2 hv en 2 vwo+ Grammaire chapitre 5
De regelmatige ww. op - ir Exemples: finir (eindigen) choisir (kiezen) Kijk in leconjugeur.com voor de vervoeging in le présent, imparfait en passé composé.
De wederkerende werkwoorden Dit zijn de ww. die in het NL met zich beginnen. Zich concentreren, zich opmaken, zich verheugen. In het Frans: Zich=se Se concentrer, se laver, se lever, s’appeler etc.
vervoeging Bij wederkerende werkwoorden hoort een wederkerend voornaamwoord gevolgd door het werkwoord. Je me lave (ik was me) Tu te laves (je wast je) Il/elle/on se lave Nous nous lavons Vous vous lavez Ils/elles se lavent
Let op! Er zijn een paar ww. die wederkerend zijn in het Frans maar niet in het NL. Exemples: S’appeler: heten je m’appelle (ik heet) Se lever: opstaan je me lève (ik sta op)
Het wederkerend ww. ontkennend Ontkenning: ne …pas Plaats: ne voor het wederkerend vnw. pas: na het werkwoord Je ne me lave pas Nous ne nous concentrons pas
De passé composé van de wederkerende ww. Hoe zeg je bijv. Ik heb me gewassen In het NL gebruik je “hebben” voor de voltooid tegenwoordige tijd. In het Frans worden alle wederkerende ww. vervoegd met être (zijn) Kijk goed naar de volgorde: Je me suis lavé(e) Het ww. être komt vlak na het wederkerend vnw. De uitgangen veranderen in het vrl. en in het meervoud. (exra e of s)
De bezittelijke voornaamwoorden Mijn mon (m), ma (v) Jouw ton (m) ta (v) Zijn/haar son (m) sa (v) Regel: als een vrouwelijk zn. begint met een klinker of een h, gebruik je mon, ton, son i.p.v ma, ta sa Exemples: Son opinion Mon amie Ton école