2% per jaar leidt een nominaal gefixeerd pensioen tot een halvering in koopkracht na ca. 20 jaar. Een waardevast pensioen lijkt dus een must en is ook mogelijk, gegeven dat lonen, winsten, en de waarde van beleggingen grosso modo de inflatie volgen. De premieberekeningen zouden dan ook op de reële rente moeten worden gebaseerd.
Vraag 4 Waarom zou dit niet haalbaar zijn ? Waarom zou dit niet haalbaar zijn ?
Stelling 5. FTK1, FTK2 en FTK 1,5 Er is momenteel sprake een keuze tussen: een nominaal gefixeerd pensioen met nominale garanties (FTK1) en een nominaal gefixeerd pensioen met nominale garanties (FTK1) en een reëel pensioencontract (FTK2) met sterke indexatie-ambitie, dat heen en weer beweegt met de achterliggende reserves. een reëel pensioencontract (FTK2) met sterke indexatie-ambitie, dat heen en weer beweegt met de achterliggende reserves.
Vraag 5 Is er geen mogelijkheid van een FTK 1,5 waarbij de pensioenen in koopkracht gefixeerd worden, d.w.z. een waardevast pensioen ? Is er geen mogelijkheid van een FTK 1,5 waarbij de pensioenen in koopkracht gefixeerd worden, d.w.z. een waardevast pensioen ? Is het ’reële’ contract niet een (C)DC –regeling ? Is het ’reële’ contract niet een (C)DC –regeling ?
Stelling 6. Subsidie van ouderen door jongeren? Er wordt vaak beweerd dat in het huidige systeem met doorsneepremie de jongeren gepensioneerden subsidiëren met hun premies zodat ‘als zij met pensioen gaan, de pot is leeggegeten’. Anderen betwijfelen deze uitspraak, omdat onder een kapitaaldekkingsstelsel het pensioen in principe is ‘afgefinancierd’. Er wordt vaak beweerd dat in het huidige systeem met doorsneepremie de jongeren gepensioneerden subsidiëren met hun premies zodat ‘als zij met pensioen gaan, de pot is leeggegeten’. Anderen betwijfelen deze uitspraak, omdat onder een kapitaaldekkingsstelsel het pensioen in principe is ‘afgefinancierd’.
Vraag 6 voor ongeveer welk percentage worden pensioenen gefinancierd uit premies van nog werkenden, i.p.v. van uit de door hen opgespaarde en apart gelegde reserves? voor ongeveer welk percentage worden pensioenen gefinancierd uit premies van nog werkenden, i.p.v. van uit de door hen opgespaarde en apart gelegde reserves? Is het niet hoogst gewenst dat deze kwestie door een onpartijdige instantie wordt onderzocht? Is het niet hoogst gewenst dat deze kwestie door een onpartijdige instantie wordt onderzocht?
Stelling 7. Premiehoogte en levensverwachting. Bij gegeven pensioenniveau hangt de te heffen premie af van de levensverwachting, dus van het gemiddelde aantal pensioenjaren. Aangezien jongeren van nu een hogere levensverwachting (>65) hebben dan ouderen, dienen jongeren of hogere pensioenpremies te betalen dan ouderen betaald hebben, of genoegen te nemen met een lager pensioen Bij gegeven pensioenniveau hangt de te heffen premie af van de levensverwachting, dus van het gemiddelde aantal pensioenjaren. Aangezien jongeren van nu een hogere levensverwachting (>65) hebben dan ouderen, dienen jongeren of hogere pensioenpremies te betalen dan ouderen betaald hebben, of genoegen te nemen met een lager pensioen
Vraag 7 is het niet de hoogste tijd dat deze vraag op tafel wordt gelegd in het publieke debat, waarbij jongeren voor henzelf de keuze maken op welke pensioenhoogte (bijv. 50,60,70% ) ze willen intekenen? Wat is Uw mening hierover? is het niet de hoogste tijd dat deze vraag op tafel wordt gelegd in het publieke debat, waarbij jongeren voor henzelf de keuze maken op welke pensioenhoogte (bijv. 50,60,70% ) ze willen intekenen? Wat is Uw mening hierover?