Waar haal je de energie vandaan?

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
2 Materie in 3 toestanden: vaste stof, vloeistof en gas
Advertisements

Paragraaf 2 van hoofdstuk 2: Warmtebronnen
Bouw van zuivere stoffen
Paragraaf 2 van hoofdstuk 2: Warmtebronnen
Atomen , moleculen en reactieschema
Van reactieschema tot reactievergelijking
Zuivere stoffen en mengsels
Scheikunde stoffen en eigenschappen
Moleculen en atomen Hoofdstuk 7.
Reactievergelijkingen kloppend maken
Stoffen en stofeigenschappen
Moleculen en Atomen Klas 3
Examentraining Biologie
Hoofdstuk 2 Moleculaire Stoffen
Stoffenmoleculen Om te kunnen verklaren dat stoffen bepaalde stofeigenschappen hebben gebruiken we een modelvoorstelling De molecuultheorie: stoffen bestaan.
Stoffen, moleculen en atomen
Scheikunde DE MOL.
Hoofdstuk 2 Samenvatting
Rekenen met atomen De mol.
Paragraaf 2 van hoofdstuk 2: Warmtebronnen
Stoffen en stofeigenschappen
Atomen , moleculen en reactieschema
Voorbereiding op paragraaf 6.2 van het boek natuurkunde overal 2HV
1. Moleculen Thema 4: Verfijning materiemodel: atomen en moleculen
vetten: vet algemeen Vetten
ASSIMILATIE Basisstof 3 en 4.
Stoffen en deeltjes 4T Nask2 1.1 Wat zijn stoffen?
3T Nask2 4 nieuwe stoffen maken
Reactievergelijkingen Klas 3
STOFFEN – HET MOLECUULMODEL
1.3 Stoffen en hun eigenschappen
Fase-overgangen Fase-overgangen Fase-overgangen Fase-overgangen
Hele grote en duurzame zeepbellenblazen
3.4 Het kloppend maken van reactievergelijkingen
Marc Bremer Scheikunde Marc Bremer
Energie De lading van een atoom.
Scheikunde 4 W&L.
12.3 Koolstofassimilatie In de koolstofassimilatie:
12.3 Koolstofassimilatie In de koolstofassimilatie:
Hoofdstuk 9 Paragraaf 1 Alles werkt.
Synthesegas CH 4 (g) + H 2 O (g) ⇄ CO (g) + 3H 2 (g) Doel : snelle en hoge opbrengst Welke zaken beïnvloeden opbrengst?
Basisstof 1: Organen en weefsels
Basisstof 6: Niveaus in de biologie
Stofwisseling Thema 1.
Koolstofchemie AARDOLIE.
HOOFDSTUK 1 STOFFEN.
Voortgezette assimilatie 1
Scheikunde klas 3 Herhaling
3.5 van reactieschema naar Reactievergelijking
8.4 Moleculen en atomen Praktikum 36: Vragen:
Biosfeer.
3.7 Rekenen met massaverhoudingen
Voortgezette assimilatie 1
Basisstof 4 Koolstofassimilatie
Bouw, functie, onderdelen, transport
8.5 Molecuulformules Opdracht 16:
Rekenen met atomen De mol.
Wat weten we over atomen?
Structuurveranderingen van stoffen
H7 Materie §4 Atomen als bouwstenen
H7 Materie §4 Atomen als bouwstenen
Scheikunde, een wetenschap
Bladeren Paragraaf 4.
Scheikunde, een wetenschap
Voortgezette assimilatie 1
Transcript van de presentatie:

Waar haal je de energie vandaan? Thema 1 leerjaar 3 Biologie

Van groot naar klein Aarde – biosfeer Ecosystemen Populatie Organisme Orgaan Weefsel Cel Molecuul Atoom

Stoffen, moleculen, atomen Alle stoffen (vast, vloeibaar of gas) zijn opgebouwd uit moleculen. Moleculen zijn hele kleine deeltjes. Die moleculen zijn op hun beurt weer opgebouwd uit nog kleinere deeltjes: atomen. Er zijn ongeveer 100 verschillende atomen. Bijv: waterstofatoom (H = element waterstof), koolstofatoom (C = element koolstof), zuurstofatoom (O = element zuurstof) Een atoom is het kleinste element van een stof die de eigenschappen van die stof heeft

Atomen Er zijn ongeveer 100 verschillende atomen. Bv. waterstofatoom (H), koolstofatoom (C), zuurstofatoom (O). Hier staan ze bij elkaar:

Moleculen Wanneer een aantal atomen met elkaar verbonden worden, ontstaan er moleculen. Sommige moleculen bestaan uit maar twee atomen, andere uit heel erg veel atomen. Bijvoorbeeld: De stof water in een glas bestaat uit een heleboel watermoleculen. Eén watermolecuul (H2O) bestaat uit drie atomen: 2 waterstofatomen (2xH) en 1 zuurstofatoom (1xO)

Voorbeeld: Water (H2O) Twee losse waterstofatomen (2xH) H H O Eén zuurstofatoom (1xO)   een molecuul: atomen die met elkaar verbonden zijn: H2O Een heleboel watermoleculen samen vormen de stof water Op deze manier is alles op aarde opgebouwd uit moleculen die uit atomen bestaan. H H O

Verschillende moleculen, verschillende stoffen Door steeds verschillende atomen met elkaar te combineren ontstaan er steeds verschillende moleculen en dus verschillende stoffen. O – C – O  CO2 (koolstofdioxide) O – O  O2 (zuurstof) C6H12O6 (glucose) één vetmolecuul: