Verbaalstam en tijdstam
Verbaalstam en tijdstam in de oefeningen tot nu toe waren verbaalstam en tijdstam gelijk… nu leren we bij: verbaalstam = als het ware het DNA van het Griekse werkwoord, de oer-betekenisdrager tijdstam = verbaalstam + …
praesensstam aoriststam = praesens imperfectum verbaalstam + s
oefening 10.3 a (G. p. 11) Vertaal: imperfectum met OVT (ik riep) aorist met VTT (ik heb geroepen)
a1. deiknuvasin pres.: ze tonen ejvdeixan aorist: ze hebben getoond 2. ejdeivknumen imperf.: wij toonden ejdeivxamen aorist: wij hebben getoond 3. ejklevyate : aorist: jullie hebben gestolen ejklevptete: imperf.: jullie stalen 4. ejvsthsa: aorist: ik heb opgesteld iJsthmi: pres.: ik stel op
5. sw/vzete : jullie redden (pres.) ejswvsate: jullie hebben gered 6. ejnovmisan: ze hebben gemeend nomivzousin: ze menen 7. ajpovllumen: wij doden ajpwlevsamen: wij hebben gedood 8. tavttousin: ze stellen op ejvtaxan: ze hebben opgesteld
oef. 10.3 b (G. p. 11) 1. deiknu- 5. i subscriptum en z nu 6. z 3. klept- pt 4. iJvsth i 5. i subscriptum en z 6. z 7. o en l, u 8. tag- tt
rest: nummeren: thuis maken. g) 1. euJrisk- 2. ejc- 3. oij- 4. aiJre- 5. ajpore- 6. ajpollu- rest: nummeren: thuis maken. 1. hij vindt 2. jullie hadden 3. ze menen 4. ze kozen/grepen 5. ik zag geen uitweg/ze… 6. ze doden
g) 7. dido- 8. fulatt- 9. dialeg- 10. tiqe- 11. skept- 12. gign- 7. Ze geven 8. Jij bewaakt 9. Ze praten 10. Zij plaatsen 11. Ik onderzoek 12. Wij worden
d) 1. pemy 2. dex 3. deix 4. sws 5. strateus 6. lus d) 1. ik heb gezonden 2. hij heeft ontvangen 3. hij heeft getoond 4. wij hebben gered 5. ze hebben een veldtocht ondernomen 6. jullie hebben losgemaakt d) 1. pemy 2. dex 3. deix 4. sws 5. strateus 6. lus
presensstam aoriststam Kader p. 12 verbaalstam sw- presensstam aoriststam sw/z- sws- presens imperfectum aorist swv/zomen ejswv/zomen ejswvsamen
10.4 oefeningen bij kenmerken presensstam (p. 15) 1. deiknunai presensstam: deiknu- 2. decesqai presensstam: dec- 3. ojllunai presensstam: ojllu- 4. iJstanai presensstam: iJsta- 5. bohqei:n presensstam: bohqe- 6. boa:n presensstam: boa-
g) 1. ej-deiknu-san imperf. ze toonden 2. ej-deik-s-a-n aor. ze hebben getoond 3. ejv-sth-s-a-n ze hebben opgesteld 4. iJv-sta-san ze stelden op 5. ej-klep-s-a ik heb gestolen 6. ej-klept-e hij stal 7. ej-komid-s-e-n hij heeft gebracht 8. ej-komiz-e-n hij bracht
g) 9. ej-timwre-e imperf. hij strafte 10. ej-timwrh-s-e aor. hij heeft gestraft 11. hjkou-o-men wij hoorden 12. hjkou-s-a-men wij hebben gehoord 13. ej-peiq-e hij overtuigde 14. ej-peiq-s-e hij heeft overtuigd 15. hjqel-e-n hij wilde 16. hjqelh-s-e-n hij heeft gewild lange verbaalstam
d) 1. ej-peira-e-to imperf. hij probeerde 2. ej-crh-s-a-to aor. hij heeft gebruikt 3. ej-qea-o-meqa imperf. wij keken 4. hjdike-o-meqa imperf. wij leden onrecht 5. hJgh-s-a-sqe aor. jullie hebben geleid/gemeend/…
d) rest: 6-20 als extra oef.
De vertaling van de ind. aorist p. 15 verleden feit: “hebben / zijn” verhaal: “ik riep” (ovt) bijzin: “hadden/waren”
10.5 Over Prometheus en Epimetheus p. 16 Titanen: Oceanos x Thetis Kronos Japetos Klumene Zeus Klumene en Japetos: 4 kinderen Atlas Menoitios Prometheus Epimetheus