HOOFDSTUK 2 DRIEFASENSPANNING
OPWEKKEN DRIEFASENSPANNNING
VASTSTELLINGEN NET: 4 OF 7 DRADEN TRANSPORT
EENFASESPANNING e = Em . sin(ωt)
DRIEFASENSPANNING
VERLOOP SPANNINGEN
WISKUNDIGE UITDRUKKING e1 = Em1 x sin(α) e2 = Em2 x sin(α – 120°) e3 = Em3 x sin(α – 240°)
AANSLUITSCHEMA
VECTOREN E3 E2
BENAMINGEN FASESPANNING FASESTROOM
DEFINITIE Hoeveel spanningen zijn er? Hoe verhouden de maximale waarden zich? Hoe verhouden de frequenties zich? Hoe groot is de onderlinge faseverschuiving?
TEKEN ZELF
BASISEIGENSCHAP α E1 E2 E3 SOM 45 90 135 180 225 270 315 360
VECTORIËLE SOM
BELASTEN EVENWICHTIG If1 = If2 = If3 φ1 = φ2 = φ3 ONEVENWICHTIG
STERSCHAKELING
DEFINITIES Y – SCHAKELING = STERPUNT - NULPUNT NULGELEIDER – NEUTRALE GELEIDER LIJNDRADEN
SPANNINGEN/STROMEN
VERVOLG IF1 IF2 IF3 IL1 IL2 IL3 UF1 UF2 UF3 UL1-2 UL2-3 UL3-1
LIJNSTROOM - FASESTROOM IL = IF
LIJNSPANNING - FASESPANNING UL = x UF
AANSLUITEN GEBRUIKERS
DRIEHOEKSCHAKELING
VERBANDEN UF = UL IL = x IF
VERBRUIKERS