Een zout herkennen 4GT Nask2 Hoofdstuk 5.5.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Sectie scheikunde – College Den Hulster - Venlo
Advertisements

Zoutreacties.
Scheidingsmethoden Scheidingsmethodes worden toegepast om mengsels weer uit elkaar te halen ofwel om de stoffen weer te sorteren. Filtreren Indampen Destilleren.
Klas 4. Oplosbaarheid Tabel 45 g = goed oplosbaar. m = matig oplosbaar s = slecht oplosbaar Oplosbaar  splitst in ionen Niet oplosbaar  blijft een vaste.
Zouten.
Soorten gereedschap Gebruik van gereedschap Prakticum
Magnesiumbromide Natriumfosfaat suiker MgBr2  Mg Br-
Zuivere stoffen en mengsels
Stoffen en hun eigenschappen
Ionen en zouten Naast de ongeladen atomen en moleculen bestaan er ook geladen deeltjes genaamd ionen. Ionen zijn deeltjes met meer of minder elektronen.
Materialen en Moleculen
§5.2 - Neerslagreacties.
Zoutformules bedenken
Zouten in water.
Een scheikundig sprookje
Hoofdstuk 4 Zouten.
H4 Zouten.
Toepassen van neerslag
Introductie Zouten klas 4.
Hoofdstuk 4 Zouten.
Verstoring van het chemisch evenwicht
Natuurkunde presentatie paragraaf 3.1 & 3.2
Stoffen en hun eigenschappen
Paragraaf 3.1.
Natuurkunde paragrafen 3.1 en 3.2
Hoofdstuk 3 §1 en §2 Stoffen en hun eigenschappen.
Vera Roozendaal Joelle Meijer A2B.
Formules van ionaire stoffen
1.4 Ontleedbare stoffen: Samengestelde ionen
Ongewenste ionen verwijderen
Oplossen en indampen van zouten
Een slecht oplosbaar zout maken
Titreren 4GT Nask2 Hoofdstuk 6.6.
Stoffen en deeltjes 4T Nask2 1.1 Wat zijn stoffen?
Stoffen 3T Nask2 1.1 Stoffen.
Zoutoplossingen bij elkaar brengen
Zuur-base reacties 4GT Nask2 Hoofdstuk 6.4.
Chemisch rekenen: overzicht
Evenwichten De K ev is dus afhankelijk van de temperatuur !!!! Als de temperatuur stijgt zal het evenwicht reageren naar de endotherme kant.
Zoutformules bedenken
Sectie scheikunde – College Den Hulster - Venlo
Sectie scheikunde – College Den Hulster - Venlo
Berekeningen aan zuren en basen
Scheikunde leerjaar 2.
De chemische concentratie
Stappenplan neerslagreacties
WINA.
Materialen en Moleculen
Stoffen Hoofdstuk 2: Stoffen herkennen.
Zuur-base eigenschappen van zouten
Zuur base reactie Zo doe je dat
HOOFDSTUK 6 ZUREN EN BASEN
Reacties met ionenuitwisseling in waterig midden CB AB  CD  A+ + B-
HOOFDSTUK 1 STOFFEN.
Scheikunde Niveau 4 Jaar 1 Periode 3 Week 1
Zwijsen College Test jezelf Pulsar Chemie Hfst 1.
Hoofdstuk 4 Mengen en scheiden
Bindingen Waterstof H : H Natriumchloride Na+ Cl- Na+ :Cl- Waterstofchloride δ + δ - H : Cl atoombinding ionbinding polaire atoombinding dipoolmolecuul.
1.3 Stofeigenschappen Kenmerk van een stof.
Ion aantonen Welk zout zit in het potje
Zuivere stoffen en mengsels
Scheikunde leerjaar 2.
Zouten 6.3.
Stappenplan neerslagreacties
Hoofdstuk 7- les 1 Stofeigenschappen.
Scheikunde, een wetenschap
Zuur-base reacties. Benodigdheden Micro spatel Zoutzuur 1,0 M NaOH 1
Scheikunde, een wetenschap
Kom maar op…. Ik zal je laten zien hoe slim ik ben…
Transcript van de presentatie:

Een zout herkennen 4GT Nask2 Hoofdstuk 5.5

Stofeigenschap Stofeigenschappen: eigenschap waarmee je een stof kunt herkennen Sommige ionen hebben in oplossing een specifieke kleur. Cu2+- oplossing: altijd blauw Fe2+- oplossing: altijd lichtgroen Fe3+- oplossing: altijd geel/bruin

Stofeigenschap 2 Je kunt de oplosbaarheid gebruiken om te onderzoeken met welke stof je te maken hebt. Je kunt aan de vlamkleuring een ion-soort herkennen.

Vlamkleuringen Na+-zout Ba2+-zout Fe3+-zout Ca2+-zout Cu2+-zout

Zouten herkennen door middel van oplosbaarheid Voorbeeld 1: Je hebt een potje met calciumcarbonaat en natriumcarbonaat. Je weet alleen niet welke stof in welk potje zit. Stap 1. Doe er water bij. In buis 1 krijg je heldere oplossing. In buis 2 wordt het troebel. Stap 2. Kijk in oplosbaarheidstabel. Welk zout lost wel op? Conclusie: ………

Voorbeeld Cl- OH- Sn2+ G Ba2+ S Na+ Je hebt tinchloride en bariumchloride In welk ion zit verschil? Maak mini-oplosbaarheid met tabel 32. Zoek ion waarbij 1 ion WEL en ander ion NIET oplost (bv. OH-) Zoek bij ion bij stap 3 een ander ion zodat je een goed oplosbaar zout krijgt. (bv. Na+) Voeg deze oplossing bij de te onderzoeken (opgeloste) stoffen. (natriumhydroxide opl) Kijk naar waarneming. Conclusie… Waar een neerslag ontstaat, zat het Ba2+ ion. Dus bariumchloride In het andere buisje zat dus: tinchloride Cl- OH- Sn2+ G Ba2+ S Na+

Voorbeeld 2 Je hebt: calciumnitraat, calciumcarbonaat en natriumnitraat. Stap 1: kijk in tabel 32 of een zout oplosbaar is. Calciumcarbonaat is slecht oplosbaar. Handeling: Als je water toevoegt bij elk buisje Waarneming: in 1 buisje lost de stof niet op Conclusie:Dat is calciumcarbonaat. Houd je over: calciumnitraat en natriumnitraat

NO3- PO43- Na+ G Ca2+ S K+ Je hebt natriumnitraat en calciumnitraat In welk ion zit verschil? Maak mini-oplosbaarheid met tabel 32. Zoek ion waarbij 1 ion WEL en ander ion NIET oplost (bv. PO43-) Zoek bij ion bij stap 3 een ander ion zodat je een goed oplosbaar zout krijgt. (bv. K+) Voeg deze oplossing bij de te onderzoeken (opgeloste) stoffen. (kaliumfosfaat opl) Kijk naar waarneming. Conclusie… Waar een neerslag ontstaat, zat het Ca2+ ion. Dus calciumnitraat In het andere buisje zat dus: natriumnitraat NO3- PO43- Na+ G Ca2+ S K+