Persoonlijke voornaamwoorden Onderwerp: EN: I you he she it we they Lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, na een voorzetsel: EN: me you him her it us them NL: ik Engels: “I” is altijd met een hoofdletter. mij Uit je hoofd leren Blz. 23 ik jou/u Jij / u hem hij haar zij het het ons, meervoud Wij, meervoud Jullie / u, meervoud Jullie / u, meervoud hen, meervoud Zij, meervoud
Persoonlijke voornaamwoorden (ik) always give (jullie) homework. (Wij) can see (haar) very well. (Zij, meervoud) know (ons) very well. You I We her They us I 4. ………. really like you! (ik) 5. ………. don’t know what you’ve got till it’s gone. (jij) 6. Why doesn’t he ask ………. out? (haar) 7. ………. look great! (zij, meervoud) 8. ………. is very good at English. (hij) You her They He
Good luck!