Het naamwoordelijk gezegde

Presentatie over: "Het naamwoordelijk gezegde"— Transcript van de presentatie:

1 Het naamwoordelijk gezegde

2 Jantje is erg ziek. Jantje is Weten we nu genoeg?
Is dit een samenhangend geheel met betekenis?

3 Natuurlijk niet! We hebben nog een aanvulling nodig, namelijk: Jantje is ERG ZIEK.

4 ‘Erg ziek’ is geen werkwoord.
Het is een aanvulling die geen werkwoord is of een Niet-werkwoordelijke aanvulling Nwwa.

5 Deze nwwa. staat bij een koppelwerkwoord
Het is het naamwoordelijk deel van het gezegde Nd gez

6 Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit
een koppelwerkwoord + een naamwoordelijk deel

7 Het naamwoordelijk gezegde = een koppelwerkwoord
+ een naamwoordelijk deel koppelwerkwoord naamwoordelijk deel v.h. gezegde Jantje is erg ziek. naamwoordelijk gezegde

8 Koppelwerkwoorden Het is erg. Het lijkt erg. Het schijnt erg.
zijn lijken schijnen worden Het lijkt erg. Het schijnt erg. Het wordt erg. Het blijft erg. het blijkt erg. blijven blijken Koppelwerkwoorden

9 Als je een koppelwerkwoord door een ander koppelwerkwoord vervangt, verandert de betekenis van de zin bijna niet.

10 Het jongetje met de bril lijkt erg slim.
Koppelwerkwoord Het jongetje met de bril is erg slim. Koppelwerkwoord

11 Koppelwerkwoorden hebben steeds een aanvulling nodig.
Ze bleef ijzig kalm. Hakim leek geïnteresseerd. Moeder scheen beschaamd over het gedrag van haar zoon. Hij is een afschuwelijke pestkop. Dat verhaal blijkt onjuist.

12 Die aanvulling is geen werkwoord.
Het is een niet-werkwoordelijke aanvulling. Nwwa

13 Zijn je ouders rijk? koppelwerkwoord Nd gez
Zijn rijk = koppelwerkwoord + Nd gez of het naamwoordelijk gezegde

14 Een bende vrienden lijkt ontzettend leuk.
koppelwerkwoord Nd gez lijkt ontzettend leuk = koppelwerkwoord + Nd gez of het naamwoordelijk gezegde