Hoofdstuk 11 Homothetie.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Optellen en aftrekken tot 20
Advertisements

Wiskundevademecum eerste graad
Les 2 : MODULE 1 STARRE LICHAMEN
De stelling van pythagoras
Stelling van Pythagoras
Les 2 : MODULE 1 STARRE LICHAMEN
Toepassingen op de stelling van Pythagoras
Eigenschappen van vierhoeken
dia's bij lessenserie Pythagoras ± v Chr.
Z, F en X hoeken Kees Vleeming.
Inlijsten van figuren Kees Vleeming [bew gk].
Eigenschappen van het vermenigvuldigen van gehele getallen
(11,25;10) (10,15) (10,16) Totaal 7 lijnen getekend.
Presentatie Vlakke figuren Theorie Rekenvoorbeelden
Wat is omtrek? Omtrek is:
Gereedschapskist vlakke meetkunde
Oefening 1.11a Vakgroep WISK-TW Evenwijdige rechten.
Herleiden (= Haakjes uitwerken)
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 8
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 4
Extra vragen voor Havo 3 WB
Rekenregels voor wortels
Lineaire vergelijkingen
havo B Samenvatting Hoofdstuk 2
Presentatie Inhouden en vergrotingen.
Hoofdstuk 1, 2 en 3 Toegepaste Mechanica deel 1
Van de eerste graad in één onbekende
Projectie en stelling van thales
ribwis1 Toegepaste wiskunde, ribPWI Lesweek 01
Murmellius 2011 Een probleem Exact oplossen is leuk.
Tweedegraadsfuncties
havo B 5.1 Stelsels vergelijkingen
Hoofdstuk 4 Vlakke figuren.
2 vmbo basis 4.1Vlakke figuren
Hoofdstuk 4 Vlakke figuren.
Hoofdstuk 5 De stelling van Pythagoras
CONGRUENTIE HOOFDSTUK 3 BLADWIJZERS: 3.2. CONGRUENTE DRIEHOEKEN
∙ D C diameter 4 cm. middelpunt A 6 cm. B opgave 53 a teken b cirkel
Hoofdstuk 1 Roosterpapier, hoekpunten, zijden, diagonalen
Gereedschapskist vlakke meetkunde
De financiële functie: Integrale bedrijfsanalyse©
Wiskunde kan helpen begrijpen hoe de wereld in elkaar zit.
Een verrassende ontmoeting met constanten
3FD na de vakantie !! Wiskunde deel B + Geodriehoek !!! + potlood !! + gum !! + rekenmachine !! Koop het als je het niet hebt !
Gereedschapskist vlakke meetkunde
4 Sport en verkeer Eigenschappen van een kracht Een kracht heeft:
Gereedschapskist vlakke meetkunde
Gereedschapskist vlakke meetkunde
Gecijferdheid 2 (Meten 1 – ME144X) week 4
Omtrek. 2 cm 8 cm2 cm + + += of 4 x 2 cm8 cm= Omtrek van een vierkant = 4 x z Omtrek van een veelhoek
vormleer (eigenschappen van diagonalen in vierhoeken)
Vierhoeken (eigenschappen van zijden en hoeken) Omstructureren
Projectie en stelling van thales
Vormleer: vlakke figuren - vierhoeken
Meetkunde 5L herhalingsweek: 5L : ‘herhalingsweek’
Meetkunde 5L week 14: Vierhoeken tekenen vierhoeken vierkant vlieger
Meetkunde 5L week 16: Vierhoeken (synthese eigenschappen van zijden en hoeken) vlakke figuren niet - veelhoeken veelhoeken driehoeken vierhoeken...hoekenvijfhoeken.
2 VMBO-T/HAVO deel Driehoeken tekenen Drie zijden gegeven VMBO-T
M A R T X I W K U N E D S 2 M31 Bewijs: de eigenschap van de basis- hoeken in een gelijkbenige driehoek © André Snijers.
Eigenschappen van vierhoeken
M9 2 Draaiingen herkennen en tekenen M A R T X I © André Snijers W K U
Eigenschappen van de verschuiving
Eigenschappen van de spiegeling
M A R T X I W K U N E D S 2 M20 Congruente figuren © André Snijers.
3 vmbo-KGT Samenvatting Hoofdstuk 7
Congruente driehoeken
Eigenschappen in verband met evenwijdigheid en loodrechte stand van rechten in het vlak © André Snijers.
Bewijs: de driehoeksongelijkheid
Eigenschappen van de draaiingen
Gelijkvormige figuren, lengte, omtrek en oppervlakte
Transcript van de presentatie:

Hoofdstuk 11 Homothetie

(12,-2) (-12,2) 5. Instap (6,-1).2 = (6,-1).(-2) = Een koppel met een getal vermenigvuldigen (6,-1).2 = (12,-2) Voorbeeld: (6,-1).(-2) = (-12,2) Welk koppel krijg je als je het koppel (0, 0) met om het even welk getal vermenigvuldigt? Antwoord: Het koppel (0,0)

5. Opdracht 1 : p201 We geven ten opzichte van een assenstelsel (x, y) het rechthoekig trapezium ABCD met hoekpunten: A(6,-1) B(2,3) C(6,3) D(8, 1) B’ C’ D’ A’ A’(12,-2) B’(4,6) C’(12,6) D’(16, 2)

5. Opdracht 1 : p201 We geven ten opzichte van een assenstelsel (x, y) het rechthoekig trapezium ABCD met hoekpunten: A(6,-1) B(2,3) C(6,3) D(8, 1) A’ D’ C’ B’ A’(-12,2) B’(-4,-6) C’(-12,-6) D’(-16,-2)

6. Homothetie Alle pijlen eindigen in de oorsprong (0,0) Opmerking 5 : Waar eindigen alle pijlen als k = O ? Alle pijlen eindigen in de oorsprong (0,0) = de constante homethetie

= de puntspiegeling met centrum O 6. Homothetie p201 Opmerking 6 : Ook k = -1 geeft een bijzondere transformatie. Welke? A’ (-6,1) (6,-1) D’ C’ B’ = de puntspiegeling met centrum O = de draaiing d(O,180°)

8. Eigenschappen van een niet-constante homothetie een niet-constante homothetie behoudt Het rechte-zijn de evenwijdige stand van rechten de hoekgrootte de loodrechte stand van rechten een niet-constante homothetie beeldt een rechte op een evenwijdige rechte af. A’ B’ C’ D’

9. Instap p204 We geven ten opzichte van een assenstelsel een rechthoekige driehoek met hoekpunten: A(2, - 2) B(2, 1) C(6, - 2) C’ A’ B’ h(O,-2) A’(-4,4) B’(-4,-2) C’(-12,4)

10. Verdere eigenschappen B’ Meet de zijden van ABC en A'B'C': |AB| = |BC|= |CA| = |A'B'|= |B'C'|= |CA'|= 1,5 cm 2,5 cm 2 cm 3 cm 5 cm 4 cm Voor een homethetie met centrum O en factor k geldt: |A’B’| = |k|.|AB|

10. Verdere eigenschappen B’ Bereken de omtrekken van ABC en A'B'C': Omtrek ABC = Omtrek A’B’C’ = 1,5 cm + 2,5 cm + 2 cm = 6 cm 3 cm + 5 cm + 4 cm = 12 cm Voor een homethetie met centrum O en factor k geldt: omtrek ABC = |k|. omtrek A’B’C’

10. Verdere eigenschappen B’ Bereken de oppervlakten van ABC en A'B'C': Oppervlakte ABC = Oppervlakte A’B’C’ = (2 cm . 1,5 cm) : 2 = 1,5 cm² (4 cm . 3 cm) : 2 = 6 cm² Voor een homethetie met centrum O en factor k geldt: oppervlakte ABC = k². oppervlakte A’B’C’

11. Een homothetie zonder assenstelsel. p206 B’ 2 C’ 2 1 1 D’ 2 1 1 2 A’

11. Een homothetie zonder assenstelsel. p206 Methode 1: Bepaal het beeld van het punt A door de homothetie h(O,3) A’ A 3 O 2 1 1. Trek de rechte OA 2. Geef O de abscis 0 en A de abscis 1 3. Zoek op de rechte OA het punt met abscis 3 4. Dit punt is het beeld A’ van A door h(O,3)

11. Een homothetie zonder assenstelsel. p206 Methode 1: Bepaal het beeld van het punt A door de homothetie h(O; -0,5) A’ -0,5 1. Trek de rechte OA 2. Geef O de abscis 0 en A de abscis 1 3. Zoek op de rechte OA het punt met abscis -0,5 4. Dit punt is het beeld A’ van A door h(O;-0,5)

11. Een homothetie zonder assenstelsel. p206 Methode 1: Bepaal het beeld van het punt A door de homothetie h(O,4) 1 A’ 4 1. Trek de rechte OA 2. Geef O de abscis 0 en A de abscis 1 3. Zoek op de rechte OA het punt met abscis 4 4. Dit punt is het beeld A’ van A door h(O,4)

11. Een homothetie zonder assenstelsel. p206 Methode 1: Bepaal het beeld van het punt A door de homothetie h(O,-3) 1 -3 A’ 1. Trek de rechte OA 2. Geef O de abscis 0 en A de abscis 1 3. Zoek op de rechte OA het punt met abscis -3 4. Dit punt is het beeld A’ van A door h(O,-3)

11. Een homothetie zonder assenstelsel. p206 Methode 2: Bepaal het beeld van het punt B door de homothetie met centrum O en koppel (A,A’) A’ B’ A B C’ C O D D’

11. Een homothetie zonder assenstelsel. p206 Methode 2: Bepaal het beeld van het punt B door de homothetie met centrum O en koppel (A,A’) 1. Trek de rechte OB en AB B’ 2. Trek door A’ de evenwijdige rechte met AB 3. Het snijpunt van deze rechte en OB is B’

Vragen en opdrachten p 207

8. Bepaal bet beeld van de gegeven figuur door de gegeven homothetie: 1 2

8. Bepaal bet beeld van de gegeven figuur door de gegeven homothetie: 1 3

8. Bepaal bet beeld van de gegeven figuur door de gegeven homothetie: -2 1

8. Bepaal bet beeld van de gegeven figuur door de gegeven homothetie: -1,5 -1 1

8. Bepaal bet beeld van de gegeven figuur door de gegeven homothetie: -1/3 1

9. Is de figuur F' het beeld van de figuur F door een homothetie? Zo ja, duid het centrum aan en geef de factor. 1 h(O,-2) O -2

9. Is de figuur F' het beeld van de figuur F door een homothetie? Zo ja, duid het centrum aan en geef de factor. 1 O -0,5 h(O;-O,5)

Geen homothetie, wel een verschuiving 9. Is de figuur F' het beeld van de figuur F door een homothetie? Zo ja, duid het centrum aan en geef de factor. Geen homothetie, wel een verschuiving

De homothetie met factor  1: 1 dekpunt, nl. het centrum 10. a. Heeft een homothetie dekpunten? Maak, zo nodig, een onderscheid. De homothetie met factor  1: 1 dekpunt, nl. het centrum De homothetie met factor = 1: alle punten zijn dekpunten

h-1(O,-2) = h(O;-1/2) h-1(O,k) = h(O,k-1) 10. b. Als je bij een homothetie alle pijlen omkeert, krijg je dan opnieuw een homothetie? A’ D’ C’ B’ h-1(O,-2) = h(O;-1/2) h-1(O,k) = h(O,k-1)

Doorloopzin blijft behouden 10. c. Behoudt een niet-constante homothetie de doorloopzin van een figuur? A’ D’ C’ B’ Doorloopzin blijft behouden

11. Omtrek F = 18 cm Oppervlakte F = 24 cm² Voor het beeld F' van F door h(O, 3) geldt: omtrek F' = oppervlakte F' = Voor het beeld F" van F door h(P, -4) geldt: omtrek F" = oppervlakte F" = Voor het beeld F'" van F door h(Q, -0,5) geldt: omtrek F'" = oppervlakte F'" = |3|.18 cm = 54 cm 3².24 cm² = 9.24 cm² = 216 cm² |-4|.18 cm = 72 cm (-4)².24 cm² = 16.24 cm² = 384 cm² |-0,5|.18 cm = 9 cm (-0,5)².24 cm² = 0,25.24 cm² = 6 cm²

 Driehoek OBC is het beeld van  OVA door een homothetie met factor Dus |BC| = k1 . |AV| = (1) Driehoek FBC is het beeld van  FOD door een homethetie met factor Dus |BC| = k2 . |AV| = (2) Lid aan lid ((2) delen door (1)) geeft: A D  B C

     Beide leden delen door v Beide leden + 1/b A D C D Vervangen –we nu |FB| door b-f , |OF| door f, |OB| door b en |OV| door v dan krijgen we    Beide leden delen door v  Beide leden + 1/b 

Voor wie meer wil! p 208

Er bestaan twee homothetieën die de rechthoek F op de rechthoek F‘ afbeelden. Construeer telkens het centrum en geef de factor. 1 O1 O2 1 -2 2 h(O1,2) h(O2,-2)

14. Bereken voor elke figuur x en y: x = k.11 = 3 . 11 = 33 y = 24 : k = 24 : 3 = 8

14. Bereken voor elke figuur x en y: x = k.9 = 2 . 9 = 18 y = 10 : k = 10 : 2 = 5

Wordt een rechte afgebeeld op een evenwijdige rechte? 15. Behoren de gegeven koppels tot een zelfde homothetie? Wordt een rechte afgebeeld op een evenwijdige rechte? Nee! Geen homothetie

15. Behoren de gegeven koppels tot een zelfde homothetie? Ja! Ja! Wordt een rechte afgebeeld op een evenwijdige rechte? Homothetie met k>1 Is er een mogelijke oorsprong?

15. Behoren de gegeven koppels tot een zelfde homothetie? Ja! Ja! Wordt een rechte afgebeeld op een evenwijdige rechte? Homothetie met 0<k<1 Is er een mogelijke oorsprong?

15. Behoren de gegeven koppels tot een zelfde homothetie? Ja! Ja! Wordt een rechte afgebeeld op een evenwijdige rechte? Homothetie met k<-1 Is er een mogelijke oorsprong?

Een lijnstuk wordt op een evenwijdig lijnstuk afgebeeld… 16. Construeer het beeld van het punt A door de homothetie bepaald door de gegeven koppels: A’ Een lijnstuk wordt op een evenwijdig lijnstuk afgebeeld…

Een lijnstuk wordt op een evenwijdig lijnstuk afgebeeld… 16. Construeer het beeld van het punt A door de homothetie bepaald door de gegeven koppels: A’ Een lijnstuk wordt op een evenwijdig lijnstuk afgebeeld…

17*. Gegeven is een ABC. Construeer een vierkant met één hoekpunt op [AB], één op [AC] en twee op [BC]. Nu werk je verder met een homothetie met centrum B… Teken een vierkant met 2 punten op BC en 1 op AB