Persoonlijke voornaamwoorden

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Grammar Chapter 4 – G3 Aangeplakte vragen = Question tags.
Advertisements

Grammar Chapter 4 – G1 What en Which.
Grammatica Unit 2 HD 2.1 t/m 2.7.
Visie, missie en kernwaarden
Instructie grammatica
You do remember, don’t you?
Moeten: must, have (got) to, should, should have
Grammar Chapter 5 Grammar 1 …self / …selves en each other.
Instructie grammatica
In het Nederlands antwoord je vaak heel kort:
Question Tags unit 6 gr 2.1.
Present simple Unit 1, lesson 1. Jij loopt elke dag naar school. You walk to school every day. Duncan loopt elke dag naar school. Duncan walks to school.
Everything you need to know for your test in the test week!
RWW unit 6 Passive-de lijdende vorm Vergelijk deze zinnen:
Interrogative sentences
Hulpwerkwoorden can must may etc.
Past Perfect = vvt (=I had worked/I had been working) He had slept/had been sleeping for 3 hours when I woke him. Hij had al 3 uur geslapen toen ik hem.
Herders of HERDER.
Gods geschenk vindt altijd zijn plaats!
Word Order. Wie?DoetWat? wie?Waar?Wanneer? onderwerpWerkwoord(en)Meewerkend Lijdend voorwerp PlaatsbepalingTijdsbepaling SheGaveHim a kissIn the shoolyard.
In deze powerpoint vind je basis-grammatica: zaken die je na 3 onderbouwjaren eigenlijk niet onbekend voor mogen komen. Klik op een van onderstaande onderwerpen.
Chapter 3 Hot off the press
Vragen met have en have got (= hebben)
Gebiedende wijs 1.Cross Victoria Street. 2.Sit still, please. 3.Read the article on this page. 4.Watch out! Als je tegen iemand wilt zeggen dat hij/zij.
Vragen stellen Vormen van ‘to be’ kunnen de enige werkwoorden in de vraagzin zijn. Ben ik je beste vriend? Am I your best friend?
Past Simple Onvoltooid verleden tijd Regelmatige werkwoorden:
Year 1 Grammar 4.1 NL: ik ENG: “I” is overal met een hoofdletter.
Definities: Present Simple en Past Simple
+.
Past Simple (verleden tijd)
Vorige keer: Verleden tijd: (To be) I am in London. I was in London.
Grammar 4.1: Present Simple
Grammar 4.2 Will, shall & to be going to
Grammar 3 Must = moeten (van jezelf) Should = Zou moeten (van jezelf) It’s getting late. I must go now. It’s getting late. I should go now. Mustn’t = moeten.
Question-tags toch? is het niet? nietwaar? hè? is het wel?
Woordvolgorde Bepaling van tijd.
The future  vorm 1: een voorspelling doen  Will + hele ww : I will see you soon  Let op: will + not = won't  Shall + hele ww: Shall I help you? 
English and IPC How to teach content through English.
Why should I feel discouraged ? Why should the shadows come ? When Jesus is my portion A constant Friend is He ! His eye is on the sparrow, And I know.
Ik heb meer nodig. Mattheüs 5: 6 Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid,
Monday, 30 March 2015 maandag 30 maart 2015 Leonard Cohen is still on stage This must be a miracle at his age I’m sure that you like this song Enjoy.
Jeans Hij draagt een nieuwe spijkerbroek! Ik vind hem leuk! He’s wearing a new jeans! I like it! He’s wearing new jeans. I like them!
Tienerdienst 29 mei 2005 GOAL !!! Thema:.
2G 16 November Today’s lesson  Last class  Mull  Puffins  Check homework (ex )  Thursday 9 December: TEST UNIT 2.
Copyright met toestemming gebruikt van Stichting Licentie © 1996 Russell Fragar & Darlene Zschech / Hillsongs Australia 1/5 GOD IS IN THE HOUSE (Russel.
De aktieve tijd Nehalennia VMBO 2 M. Jeras.  I sit in the classroom  Of:  I am sitting in the classroom.
Wat gaan we doen vandaag?
Kom, ga met ons mee Come, go with us. ‘Wij vertrekken nu naar het land dat de Heer ons beloofd heeft. Ga met ons mee! Je zult het goed hebben bij ons.
Meewerkend voorwerp & Lijdend voorwerp
Vragende/ontkennende zinnen. 1.Met behulp van to do Betalen wij de rekening? Do we pay the bill? Wij betalen de rekening niet. We do not pay the bill.
Present Continuous Deel 1: Functie & Vorm
Present Simple Tegenwoordige Tijd.  Om aan te geven dat iets nu een gewoonte is. Er zijn een aantal woorden die aangeven dat het om een gewoonte gaat.
Wat zijn verwijswoorden en hoe gebruik je die?
Woordsoorten benoemen
Allesvoorengels.nl. 1. Wat betekenen aangeplakte vragen? 2. Aangeplakte vragen na am, is, are, can, could, will, have 3. Aangeplakte vragen na andere.
Past Simple (v.t.) onRegelmatige werkwoorden allesvoorengels.nl.
Woordvolgorde in Engelse bevestigende en vragende zinnen.
Persoonlijk voornaamwoord
Betrekkelijk voornaamwoorden
Het persoonlijk voornaamwoord
Vragen in de Present Simple (t.t.)
Much / many / a lot of (a) few / (a) little
Grammar in a Nutshell Skills 1.
Chapter 6 Sounds cool! Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Video and Radio NU Engels unit 5.1.
Toekomende tijd: met “will”
NEW INTERFACE UNIT 2 : GRAMMAR
Chapter 3 Who dares? Grammar Stepping Stones 3 havo
Chapter 2 What’s up? Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Who/which voornaamwoorden
Transcript van de presentatie:

Persoonlijke voornaamwoorden Onderwerp: EN: I you he she it we they Lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, na een voorzetsel: EN: me you him her it us them NL: ik Engels: “I” is altijd met een hoofdletter. mij Uit je hoofd leren Blz. 23 ik jou/u Jij / u hem hij haar zij het het ons, meervoud Wij, meervoud Jullie / u, meervoud Jullie / u, meervoud hen, meervoud Zij, meervoud

Persoonlijke voornaamwoorden (ik) always give (jullie) homework. (Wij) can see (haar) very well. (Zij, meervoud) know (ons) very well. You I We her They us I 4. ………. really like you! (ik) 5. ………. don’t know what you’ve got till it’s gone. (jij) 6. Why doesn’t he ask ………. out? (haar) 7. ………. look great! (zij, meervoud) 8. ………. is very good at English. (hij) You her They He

Good luck!