het werkwoordelijk gezegde het WWG
Het hoofdwerkwoord Ik eet een boterham. Ik ga vandaag vroeg slapen. Hij is gisterenavond op stap gegaan. Schrap wat niet past in de kader.
Rubriek: vers van de pers 1G breekt uit Vrijdag voor de vakantie heerste chaos in klaslokaal B0.13. De leerlingen van 1G hebben de arme leerkracht vastgebonden aan haar stoel. De jongens en meisjes dansten om haar heen als wilde indianen. De leerkracht zat angstig voor zich uit te staren. Zweetdruppels liepen van haar hoofd. Uiteindelijk heeft mevrouw Abrahams, ook wel miss cowboy genoemd, de woestelingen weggejaagd. pv. VD inf.
Een woordje uitleg… De leerlingen van 1G hebben de arme leerkracht vastgebonden aan haar stoel. De leerkracht zat angstig voor zich uit te staren. het voltooid deelwoord (VD) begint met ‘be-’, ‘ver-’, ‘ge-’ komt altijd voor met hulpww.: hebben, zijn of worden de infinitief (inf.) de niet-vervoegde werkwoordsvorm
Het WWG Eline volgt goed de les. Koen zit de hele tijd rond te kijken. meerdere ww. Een zin kan verschillende werkwoorden tellen. Deze werkwoorden vormen samen het werkwoordelijk gezegde (WWG). Een WWG drukt uit wat het onderwerp doet. Het drukt een actie uit.
Het WWG Het werkwoordelijk gezegde (WWG) bestaat dus uit een persoonsvorm (pv.) en (soms) een aanvulling. WWG = pv. + (soms) aanvulling 2 mogelijkheden
Mogelijkheid 1: WWG = pv. + een of meer werkwoorden Hoi 1G Ik wil jullie over mijn droomreis vertellen. Ik zou graag met de haaien kunnen zwemmen. Ik hou van haaien. Ik zit er vaak over te dromen. Dan ben ik helaas mijn tijd aan het verdoen. Ik zou graag ooit eens de haaien geaaid hebben. Dat heb ik ook nog nooit gedaan. Groetjes, een haaienfan!
Mogelijkheid 2: WWG = pv. + aanvulling ≠ ww. me Hij heeft … vergist en heeft naast de pot gepist. Ik herinner … niets, behalve de plaats van mijn fiets. zich wederkerend voornaamwoord Zij melkt mensen … en dat zorgt voor een grote buit. Ik let altijd goed …, anders krijg ik op mijn kop. op uit afgescheiden deel van de pv. (adpv.)
Hoe ontleed je een zin? aan het roepen / Michiel / Brett / is . Brett is Michiel aan het roepen. wil / het bord / de leerkracht / afvegen / niet. De leerkracht wil het bord niet afvegen. o pv. aan het + inf. WWG = pv + aan het + inf. o pv. inf. WWG = pv + inf.
Hoe ontleed je een zin? Opgelet: soms staan er in één zin verschillende aanvullingen. zich / de kapitein / ketende / aan de boot / vast. De kapitein ketende zich vast aan de boot. o pv. adpv. wed. vn. WWG = pv + wed.vnw. + ADPV
Nu is het aan jullie!