Last week I forgot my keys.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Grammatica Unit 2 HD 2.1 t/m 2.7.
Advertisements

Gerund = WW. gebruikt als zelfstandig Nw.
Let me tell you about... (De Voltooid Tegenwoordige Tijd)
PAST SIMPLE (VERLEDEN TIJD)
Voltooid tegenwoordige tijd
Voorbeeld: I walk He walks You walk She walks
Vragend en Ontkennend maken
Conditional Clauses If-zinnen.
You do remember, don’t you?
Past Simple – Past Continuous
Stepping Stones II Chapter 6 Grammar.
Betrekkelijk vnw. = Relative Pronoun
The English Tenses Alles op een rijtje.
All Right 1thv Unit 6 Grammar 2.1 en 2.2.
The Passive De lijdende vorm in het Engels, lastiger, en helaas meer gebruikt dan in het Nederlands.
Grammar. When : wanneer, op het moment dat : The doctor said I had to take these pills when I wake up. If : als, voorwaarde : The doctor said I had to.
Instructie grammatica
Grammatica Unit 1 HD 1.1 t/m 1.8.
Grammatica Unit 1 HD 1.1 t/m 1.8.
Grammatica Unit 6 HD 6.1 t/m 6.7.
ONREGELMATIGE WERKWOORDEN
Woordvolgorde in een engelse zin
Interrogative sentences
en ‘If-zinnen’ (klik hier als je meteen naar If-zinnen wilt.)
Grammar Unit 1.
Present simple & continuous
Word Order. Wie?DoetWat? wie?Waar?Wanneer? onderwerpWerkwoord(en)Meewerkend Lijdend voorwerp PlaatsbepalingTijdsbepaling SheGaveHim a kissIn the shoolyard.
Grammar Chapter 4 – G2 If + past simple. Je wist al dat je voor het woordje als in het Engels if kunt gebuiken. We gaan hier even mee verder. Het kan.
In deze powerpoint vind je basis-grammatica: zaken die je na 3 onderbouwjaren eigenlijk niet onbekend voor mogen komen. Klik op een van onderstaande onderwerpen.
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Chapter 5 Hit the road Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Chapter 5 Hit the road Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Vragen met have en have got (= hebben)
Vragen stellen Vormen van ‘to be’ kunnen de enige werkwoorden in de vraagzin zijn. Ben ik je beste vriend? Am I your best friend?
Een andere soort verleden tijd...
Future (toekomst) Je krijgt 2 verschillende vormen van Future.
Lesson 9.
Lesson 2 PPTs komen op: Extra English Lesson 2 PPTs komen op:
Extra English Lesson 9 - recap.
Woorden als or, and, but, when, because, so en since gebruiken we om twee zinsdelen te koppelen. Voorbeeld in het Nederlands: De dvd was erg duur maar.
Past Simple Onvoltooid verleden tijd Regelmatige werkwoorden:
Grammar 1 3 tijden die belangrijk zijn voor de komende repetitie:
The Past Simple Iets is gebeurd in het verleden & nu afgelopen
Definities: Present Simple en Past Simple
Past Simple (verleden tijd)
Present Perfect I have (werkwoord +ED) / (Onregelmatig 3e rijtje)
Vorige keer: Verleden tijd: (To be) I am in London. I was in London.
Grammar 4.2 Will, shall & to be going to
 de kamer van de student  het haar van Laura  de pen van Brian.
grammar 3.1 en 3.2 the present perfect
past simple en present perfect
Present Perfect Voltooid Tegenwoordige Tijd.  Om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd MAAR er staat niet bij wanneer dat gebeurd is.  He has.
GRAMMAR. Welk werkwoord zie je in elke zin?  He has caught a fish.  He has hit his finger.  She has missed the bus.  The man has been in prison for.
Grammar.
Allesvoorengels.nl. 1. Hoe maak je vragen in de Past Simple? 2. Oefeningen 3. Samenvatting allesvoorengels.nl.
Ontkenningen in de Past Simple
Vragende/ontkennende zinnen. 1.Met behulp van to do Betalen wij de rekening? Do we pay the bill? Wij betalen de rekening niet. We do not pay the bill.
Present Simple Tegenwoordige Tijd.  Om aan te geven dat iets nu een gewoonte is. Er zijn een aantal woorden die aangeven dat het om een gewoonte gaat.
The Future Hoe spreek je over toekomstige activiteiten in het Engels?
Past simple Als je over iets wilt praten dat in het verleden is gebeurd en ook is afgelopen, dan gebruik je de past simple.
 De actie is in het verleden begonnen en beëindigd  Duidelijke tijdsbepaling!!
Grammar – period 2.
The Passive Year 4.
Ontwerpen Naam auteur(s) Drs. Nadine Kim de Boer Vakgebied Engels
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
English 23 April 2018.
Past Simple Wat is de Past Simple? Wanneer gebruik je de Past Simple?
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Past simple o.v.t..
Hoe maak je zinnen vragend in het Engels.
Transcript van de presentatie:

Last week I forgot my keys. Present Simple Past Simple Present Perfect Forget Forgot Forgotten De Past Simple Is gebeurd in het verleden, nu afgelopen. Een duidelijke bepaling van verleden tijd. Last week I forgot my keys. Stap 1. Bepaal of het woord onregelmatig is (deze woorden heb je geleerd). Is het woord onregelmatig? Vul dan de onregelmatige vorm in. Is het woord regelmatig? Ga dan naar stap 2. Stap 2. Vervoeg het werkwoord. Normale regel: +ED. Uitzonderingen: Lived, Stopped, Tried

Stap 1. Bepaal of het woord onregelmatig is (deze woorden heb je geleerd). Is het woord onregelmatig? Vul dan de onregelmatige vorm in. Is het woord regelmatig? Ga dan naar stap 2. Stap 2. Vervoeg het werkwoord. Normale regel: +ED. Uitzonderingen: Lived, Stopped, Tried Zet in de Past Simple: Last night I ( to break ) a vase. I ( to work ) at Albert Heijn last year. Nobody ( to answer ) the phone. Peter ( to catch ) a fish yesterday. You ( to do ) a very good job. Matt ( to build ) a house on a rock. We ( to go ) to Italy last month. They ( to try ) to sort things out.

Stap 2. Vervoeg het werkwoord. Normale regel: +ED. Stap 1. Bepaal of het woord onregelmatig is (deze woorden heb je geleerd). Is het woord onregelmatig? Vul dan de onregelmatige vorm in. Is het woord regelmatig? Ga dan naar stap 2. Stap 2. Vervoeg het werkwoord. Normale regel: +ED. Uitzonderingen: Lived, Stopped, Tried Zet in de Past Simple: Last night I ( to break ) a vase. I ( to work ) at Albert Heijn last year. Nobody ( to answer ) the phone. Peter ( to catch ) a fish yesterday. You ( to do ) a very good job. Matt ( to build ) a house on a rock. We ( to go ) to Italy last month. They ( to try ) to sort things out. broke worked answered caught did built went tried

I went by train last week. Past Simple in vragen: 1. Ben je vorige week met de trein gegaan? 2. Werkte Peter gisteren in de tuin? Peter worked in the garden yesterday. DID + onderwerp + hele werkwoord Did you go by train last week? DID onderwerp hele ww. Geeft de verleden tijd al aan. 2. Did Peter work in the garden yesterday? DID onderwerp hele ww. Geeft de verleden tijd al aan.

Past Simple in vragen: Hetzelfde geldt voor vragen met WH-questions: Who did he call? (wie belde hij?) What did he say? (wat zei hij?) Where did he go? (waar ging hij heen?) When did he leave? (wanneer is hij weggegaan?) How did you know? (hoe wist je het?)

Past Simple in vragen: 1. “To be” -> Am/is/are Werkwoord aan het begin van de zin of na WH-questions. I was happy -> Was I happy? 2. Hulpwerkwoorden: Could, Would, Should You could see -> Could you see? 3. Alle andere werkwoorden: DID + onderwerp + hele WW Peter worked in the garden. -> Did peter work in the garden?

Berry eats a lot of chocolate. Terry is shy. Mary has a little lamb. Past Simple in vragen: I was happy -> Was I happy? (TO BE) You could see -> Could you see? (Hulpwerkwoorden) Peter worked in the garden. -> Did peter work in the garden? DID + onderwerp + hele werkwoord Maak de volgende zinnen vragend in de verleden tijd: Let op: de werkwoorden staan nog in de tegenwoordige tijd. 0. Maria steals a bag. -> Steal, stole, stolen -> Maria stole a bag. -> Did Maria steal a bag? Frank catches a fish. Berry eats a lot of chocolate. Terry is shy. Mary has a little lamb. Margaret knows a lot of people.

Berry eats a lot of chocolate. Terry is shy. Past Simple in vragen: I was happy -> Was I happy? (TO BE) You could see -> Could you see? (Hulpwerkwoorden) Peter worked in the garden. -> Did peter work in the garden? DID + onderwerp + hele werkwoord Zet de volgende zinnen in de verleden tijd. Maak ze daarna vragend. 0. Maria steals a bag. -> Steal, stole, stolen -> Maria stole a bag. -> Did Maria steal a bag? Frank catches a fish. Berry eats a lot of chocolate. Terry is shy. Mary has a little lamb. Margaret knows a lot of people. Did Frank catch a fish? Did Berry eat a lot of chocolate? Is Terry shy? Did Mary have a little lamb? Did Margaret know a lot of people?