Jeans Hij draagt een nieuwe spijkerbroek! Ik vind hem leuk! He’s wearing a new jeans! I like it! He’s wearing new jeans. I like them!

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Grammar Chapter 4 – G3 Aangeplakte vragen = Question tags.
Advertisements

Grammar Chapter 4 – G1 What en Which.
Grammar Chapter 1-G3 Vragen.
Grammar Chapter 4 – G4 Meervoud.
Gewoon even lezen Inclusief de Nederlandse vertaling.
Stepping Stones II Chapter 6 Grammar.
Moeten: must, have (got) to, should, should have
Grammar Chapter 5 Grammar 1 …self / …selves en each other.
Grammar Chapter 6 G 1 De Passive.
Tel de zwarte stippen!. Tel de zwarte stippen!
In het Nederlands antwoord je vaak heel kort:
Unit 2 grammar 4.1 wederkerende voornaamwoorden
Everything you need to know for your test in the test week!
RWW unit 6 Passive-de lijdende vorm Vergelijk deze zinnen:
Interrogative sentences
LEESVAARDIGHEID Tips & Tricks.
Grammar Chapter 3 – G1 If en When.
Grammar Chapter 6 G 4 Any, every, no + samenstellingen.
Lots of, a lot of, much, many little, few
Grammar Chapter 6 G 3 Some en Any. Some en Any In klas 1 heb je al iets over some en any geleerd, nl dat beide woorden te maken hebben met een onbepaalde.
Grammar Chapter 5 G 3 Voegwoorden.
Grammar Chapter 4 – G2 If + past simple. Je wist al dat je voor het woordje als in het Engels if kunt gebuiken. We gaan hier even mee verder. Het kan.
Woordvolgorde met woorden van tijd
Grammar Chapter 2 – G3 The. Het gebruik van the in combinatie met gebouwen. Het gaat hier om de volgende gebouwen: Het gaat hier om de volgende gebouwen:
Grammar Chapter 3 – G3 One en Ones.
Het mysterie van het raadsel…
In deze powerpoint vind je basis-grammatica: zaken die je na 3 onderbouwjaren eigenlijk niet onbekend voor mogen komen. Klik op een van onderstaande onderwerpen.
Chapter 3 Hot off the press
Vragen met have en have got (= hebben)
Vragen stellen Vormen van ‘to be’ kunnen de enige werkwoorden in de vraagzin zijn. Ben ik je beste vriend? Am I your best friend?
Woorden als or, and, but, when, because, so en since gebruiken we om twee zinsdelen te koppelen. Voorbeeld in het Nederlands: De dvd was erg duur maar.
Past Simple Onvoltooid verleden tijd Regelmatige werkwoorden:
Year 1 Grammar 4.1 NL: ik ENG: “I” is overal met een hoofdletter.
Definities: Present Simple en Past Simple
Grammar 4.1: Present Simple
Persoonlijke voornaamwoorden
Question-tags toch? is het niet? nietwaar? hè? is het wel?
A LL R IGHT 1 THV U NIT 5 GRAMMAR 4.1 EN 4.2. M AAK DE VOLGENDE ZINNEN VRAGEND ! I am your best friend. She is at home. We are late. I can help you.
grammar 3.1 en 3.2 the present perfect
Tienerdienst 29 mei 2005 GOAL !!! Thema:.
Friday, 24 April 2015 vrijdag 24 april 2015 RADIO JEFKEN 75 A Thousand Kisses Deep 6’28’’ Benedectine Monks 4’39’’ E Tu 4’45’’ Exaltation de la Croix.
Question tags.
Belangrijke tips voor een spreekbeurt
Grammar Chapter 3 Part 2 – Relative pronouns. Some examples The man in the middle who is reading a newspaper is my father. The man in the middle that.
Present Continuous Deel 1: Functie & Vorm
Present Simple Tegenwoordige Tijd.  Om aan te geven dat iets nu een gewoonte is. Er zijn een aantal woorden die aangeven dat het om een gewoonte gaat.
The Future Hoe spreek je over toekomstige activiteiten in het Engels?
All Right 1thv Unit 3 Grammar 4.2 Question tags (aangeplakte vragen)
Future met will Gebruik je om te zeggen dat iets in de toekomst zal gaan gebeuren. Je gebruikt will als je voorspellingen doet zonder dat je daar bewijs.
Allesvoorengels.nl. 1. Wat betekenen aangeplakte vragen? 2. Aangeplakte vragen na am, is, are, can, could, will, have 3. Aangeplakte vragen na andere.
02_05_2009 mama dank je voor wie ik ben dank je voor alle dingen die ik niet ben vergeef me voor de onuitgesproken woorden en voor de keren.
Grammar – period 2.
This, that, these, those Aanwijzende voornaamwoorden
Demonstrative pronouns Aanwijzende voornaamwoorden
Woordvolgorde in Engelse bevestigende en vragende zinnen.
Chapter 4 Going out Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Unit 2 herhaling Goodmorning! Great to see you again :-) Get your workbook and take a seat.
Vragen in de Present Simple (t.t.)
Today: Chapter 2 Discuss SO 2 What to study for your test?
Chapter 6 Sounds cool! Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Chapter 1 Body and mind Grammar Stepping Stones 3gt
Tel de zwarte stippen!. Tel de zwarte stippen!
Unit 2: LESSON 2 practicing the grammar: betrekkelijke voornaamwoorden
NEW INTERFACE UNIT 2 : GRAMMAR
English 23 April 2018.
Chapter 3 Who dares? Grammar Stepping Stones 3 havo
Chapter 3 Hot off the press
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Tel de zwarte stippen!. Tel de zwarte stippen!
Who/which voornaamwoorden
Transcript van de presentatie:

jeans Hij draagt een nieuwe spijkerbroek! Ik vind hem leuk! He’s wearing a new jeans! I like it! He’s wearing new jeans. I like them!

shorts Kijk eens naar die korte broek. Hij is erg kort he? Look at that shorts. He is very short, isn’t he? Look at those shorts. They are very short, aren’t they?

panties Deze onderbroek was erg duur. This panties was very expensive. These panties were very expensive.

stockings / tights Deze panty is zwart. This tights is black. These tights are black.

(sun)glasses Waar is mijn bril? Ik kan hem niet vinden. Where is my glasses? I can’t find it. Where are my glasses? I can’t find them.

Grammar 1 chapter 7 Woorden die in het Engels altijd meervoud zijn (in het Nederlands niet): spijkerbroek=jeans (lange) broek=pants / trousers korte broek=shorts onderbroek=panties boxershorts=boxers panty=stockings / tights legging=leggings pyjama=pyjamas DUS alles wat je om je twee aparte benen doet (een rok dus niet!!!) Naast kledingstukken zijn ook deze dingen altijd meervoud in het Engels: bril=glasses zonnebril=sunglasses schaar=scissors

Grammar 1 chapter 7 Let op bij het vertalen van een zin: een bril=glasses Heb jij een bril?=do you have glasses? Ik kan hem niet vinden=I can’t find them. DUS alle woorden in de zin die verwijzen naar ‘bril’ moet je ook in het meervoud zetten!!!

THE END