Nascholing Antistolling

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Wanneer presenteert een CVA zich als een delier??
Advertisements

Nascholing Antistolling
Recente vaccins in de pediatrie tegen …
Uitgaven aan zorg per financieringsbron / /Hoofdstuk 2 Zorg in perspectief /pagina 1.
Frank-Erik de Leeuw neuroloog
Ronde (Sport & Spel) Quiz Night !
Wat heeft een hartspecialist te maken met ROW?
Maagperforatie Behandelingsopties
Bloedverdunners: wat te stoppen en wanneer?
Geld & Geluk Laura Spierdijk.
CFRD Harold de Valk Ferdinand Teding van Berkhout
Atriumfibrilleren in het kort
Belgen en diabetes kennis in 2004 en 2008 Wat is er veranderd? Nobody’s Unpredictable.
Effect modificatie Algemeen principe Bepalen van effect modificatie
Werken aan Intergenerationele Samenwerking en Expertise.
Dotteren bij Vaatspasmen na SAB
Carotis stenting Man, 73 jaar
CAT Véronique Hornikx.
Heparine bij AF in acute fase herseninfarct
Voorspellende factoren van post-CVA depressie
Veel studies verricht naar effect van verschillende operatietechnieken. Veel studies verricht naar outcome van operatie : globaal 85 % goed effect v.
atriumfibrilleren en cerebraal infarct J. Verhagen & G. Kloppenburg
Annerie Moers 11 augustus 2006
Plaatjesaggreggatieremmers en anticoagulatia na een intracerebraal hematoom CAT Iris Knottnerus.
Een (on)gewone complicatie van een SAB
Statine na een herseninfarct (of TIA)
Longtransplantatie en CF
Initiatief van het Kennisnetwerk CVA Nederland Zorgstandaarden onderlegger veranderende zorg 2010 Verkenning (nut/noodzaak) 2011 Ontwikkeling, met Platform.
Obesitas & Schouderdystocie
Hans de Schipper, Han Bonenkamp
Hemorroiden: behandeling door chirurg
Bare Buttocks Sessie Conservatieve behandeling
Dr. Marc A. Brouwer Cardiologie, UMC Nijmegen
Vaatplaque: de glazen bol van de vaatspecialist
ZijActief Koningslust 10 jaar Truusje Trap
Nascholing Antistolling
Nascholing Antistolling
Nascholing Antistolling
Ton Lenssen Fysiotherapeut/onderzoeker Afdeling fysiotherapie azM
Protocollen Diagnose - Therapie
CVA preventie bij atriumfibrilleren (AF)
Hematologie Petje op – Petje af.
De financiële functie: Integrale bedrijfsanalyse©
Incidentie en prognose kanker
1 Zie ook identiteit.pdf willen denkenvoelen 5 Zie ook identiteit.pdf.
Vroege herkenning en behandeling van ondervoeding op de polikliniek
EEN STERKE BASISVORMING VOOR DUURZAME KANSEN OP DE ARBEIDSMARKT Werkseminarie PAV – AKOV – 20/11/2014 Jeroen Lavrijsen HIVA – KU Leuven.
Risk of Ischaemic Events (CAPRIE). Lancet 1996;348:
Gezondheid oudere migranten in Utrecht (selectie)
Nieuwe orale anticoagulantia bij atriumfibrilleren.
De RE-LY studie in Heerlen Praktische consequenties
Charles Kirchhof Rijnland Ziekenhuis, Leiderdorp
Trombose en Longembolie Wat is het en hoe kom ik er aan?
Nascholing Antistolling
Nascholing Antistolling
SPC ONDERZOEKS- INFORMATIE VOETNOTEN SPC ONDERZOEKS- INFORMATIE VOETNOTEN SUPERIORITEIT aangetoond in de preventie van CVA/ SYSTEMISCHE EMBOLIE vs. warfarine.
Niet te missen ECG’s voor de huisarts
PICO 24 april 2012 Judith Post. PICO P-toegenomen risico recidief bij voortzetten OAC bij status na arterieël event? (young stroke) I-continueren OAC.
De incidentie-trend van dementie Analyse van Nederlandse eerstelijns data Emma F. van Bussel PhD student en huisarts in opleiding.
To D or Not To D Zoekvraag Carianne Verheugt 11 februari 2014 interne geneeskunde.
75 jaar Routineconsultatie Dokter, is mijn bloeddruk niet te hoog? Want ik heb in de krant gelezen dat lager beter is…
Trombose bij kankerpatiënten
Huisarts & Wetenschap 07/’16 Hanna
 .
Disclosure belangen NHG spreker
Vraag 1 Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen van de afgelopen 10 jaar die de inzichten in de kliniek hebben veranderd?
Voor meer informatie zie hartfalen.nl
Nascholing Antistolling
TAVI Transcatheter Aortic Valve Implantation Aortaklepvervanging bij patiënten met een hoog operatierisico Ersen Çölkesen.
Transcript van de presentatie:

Nascholing Antistolling Atriumfibrilleren nivo 3 Een initiatief van de Stuurgroepketen Antistollingsbehandeling Versie 1, november 2011

Orale antistollingtherapie bij paroxysmaal of chronisch atriumfibrilleren Gheorghe AM Pop, Jeroen Jaspers Focks, Freek WA Verheugt Cardiologie Radboud UMC Nijmegen 2

Er zijn 3 essentiële factoren, die een rol spelen bij het ontstaan van (ongewenste) stolling Virchow’s Triade: Veranderde samenstelling van het bloed (hypercoagubiliteit) Verandering in stroming van het bloed (stasis, turbulentie) Schade aan de vaatwand (endotheelschade/dysfunctie) Rudolf Virchow (1821-1902) 9Lowe, Path Haemost Thromb 2004

Atriumfibrilleren: definitie Atriumfibrilleren (AF) wordt gekarakteriseerd door snelle, chaotische, elektrische impulsen van 300-600/min, die circuleren in de atriumwand en resulteren in dysfunctionele atriale contracties en in een volledig, onregelmatig hartritme

Honderd jaar geleden registreerde Einthoven AF voor de eerste keer

De incidentie van AF neemt sterk toe met de leeftijd 1Wolf, Stroke 1991

Onderscheid tussen paroxysmaal, persistent en permanent (chronisch) AF European Society of Cardiology 2010

De “natural time course”van AF European Society of Cardiology 2010

Aanbevelingen voor diagnose en initiële behandeling van AF European Society of Cardiology 2010

Stase in linker atrium Reden van orale antistollingtherapie (OAC) bij patiënten met atriumfibrilleren (AF) is de kans op het ontstaan van trombi in het linker atrium en als gevolg daarvan cardiale embolie (met name herseninfarct (ischemisch CVA)). Trombi bij AF ontstaan vanwege ontbreken van atriale contracties, waardoor stase van bloed optreedt (Factor 2 van Trias van Virchow). Deze stase van bloed is via echocardiografie te zien als “spontaan contrast”. Spontaan contrast in hartoor van linker atrium (TEE)1 Trombus in hartoor van linker atrium (TEE)1 2Pop, Stroke 1992 10

Een trombus bij AF treedt met name op in het linker hartoor

AF gaat gepaard met verhoogde stollingsparameters AF gaat gepaard met verhoogde stollingsparameters. Deze stollingsparameters blijven nog een tijd verhoogd ook na conversie in sinusritme Verhoogde beta-tromboglobuline en D-dimeren in AF patienten3 3 Lip, Circulation 1996 4 Gustafsson, Stroke, 1990 5 NM Al-Saady, Eur Heart J, 2001

Hoge incidentie van (ischemisch) CVA bij AF De meest ernstige complicatie van AF is een ischemisch CVA1 • De jaarlijkse incidentie van CVA bij AF met verhoogd risico is >4,5% en 1 van elke 6 CVA’s wordt veroorzaakt door AF1 • Bij AF zijn de CVA’s in het algemeen groter en gaan ze gepaard met hogere mortaliteit in de vroege fase2 • De CVA’s bij AF treden over het algemeen op oudere leeftijd op dan de CVA’s bij patiënten in sinusritme 1Wolf, Stroke 1991 6 Hart, Stroke, 2002

Ouderen met AF krijgen vaker CVA, maar krijgen minder vaak OAC vanwege angst op bloedingen 14

De trend om OAC te geven aan AF patiënten stagneert 15

Aspirine ter preventie van tromboembolie in AF geeft slechts 22% reductie 16

OAC ter preventie van tromboembolie in AF geeft 62 % reductie 17

OAC ter preventie van tromboembolie in AF geeft 36 % meer reductie dan aspirine 18

Ook ouderen (>75j) met AF hebben voordeel bij OAC therapie ipv aspirine ter preventie van CVA zonder extra kans op bloedingen (BAFTA-studie 2007) OAC wordt net zo goed ingenomen als aspirine In alle subgroepen meer voordeel voor OAC dan aspirine 7Mant, Lancet 2007 8Poli, JACC 2010

Trias van Virchow Als bij AF niet alleen sprake is van storing in het stromingspatroon van bloed (stase), maar ook van verhoogde stollingsneiging van het bloed, dan zijn er volgens de Trias van Virchow al 2 factoren aanwezig om trombose te krijgen. Ouderen hebben meer stollingsneiging, evenals diabetici 2,3,4; dit is o.a. ook omdat er vaak co-existentie is van vaatsclerose bij oudere AF-patiënten, hetgeen een derde factor is van de Trias van Virchow (nl. aantasting van de vaatwand). 10Kario, JACC 2002 11Lowe, Thromb Haemost 2000 12Meigs, Diabetes 2006

Verschillende risico-modellen om kans op cardiale embolie in te schatten bij AF patiënten Validation of Stratification Schemes for Primary Prevention of Stroke in 2014 Participants Prescribed Aspirin Strokes Per 100 Patient-Years, Stratified by Risk Scheme Low Moderate High AFI 0.9 (0.3–2.3; n235) 1.7 (1.1–2.5; n781) 3.5 (2.7–4.5; n998) SPAF 1.1 (0.7–1.8; n668) 2.7 (1.8–4.0; n462) 3.6 (2.7–4.7; n884) ACCP 0.5 (0.1–2.2; n175) 1.0 (0.4–2.2; n296) 3.0 (2.5–3.8; n1543) CHADS2 0.8 (0.4–1.7; n469) 2.7 (2.2–3.4; n1322) 5.3 (3.3–8.4; n223) Framingham 1.4 (1.0–2.1; n983) 3.2 (2.4–4.3; n700) 4.2 (2.8–6.1; n331) Table excludes participants (n566) who previously had a stroke or TIA. Stroke rates (with 95% CIs) are from strata identified by clinical factors alone; echocardiographic results were not available. 13Gage, Circulation 2004

Risk Factors for Stroke ACCP risico stratificatie < 65years 65–75 years >75 years Moderate or no RF >1 High RF No RF >1 RF OAC (INR 2–3) ASA or VKA No Rx or ASA OAC OAC Dit is de richtlijn van de am colle of chest physicians, die het meest praktisch is, gaat uit van leeftijd en daarna wordt gekeken naar aan- of afwezigheid van risicofactoren. NB in de lijst van RFs komt het type AF niet voor. Een patient met paroxismaal AF heeft bij eenzelfde risicoprofiel hetzelfde risico als een patient met persisterend of permanent AF. Risk Factors for Stroke High Risk Moderate Risk • Mitral stenosis • Clinical CAD • History of stroke or TIA • Diabetes • Prosthetic heart valve • Hypertension • Heart failure 14Singer, Chest 2004 22

CHADS2-risico stratificatie (1) De CHADS2 score is ontwikkeld op basis van meerdere klinische studies en geeft meest nauwkeurig het risico aan bij patiënten met paroxysmaal of chronisch AF om een cardiale embolie te krijgen.6 Deze CHADS2 score is evidence-based (gebaseerd op meerdere grote, klinische studies), maar weerspiegelt ook de pathofysiologie volgens de Trias van Virchow voor het ontstaan van (atriale) trombose, nl. naast belang van stase (hartfalen, leeftijd) ook het belang van verhoogde stollingsneiging (diabetes, leeftijd). 13 Gage, Circulation 2004 15Ruiz Ortiz, Cardiology 2010

CHADS2-risico stratificatie (2) Risk Factors Score C Recent congestive heart failure 1 H Hypertension A Age ≥75 yrs D Diabetes mellitus S2 History of stroke or transient ischemic attack 2 However, with warfarin, if a patient has a yearly risk of stroke that is less than 2%, then the risks associated with taking warfarin outweighs the risk of getting a stroke from atrial fibrillation. 13 Gage, Circulation 2004 15Ruiz Ortiz, Cardiology 2010 24

CHADS2-risico stratificatie (2) Relationship between the CHADS2 score and the risk of stroke CHADS2 score Stroke risk per 100 pt-yr CHADS2 risk level Warfarin recommended 1.9 Low No 1 2.8 2 4.0 Moderate Yes 3 5.9 4 8.5 High 5 12.5 6 18.2 However, with warfarin, if a patient has a yearly risk of stroke that is less than 2%, then the risks associated with taking warfarin outweighs the risk of getting a stroke from atrial fibrillation. 13 Gage, Circulation 2004 15Ruiz Ortiz, Cardiology 2010 25

Number of patients needed-to-treat De absolute winst van OAC therapie ter preventie van CVA’s hangt af van het risicoprofiel Absolute Reduction in Stroke with Warfarin instead of Aspirin Related to Intrinsic Stroke Risk Number of patients needed-to-treat to prevent 1 stroke/year 250 42 83 16 Rockson, JACC 2004 26

De keerzijde van OAC is de kans op bloedingen Annual rates of major hemorrhage during anticoagulation in primary prevention trials involving patients with nonvalvular AF (INR 2-3) 17 Lip, Stroke 2008

De optimale INR bij AF ter preventie van cardio-embolie is tussen 2 en 3 17 Lip, Stroke 2008 18 Poli, JACC, 2010 19 EAFT, NewEnglJMed, 1995

Bij AF, met name bij ouderen, is er vaak co-existentie van atherosclerose (1)

Coexistentie van atherosclerose bij AF (2) Niet alle ischemische strokes bij AF zijn dus tgv cardioembolie (“witte” ipv “rode” trombus) “witte”embolus vanuit plaque in carotiden 20 “witte”embolus vanuit plaque in aorta ascendens 2 20Tsiskaridze, Arch Neurol ,2001 2 Pop, Stroke, 1992 30

Chest. 2001;119:Suppl 301S

Coexistentie van atherosclerose bij AF (3) “Witte” thrombus Scanning electron microscopy: trombocyten-rijke trombus zonder fibrine of erythrocyten “Rode” thrombus Scanning electron microscopy: fibrine-rijke trombus met erythrocyten en vrijwel geen thrombocyten 21 Beygui F, Circulation, 2006 32

Left Atrial Abnormality* Coexistentie van atherosclerose bij AF (4) TEE-Defined AF Patients with high trombo-embolic risk* (n=382) Event Rates During Combination Therapy (asp+low intensity warfarin) Both 20.5 %/y (7/37) Left Atrial Abnormality* 7.5%/year (4/51) Complex Aortic Plaque 12.0%/year (4/31) Neither 1.2% / year (1/64) * -- left atrial appendage thrombus (13%) -- dense spontaneous echo-contrast (19%) -- peak appendage emptying velocity <20 cm/sec 22 Hart, Cerebrovascular Dis 200 33

ESC Guidelines Atrial Fibrillation 2010 20 Co-existentie van atherosclerose bij AF (5) Ondanks de vaak aanwezige co-existentie van atherosclerose bij AF patiënten, is er gezien de verhoogde kans op bloedingen bij stabiele atherosclerose geen indicatie om OAC te combineren met een plaatjesaggregatieremmer (aspirine, clopidogrel)(Guidelines Eur Soc Cardiology 2010) Wel is er een indicatie voor deze combinatie bij recente stent-implantatie of recent Acuut Coronair Syndroom ESC Guidelines Atrial Fibrillation 2010 20

Nieuwe orale anticoagulantia voor primaire en secundaire preventie bij AF

Intrinsieke en extrinsieke stollingscascade Intrinsic pathway Extrinsic pathway XII XIIa TF XI XIa VII VIIa VIIIa Ca2+ PL IXa IX Ca2+ X Xa Xa Va PL Ca2+ Inhibition by heparins ATIII The normal coagulation process is a delicate balance between procoagulant and anticoagulant mechanisms.1 The nonselective effects of existing drugs on the coagulation cascade has limited their utility.2 Vitamin K antagonists affect both procoagulant and anticoagulant processes. Moreover, they bind non-specifically to plasma proteins. This leads to: frequent drug and food interactions high inter- and intrapatient variability INR must be monitored and is out of range in approximately 50% of instances potential for 5% major bleeding per patient per year.3,4 Unfractionated heparin (UFH) and LMWH are heterogeneous mixtures of animal extracts that lack selectivity, though fractionation has allowed some improvements. These agents are characterized by: non-specific binding to many blood, plasma, endothelial, and matrix proteins lack of consistent, universally accepted dosing regimen.5 Rosenberg RD, Aird WC. Vascular-bed-specific hemostasis and hypercoagulable states. N Engl J Med. 1999;340(20):1555–1564 Hirsh J, Raschke R, Warkentin TE, Dalen JE, Deykin D, Poller L. Heparin: mechanism of action, pharmacokinetics, dosing considerations, monitoring, efficacy, and safety. Chest. 1995;108(suppl 4):258–275S Samama CM, Vray M, Barré J, Fiessenger JN, Rosencher N. Long term venous thromboembolism prophylaxis after total hip replacement: a comparison of low molecular weight heparin with oral anticoagulant. Thromb Haemost. July 2001. ISTH Abstract OC2343 Hirsh J, Fuster V. Guide to anticoagulant therapy Part 2: Oral anticoagulants. American Heart Association. Circulation. 1994 Mar;89(3):1469–1480 Hirsh J, Fuster V. Guide to anticoagulant therapy Part 1: Heparin. American Heart Association Circulation. 1994 Mar;89(3):1449–1468 IIa II Inhibition by Vitamin K antagonists Fibrinogen Fibrin Clot Adapted from Brouwer MA, Verheugt FWA. Circulation 2002;105:1270-1274

Centrale rol Factor Xa in stollingscascade

Trombine-remmers (1) Hirudin en de directe trombine remmers, ook wel Trombine Receptor-ANtagonisten genoemd (ximelagatran, dabigatran) 25 Lefkovits, Circulation, 1994

Trombine-remmers (2) Ondanks klinische superioriteit van ximelagatran boven warfarine, moest ximelagatran worden teruggetrokken van de markt wegens leverschade Lancet 2003

Trombine-remmers (3) ximelagatran Halperin JL. Presented AHA 2003

RE-LY trial: dabigatran (150 mg 2x/dag) is beter dan warfarine in preventie van CVA bij AF As compared with warfarin, the 110-mg dose of dabigatran was associated with similar rates of stroke and systemic embolism and lower rates of major hemorrhage; the 150-mg dose of dabigatran was associated with lower rates of stroke and systemic embolism but with a similar rate of major hemorrhage 26Connolly, N Engl J Med 2009

Can we rely on RE-LY ? De eerste reactie is positief op het gebruik van dabigatran ter preventie van CVA bij AF patienten; behalve klinische superioriteit is er ook meer gemak voor de patiënt (geen maandelijkse controle), hetgeen de patient-compliance zal verhogen. 9Lowe, Path Haemost Thromb 2004 27Gage, N Engl J Med 2009

Enkele aandachtspunten bij de nieuwe OAC (1) De medicatie is minder afhankelijk van voeding en geneesmiddelen, maar is daar niet geheel vrij van Er komen maag-darmklachten voor (11-12% stoppen < 2 j bij dabigatran) In beginsel is een vaste dosis mogelijk maar bv. bij oudere patiënten met nierproblemen zullen dosisaanpassingen toch gewenst zijn. De patiënt is geen gemiddelde. De vraag is wie dat in de gaten gaat houden Het is vanwege de ontbrekende controle reëel te verwachten dat de compliance mbt de medicatie-inname zich ontwikkelt zoals gebruikelijk bij hart-vaatmedicatie (50%). Dit kan consequenties hebben voor het aantal retromboses

Enkele aandachtspunten bij de nieuwe OAC (2) Het korte termijn effect is belangrijker dan bij de cumarines en dat impliceert dat wanneer een dag geen middelen worden ingenomen de patiënt ‘niet geantistold is’ De effecten op de langere termijn zijn onduidelijk. Omdat het geheel andere medicijnen betreft valt er niets zinnigs te zeggen over de langetermijn effecten zoals bekend van de vitamine K-antagonisten (zoals meer verkalking in grote vaten) In geval van bloedingen is er nog geen antidotum De medicatie is veel duurder dan de huidige behandeling

OAC (warfarine) is beter in preventie van CVA dan de combinatie van 2 plaatjesaggregatieremmers (aspirine plus clopidogrel) 28 Active Investigators, New Engl J Med 2006

Laatste update (2010) van richtlijn voor orale antistolling bij AF (de CHA2DS2VASc-score)(1) European Society of Cardiology 2010

Laatste update (2010) van richtlijn voor orale antistolling bij AF (de CHA2DS2VASc-score)(2) European Society of Cardiology 2010

Clinical flowchart voor orale antistolling bij AF (de CHA2DS2VASc-score)(3) European Society of Cardiology 2010

Richtlijn tav antitrombotische therapie bij AF patiënten in geval van (electrische) cardioversie European Society of Cardiology 2010

Naast de CHA2DS2VASc-score nu ook score voor kans op bloeding (HAS-BLED-score) European Society of Cardiology 2010

Richtlijn tav antitrombotische therapie bij AF patiënten met OAC na PTCA met stentplaatsing European Society of Cardiology 2010

Met dank aan De Werkgroep scholing voortkomend uit de Stuurgroep Keten Antistollingsbehandeling en bestaande uit: Dr. A.W.M.M. Koopman - van Gemert Drs. E. Wiltink Dr. F.J.M. van der Meer Dr. G.A.M. Pop Voor vragen en/of opmerkingen Mw. A. de Bruijn a.debruijn@fnt.nl