Les 6 – De Bevolking
Agrarisch-stedelijke samenleving en een standensamenleving 1100 1150 1200 1250 1300 1350 1400 1450 1500 1550 Agrarisch-stedelijke samenleving en een standensamenleving Agrarisch-stedelijke samenleving Dus de samenleving is agrarisch én er zijn steden Wat zijn dan de middelen van bestaan? Iedereen behoort tot een stand (zie dia) Afhankelijk van geboorte Je wordt in een stand geboren Of geroepen tot de stand der geestelijken
Gilden Een gilde is een beroepsvereniging Werk Sociale kant H6: §3: p105-9 1100 1150 1200 1250 1300 1350 1400 1450 1500 1550 Gilden Een gilde is een beroepsvereniging Werk Gaan concurrentie tegen Bepalen Kwaliteit Prijzen Werktijden Hoe je spullen te verkopen Sociale kant Zorg voor armen, zieken en nabestaanden Verdediging van de stad Beschermheilige; ieder gilde had er een én een aparte plaats in de kerk Lid worden van een gilde Gezel meesterproef
Gilden
Nijverheid en Ambacht Ambacht Nijverheid Kleinschalig Werkplaats 1100 1150 1200 1250 1300 1350 1400 1450 1500 1550 Nijverheid en Ambacht Ambacht Kleinschalig Werkplaats Kwaliteit voorop Duurdere producten Meestal met handgereedschap Binnen een gilde Nijverheid Kan grootschalig Kan in hallen/molens Kwantiteit belangrijk Goedkopere producten Meestal gebruik met spierkracht aangedreven machines Geen gilde
Standensamenleving God vorst 1100 1150 1200 1250 1300 1350 1400 1450 1500 1550 Standensamenleving God vorst 1e stand celibaat & geestelijke zorg 2e stand verdediging en bestuur 3e stand boeren voeden de samenleving burgers Poorters rijken, middelgroep [ambachtslieden gewone kooplui] arme burgers) onvrije boeren horigen Hieronder hoort nog een groep die buiten de standen vallen: De bedelaars en zwervers
Huiswerk Opdracht: Bronnen beoordelen (HB, p110)