Droppie Bewerkt door Michiel,Thomas en Jonas Les 5
Droppie is een zwarte poedel. Hij is zo zwart als roet. Wat zeg ik, zo zwart als drop. Daarom heet hij ook zo. Iedere morgen zie ik hem rennen. Hij rent alsof hij met de trein mee moet. 1
Mis hoor! Droppie is gewoon blij, dat hij buiten is. Lekker buiten in de zon. 2
Elke dag laat zijn baas hem om acht uur in de morgen uit. Droppie weet dat. Hij voelt wanneer het acht uur is. Gelijk met de pieptoon van acht uur op de radio, vliegt het hondje tegen de deur op. 3
Als zijn baas, meneer Kalman, niet direct komt, begint hij luid te blaffen: “Woef, woef, ik wil naar buiten. Woef, woef!” 4
Meneer Kalman doet de voordeur open en roets… De kleine poedel is buiten. Hij holt hard weg. 5
Meneer Kalman kan niet zo vlug. In geen velden of wegen is het hondje nog te zien. 6
7 Droppie rent door het natte gras van de polder. Mmmm… Heerlijk, wat ruikt dat fris!
8 Bij de slootkant blijft hij staan. Hij snuffelt aan het gras. Wat ruikt hij ? Een konijn!! Het hondje staat doodstil...
9 Dan een sprong… Mis Droppie. Hij heeft alleen wat haar in zijn bek. Het konijn zit veilig in zijn hol. De poedel kijkt wat sip.
10 Pats, boem daar valt wat. Wat is dat? Een eikel. Pats, boem,… au, weer een eikel. Die valt zo maar op zijn neus. Op zijn koude, natte neus. “Waf, waf, waf, woef! Woef!’’ Dat doet pijn.
11 Snel als een trein rent hij verder. Opeens hoort hij het fluitje van zijn baas. “Droppie…Droppie…Droppie! Kom hier!”
12 Wat een geluk. Daar is de baas. De deugniet, hij blaft van blijdschap. Als twee vrienden lopen ze terug naar huis. Droppie kwispelt met zijn staart. “Woef! Woef!’’ Wat een morgen, wat een dag. EINDE