Spieren
Dwarsgestreept spierweefsel Spier bestaat uit spierbundel. Deze bundel bestaat weer uit spiervezels. Spier is omgeven door spierbindweefsel (bloedvaten + zenuwen) Spier zit met behulp van een pees aan het bot of aan de huid vast Pezen bestaan uit bindweefsel. Deze kunnen dus niet samentrekken
Spiervezels Bestaan uit spierfibrillen (dwarse banden) Deze bestaan uit myosine en actine filamenten De actine filamenten zijn verankerd in een dun vlies: de Z-lijn Tussen twee Z-lijnen zit het zogenaamde sacromeer
Bouw van een spiervezel
Samentrekken van de spier Elke spiervezel in contact met een motorische axon Dit mondt uit in een motorisch eindplaatje Hier worden neurotransmitters vrijgemaakt Hoe meer spiervezels worden getriggerd (dus ook hoe meer motorische eenheden), hoe krachtiger de samentrekking
Motorisch eindplaatje
Tetanus Wanneer een motorische eenheid geprikkeld wordt en er kort daarna weer een impuls ontstaat, wordt een andere motorische eenheid geprikkeld De spier blijft hierdoor in samengetrokken toestand zolang er actiepotentialen blijven komen
Tonus Is de spierspanning die er heerst om de lichaamshouding te handhaven Het aantal gelijktijdig actieve motorische eenheden moet steeds even groot zijn (tetanus)
Reflex Ontstaat bij het handhaven van de houding Zintuigcellen die samentrekking van de spiercellen registreren heten spierspoeltjes Deze liggen rondom de spiervezels: sensorische zenuwcellen
Reflex Door uitwendige kracht: spiervezels worden langer: registratie. De impuls bereikt het CZS: die laat de spieren samentrekken De antagonist wordt tegelijkertijd geremd door de schakelcellen Voorbeeld: je biceps en je triceps in je bovenarm