Normale zin Subject + verbum + complementen zonder prepositie + complementen met prepositie Voorbeelden: Hij vertrekt elke morgen om 8 uur met de bus naar.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Hartelijk welkom!.
Advertisements

Dit is mijn presentatie over scholen in: Frankrijk, Spanje, Rusland en Peru Door: Dieuwke.
Cursus1 thema gevoelens. Verhaal:
Spreekbeurt Kira Lamers in groep 3 a Pius X school in Bemmel op 23 maart 2012   Ik ben Kira en net als mijn papa zijn wij Nederlanders. Mijn mama is in.
Mondeling Nederlands Cursus 1 – de school.
Separabele Verba De Regels.
Jos Presenteert Picture of New Zealand Met uitspraken...
Cursus 1 het verhaal: “De nieuwe rok” “Sem en Igor in de speeltuin”
Geen kerk zonder geloof!
Vraag het maar als je jarig bent
Welkom op Basisschool Berg en Beek
Schoolplein Rachelle Lisa Chantal Xian Leroy.
‘Het podium op voor Villa Joep!
Knipwerkwoorden.
By mp3v-pro of Vermeulen Producties 2006
Wat maakt het leven zinvol?
Goede doel 2013 Boeken voor Zuid-Afrika. Hier ligt Zuid-Afrika Hier ligt Nederland.
Wensen Van het 6de leerjaar.
Geen of niet de negatie.
In het Nederlands antwoord je vaak heel kort:
De kleine Carolientje Komt de overvolle drogisterij binnen Ze blijft bij de deur staan en roept luid Graag drie dozijn condooms in verschillende maten.
Yes mama mijn eerste dag naar school. Ja je mag naar juf Mieke
Ik ben Bob..
Boekbespreking Dylan (Meester Frank)
Bezittelijk voornaamwoord
Knipwerkwoorden invuloefening.
Willen jullie mij helpen om jullie gehoorzaam te zijn?
Met zijn tranen zoekt Jezus jouw hart
Kennis-spel meerkeuzevragen.
De dag uit het leven van Jugat Hallo, ik ben Jugat, ik ben 10 jaar. Ik woon in Maulipadar, dat is een dorp in het zuiden van India.
Een dag uit het leven van Jugat
De dag uit het leven van Maria Elena
Een schooldag van Jemuel Hallo! Ik ben Jemuel. Ik ben 11 jaar oud en woon samen met mijn ouders en mijn zusje Gaby in de Filippijnen.
De Bernadetteschool Deze presentatie is gemaakt door VSO-leerlingen van de Bernadetteschool Teksten geschreven door: Sander, Luuk, Kevin, Remco, Jeffrey,
Thomas van de vliet Meer over mijzelf..
Voor: ……………………... sing - in Vrijdag 17 oktober willen we na de sing - in een kinderboekenruilmarkt organiseren. Tijdens deze markt mogen jullie allemaal.
Klik op ‘start’ om te beginnen.
5 e /6 e leerjaar Vul hier je school in LES 2 - Krabbels van een onderzoeker.
PPS ROBBEDOES NIET KLIKKEN GELUID.
Wat is de persoonsvorm?. Wat is de persoonsvorm?
Geschreven door: Quinty Merel en Daphne. kerstmis.
Pittige antwoorden van assertieve vrouwen  
Modale verba: verschil
Pittige antwoorden van assertieve vrouwen
Dit is de spreekbeurt van Esmée!
Spreekbeurt Nehemia Hendriks InterPactum Donderdag 30 april 2015.
Werkwoorden in de v.t. Reeks 1.
Lidwoorden Dat is X heel goed idee! Laten we naar X bioscoop gaan.
Herhaling + les 3. Huisdieren – vul in - Een………….loeit - Een………….blaft - Een………….kwakt - Een………….miauwt - Een………….knort - Een………….zegt kukelekuu - En.
Welkom in de wereld van het asielzoekerskind!. In mijn land Syrië is het niet veilig. Er is al heel lang oorlog. Heel veel mensen en kinderen worden gedood.
Meewerkend voorwerp & Lijdend voorwerp
Wat zijn verwijswoorden en hoe gebruik je die?
Wat doe je graag/niet graag?
ABV 03 Samenwerken Bijeenkomst 3 Teamspirit Teambelang Assertiviteit.
Vrouwen hebben altijd het laatste woord !!!!
2 Welke media kies je? Groep 3 en 4 3 Je wilt een film kijken Welke media kies je?
De mogelijke standpunten Songs  Willem Vermandere ‘Bange blanke man’ Lied: (toegang )
Op reis naar… Suriname!. Lezen: Lukas 18: Zingen: 87 vers 3 en 4 Zonnestralen voor kinderen.
Wenboekje Speelzaal Jan Huigen. Als je binnenkomt kun jij je jas ophangen aan de kapstok.
Wenboekje Wat fijn dat je er bent, hang je jas maar aan de kapstok..
Hallo, ik ben Lina. Vandaag ga ik naar de speelzaal. Ga je met mij mee? Wenboekje Speelzaal Tierelier.
Het school jaar Het school jaar is al bijna geweest van Boschveld iedereen is heel erg blij. Iedereen gaat bijna op vakantie het schooljaar was heel.
Les 3. Regel: het regelmatig presens
mijn papa heeft zo,n hekel aan oppassen op mij ,maar hij is ook heel
Het gezegde (vraagzin van maken, pv komt vooraan)
? Wie zijn dat? Ik weet het niet.  Ik VRAAG het. 2, 3, 4 personen.
Joepie, ik ben bijna een kleuter!
Madu is 7 jaar. Hij woont in Caïro. Dat is de hoofdstad van Egypte.
Klj kamp 2019 KALMTHOUT.
Een ding zal ik altijd bij me dragen: vluchtelingen zijn normale mensen in een afschuwelijke situatie. Ze zijn vriendelijk, hebben humor, willen zich ontwikkelen.
Transcript van de presentatie:

Normale zin Subject + verbum + complementen zonder prepositie + complementen met prepositie Voorbeelden: Hij vertrekt elke morgen om 8 uur met de bus naar zijn werk. Zij koopt een geschenk voor haar kinderen. Jij legt het boek op de tafel.

Een vraag Verbum + subject + complementen zonder prepositie + complementen met prepositie Voorbeelden: Hij vertrekt elke morgen om 8 uur met de bus naar zijn werk. Vertrekt hij elke morgen om 8 uur met de bus naar zijn werk? Zij koopt een geschenk voor haar kinderen. Koopt zij een geschenk voor haar kinderen? Jij legt het boek op de tafel. Leg jij het boek op de tafel? Hij moet elke morgen om 8 uur met de bus naar zijn werk vertrekken. Moet hij elke morgen om 8 uur met de bus naar zijn werk vertrekken?

Complement + verbum + subject … INVERSIE Complement + verbum + subject … Voorbeelden: Hij vertrekt elke morgen om 8 uur met de bus naar zijn werk. Elke morgen vertrekt hij om 8 uur met de bus naar zijn werk. Hij gaat na zijn werk naar de supermarkt. Na zijn werk gaat hij naar de supermarkt. Zij koopt een geschenk voor haar kinderen. Voor haar kinderen koopt ze een geschenk. Jij speelt vandaag voetbal. Vandaag speel jij voetbal.

Hulpwerkwoorden Subject + hulpwerkwoord + complementen zonder prepositie + complementen met prepositie + infinitief

MOETEN MOGEN Ik moet Ik mag Jij = je / u moet Jij = je / u mag Hij / zij = ze moet Hij / zij = ze mag Wij = we moeten Wij = we mogen Jullie moeten Jullie mogen Zij = ze moeten Zij = ze mogen KUNNEN WILLEN Ik kan Ik wil Jij = je / u kan / kunt Jij = je / u wil / wilt Hij / zij = ze kan Hij / zij = ze wil Wij = we kunnen Wij = we willen Jullie kunnen Jullie willen Zij = ze kunnen Zij = ze willen

Ik kan met de auto rijden. De kinderen mogen in de tuin spelen. De kinderen mogen niet op de straat spelen. Ik moet de kinderen elke dag van school halen. Ik wil morgen naar de cinema gaan. Ik wil morgen niet naar de les komen.

1. moeten – komen – we – naar de les – elke maandag en donderdag  We moeten elke maandag en donderdag naar de les komen. 2. roken – mogen – je – niet in de klas Je mag niet in de klas roken. 3. spreken – kunnen – hij – Frans, Engels en Nederlands Hij kan Frans, Engels en Nederlands spreken.

4. vandaag – opstaan – Bert – moeten – om 6u Bert moet vandaag om 6u opstaan. 5. kunnen – morgen – ik – met een collega meerijden Ik kan morgen met een collega meerijden. 6. moeten – hij – brengen - daarna – naar school – zijn kinderen Hij moet zijn kinderen daarna naar school brengen.

7. Mogen - de kinderen – naar de cinema – gaan – niet – zonder mama of papa De kinderen mogen niet zonder mama of papa naar de cinema gaan. 8. willen – in de zomer – gaan - op vakantie – mijn vrouw en ik – naar Spanje Mijn vrouw en ik willen in de zomer op vakantie naar Spanje gaan.