2 VWO Werkwoorden
Soorten werkwoorden Zelfstandig werkwoord (ZW) Hulpwerkwoord (HW) Werkwoord met een duidelijke betekenis. Hulpwerkwoord (HW) Helpt om gezegdes te vormen. Is vaak een PV en komt vaak in een zin samen met een ZW Koppelwerkwoord (KW) Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.
Koppelwerkwoord In zinnen met een koppelwerkwoord zit een naamwoordelijk gezegde! Als er een Zww in de zin zit, komt er nooit een Kww voor! De Kww’s veranderen dan in Hww’s. Er kan maar één koppelwerkwoord in een zin zitten. Als er toch twee in zitten, verandert de persoonsvorm in een Hww Deze film schijnt (=pv dus Hww) mooi te zijn (kww).
Werkwoordsvormen Werkwoorden bepalen de tijdsvorm van zinnen Werkwoordsvormen Werkwoorden bepalen de tijdsvorm van zinnen. ‘Hebben’ en ‘zijn’ zetten een zin in de voltooide tijd Zullen zet een zin in de toekomende tijd onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) ik werk, ik lees onvoltooid verleden tijd (ovt) ik werkte, ik las voltooid tegenwoordige tijd (vtt) ik heb gewerkt, ik ben gered voltooid verleden tijd (vvt) ik had gewerkt, ik was gered onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd; zal. (ottt) ik zal werken, ik zal lezen voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) ik zal gewerkt hebben, ik zal gelezen hebben onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) ik zou werken, ik zou lezen voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) ik zou gewerkt hebben, ik zou gelezen hebben
Hulpwerkwoorden Voltooide tijd: hebben en zijn. Toekomende tijd: zullen + infinitief Lijdende vorm: worden Causaliteit (veroorzaken): doen en laten Modaliteit: (on)zekerheid, (on) waarschijnlijkheid, (on)mogelijkheid: Het kon wel eens gaan sneeuwen. Dat moet afgebroken worden. Dat mag je niet lezen.