De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Zouten 6.3.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Zouten 6.3."— Transcript van de presentatie:

1 Zouten 6.3

2 Waarom neerslagreacties?
Ongewenste ionen uit een oplossing verwijderen Nieuwe zouten maken Aantonen dat een bepaalde ion soort in de oplossing aanwezig is

3 Verwijderen van ionen (waarom?)
Zilver is gevaarlijk voor: Bacteriën Voortplanting schimmels Zoetwatervissen Zilver verwijderen door negatief ion soort toe te voegen waarmee zilver neerslaag BV. O2-, Cl-, Br-

4 Verwijderen van ionen (hoe doe je dat?)
Door andere oplossing toevoegen Oplossing moet een ion soort bevatten die reageert met de te verwijderen ion soort Ontstane neerslag kun je af filteren Oplossing bevattende zwavel ionen 2 Ag2+(aq) + S2-(aq)  Ag2S(s)

5 Nieuwe zouten maken Slecht oplosbaar zout:
Twee zoutoplossingen bij elkaar voegen waarvan de twee ionen die je nodig hebt met elkaar reageren. De andere twee ionen reageren niet met elkaar en blijven opgelost. Je nieuwe zout kun je af filtreren

6 Slecht oplosbaar zout maken
Koper(II)fosfaat Cu2+ ionen haal je uit een oplossing die Cu2+ ionen en een negatieve ion soort bevat PO43- ionen haal je uit een oplossing die PO43- ionen en een positieve ion soort bevat De positieve en negatieve ion soorten mogen niet met elkaar reageren

7 Koper(II)nitraat oplossing en natriumfosfaat oplossing
Er vindt een neerslagreactie plaats Ionvergelijking: 3 Cu2+(aq) + 2 PO43- (aq)  Cu3(PO4)2(s) Het gevormde koper(II)fosfaat kun je dan af filteren en drogen

8 Een goed oplosbaar zout maken
Twee zout oplossingen bij elkaar doen Deze oplossingen moeten de ion soorten bevatten van het zout dat je wilt maken De overige twee ion soorten moeten wel met elkaar reageren

9 Goed oplosbaar zout Kaliumsulfaat K+ ionen en een negatieve ion soort
SO42- ionen en een positieve ion soort K+ en SO42- ionen reageren niet met elkaar Overige moeten wel reageren

10 Kaliumcarbonaat en zinksulfaat oplossingen Ionenvergelijking:
Zn2+(aq) + CO32-(aq)  ZnCO3 (s) Neerslag filtreer je af en het filtraat damp je in Indampvergelijking 2 K+ (aq) + SO42- (aq)  K2SO4 (s)

11 Hoe toon je een ion soort aan
Je toon een ion soort in een oplossing aan door er een andere oplossing aan toe te voegen Die oplossing moet een ion soort bevatten die uitsluitend reageert met de aan te tonen stof

12 Huiswerk Opdracht 17 t/m 20 en 22 t/m 29

13 Huiswerk antwoorden 17a. De oplossing die je toevoegt moet een negatieve ion soort bevatten die reageert met de te verwijderen ion soort. Het ontstane neerslag kun je af filteren b. De oplossing die je toevoegt moet een positieve ion soort bevatten die reageert met de te verwijderen ion soort. Het ontstane neerslag kun je af filteren 18a. Alle zouten die als positieve ion soort Na+ bevatten, zijn goed oplosbaar en zullen dus nooit neerslaan. b. Alle zouten die als negatieve ion soort NO3- bevatten, zijn goed oplosbaar en zullen dus nooit neerslaan

14 19 Ja want in de oplosbaarheidstabel staat bij de combinatie van Ca2+ en PO43- de letter s. De fosfaationen zullen dus neerslaan met de calciumionen. Er ontstaat vast calciumfosfaat Magnesiumnitraatoplossing Mg2+(aq) + 2 OH-(aq)  Mg(OH)2 (s) 2. Natriumcarbonaatoplossing Mg2+(aq) + CO32-(aq)  MgCO3(s) 3. Natriumsulfaatoplossing Ba2+(aq) + SO42-(aq)  BaSO4 (s) 4. Ijzer(II)nitraatoplossing Fe2+(aq) + S2-(aq)  FeS (s)

15 22a. Een slecht oplosbaar zout kun je maken door twee zoutoplossingen bij elkaar te schenken. Die twee zoutoplossingen moeten de ion soorten bevatten van het zout dat je wilt maken en twee andere ion soorten die niet met elkaar reageren. b. Een goed oplosbaar zout kun je maken door twee zoutoplossingen moeten de ion soorten bevatten van het zout dat je wilt maken en twee andere ion soorten die wel met elkaar reageren. 23a. Ijzer(II)carbonaat reageert met water. Loes kan dus geen oplossing van Ijzer(II)carbonaat gebruiken. b. Zout calciumcarbonaat slaat neer Ca2+(aq) + CO32-(aq)  CaCO3(s) NO3- CO32- Na+ g Ca2+ s

16 24a. Bariumsulfaat is een slecht oplosbaar zout
24a. Bariumsulfaat is een slecht oplosbaar zout. Er moeten twee ionensoorten in de oplossing overblijven die niet met elkaar reageren voorbeeld: Negatieve ion: NO3- Positieve ion: Na+ b. 1. voeg gelijke hoeveelheden natriumsulfaatoplossing en bariumnitraatoplossing bij elkaar. Molariteit sulfaat moet even groot zijn als molariteit barium ion. 2. Filtreer het gevormde neerslag van BaSO4 af. Het filtraat bevat alleen nog maar Na+ ionen en NO3 ionen 3 droog het neerslag. Dit is BaSO4 SO42- ..... Ba2+ s g ....

17 24c. Ba2+(aq) + SO42-(aq)  BaSO4(s) d
24c. Ba2+(aq) + SO42-(aq)  BaSO4(s) d. In 1L 0,050 molair Na2SO4 of Ba(NO3)2 oplossing zit 0,050 mol SO42- en 0,050 mol Ba2+. In 100 ml zit 0,0050 mol SO42- en Ba2+, dus 0,0050 mol BaSO4 (want 1:1:1). Molaire massa = 233,4 g 5,0·10-3*233,4 = 1,2 g BaSO4 25a. Koper(II)chloride is goed oplosbaar Positieve ion: Ba2+ Negatieve ion: SO42- b. 1. Voeg gelijke hoeveelheden koper(II)sulfaatoplossing en bariumchloride oplossing bij elkaar. Molariteit even groot Cl- ..... Cu2+ g .... s

18 2. Filtreer het gevormde neerslag. Filtraat bevat Cu2+ en Cl- ionen 3
2. Filtreer het gevormde neerslag. Filtraat bevat Cu2+ en Cl- ionen 3. Damp filtraat in. Vaste stof = koper(II)chloride c. Ba2+(aq) + 2 Cl-(aq)  CuCl(s) d. Molariteit van CuSO4 = 0,15 mol/L 1,5·10-1*20·10-3 = 3,0·10-3 mol Cu2+ Molariteit van BaCl2 = 0,15 mol/L, in 1 L oplossing is dus 0,30 mol Cl-. 3,0·10-1 * 20·10-3 = 6,0·10-3 mol Cl- Molverhouding Cu2+:Cl-:CuCl2 = 1:2:1. molmassa van CuCl2 = 134,45 g 3,0·10-3*134,45 = 0,40 g CuCl2 26a. Je toont een positieve ion soort aan door een oplossing toe te voegen met daarin een negatieve ion soort die uitsluitend met de aan te tonen ion soort reageert. b. Je toont een negatieve ion soort aan door een oplossing toe te voegen met daarin een positieve ion soort die uitsluitend met de aan te tonen ion soort reageren

19 27a. Door toevoegen vaan een oplossing van bijvoorbeeld (NH4)2CO3
27a. Door toevoegen vaan een oplossing van bijvoorbeeld (NH4)2CO3. Na+ionen reageren niet, maar Mg2+ionen zullen een neerslag vormen. b. oplossing Mg(NO3)2. Neerslag MgCO3 onstaat. De SO42- ionen reageren niet met magnesium 28a 1.schepje van elk zout in een reageerbuis met water. Niet opgeloste zout = calciumfosfaat. Andere reageerbuzien = calciumchloride en calciumnitraat. 2. Aan beide oplossingen een positieve ionsoort toe die wel reageert met Cl- en niet met NO3-, bijvoorbeerd Ag+. 3. Geen neerslag = calciumnitraat. Wel neerslag = calciumchloride

20 28b. CaCl2(s)  Ca2+(aq) + 2 Cl-(aq) Ca(NO3)2(s)  Ca2+(aq) + 2 NO3-(aq) Ag+(aq) + Cl-(aq)  AgCl (s) 29a. Negatieve ion die niet met zink- en lood-ion reageert. I-. Zinkacetaat en natriumjodide. Neerslag = Pb2+ ionen. b. Positieve ion die niet met sulfaat en sulfiet reageert. Zn2+. Natriumsulfaat en zinknitraat. Neerslag = SO32-ionen. c. Positieve ion die niet met sulfaat en chloor reageert. Ba2+. Ammoniumchloride en bariumnitraat. Neerslag = SO42- ionen.


Download ppt "Zouten 6.3."

Verwante presentaties


Ads door Google