WERKWOORDSPELLING Hoe doe je dat ?
VOORWAARDEN je moet de persoonsvorm in een zin kunnen vinden je moet het onderwerp in een zin kunnen vinden je moet de STAM (foutloos) kunnen schrijven je moet kunnen zien of de zin in de tegenwoordige tijd (tt) of in de verleden tijd (vt) staat je moet weten wat het hele werkwoord is (tt en vt) en of je met een zwak of sterk werkwoord te maken hebt (vt) Je moet weten met welk woord je te maken hebt, als het NIET DE PV is !
Wat voor woord is het ? Is het in te vullen woord een persoonsvorm ? Klik dan hier Is het in te vullen woord een voltooid deelwoord ? Klik dan hier Is het in te vullen woord een onvoltooid deelwoord ? Klik dan hier Is het in te vullen woord een voltooid deelwoord, gebruikt als bijv. nw ? Klik dan hier Is het in te vullen woord het gehele werkwoord ? Klik dan hier
Tegenwoordige of verleden tijd ? Is het tegenwoordige tijd, klik dan hier Is het verleden tijd klik dan hier
Tegenwoordige tijd Schrijf de STAM op Wat is het onderwerp ? “ik” - STAM (die heb je al) “je” of “jij” - STAM +t, wanneer dat vóór de pv staat “je” of “jij” -STAM , wanneer dat achter de pv staat enkelvoud (maar niet “ik”of “je” of “jij”) – STAM + t schrijf dus nog een “t” achter de STAM meervoud - hele werkwoord (schrijf een “n” of “en” achter de STAM (let op dat de uitspraak goed blijft !) Bij twijfel : vul het ww “horen” of “lopen” in Terug naar het begin
Verleden tijd Is het een zwak of sterk werkwoord ? Zwak ? Klik hier Sterk ? Klik hier
zwak/klankzuiver werkwoord schrijf de STAM op moet er “te” of “de” achter komen ? (is Nederlands je eerste taal, dan weet je dat meestal wel, maar als je twijfelt ….) zit de laatste letter van de STAM in ‘t ex kofschip dan komt er “te” achter de STAM (behalve wanneer in het hele werkwoord een “v” of een “z” staat !!!) In alle andere gevallen zet je “de” achter de STAM Wat is het onderwerp ? enkelvoud – dan ben je klaar meervoud – dan moet er nog een “n” achter Terug naar het begin
Sterk/klankveranderend werkwoord Spreek het woord uit en schrijf het net zo op (volgens de normale spel(lings)regels ) Let op het onderwerp ! (enkelvoud of meervoud) terug naar het begin
voltooid deelwoord Hoor je een “t”klank aan het einde ? maak er een bijvoeglijk naamwoord van (maak het langer) je hoort dan of er een “t” of een “d” achteraan staat je kunt ook luisteren wat er in de verleden tijd gebeurt – “te” of “de” (‘t ex kofschip) Hoor je “en”, dan schrijf je dat op Terug naar het begin
onvoltooid deelwoord Schrijf het hele werkwoord + d (werken-d) Je kunt het gemakkelijker maken door er “al” voor te denken Terug naar het begin
voltooid deelwoord als bijv. nw. Schrijf het voltooid deelwoord + e (het gemaakt+e werkstuk) PAS OP : de normale spel(lings)regels zijn weer van toepassing ! (of: schrijf wat je hoort) De gehaat+e vorst = de gehate vorst De gered+e honden = de geredde honden (géén extra –n !!) PAS OP : het deelwoord van een STERK werkwoord verandert niet. bakken - gebakken : de gebakken cake Je herkent het doordat het tussen een lidwoord en een zelfstandig naamwoord in staat Terug naar het begin
hele werkwoord (infinitief) Schrijf (dus) het hele werkwoord op (De kinderen zaten rustig te werken) Je kunt het dus o.a. herkennen doordat er (soms) “te” voor staat Terug naar het begin