Vervoegingen van de Duitse werkwoorden
Vervoegingen werkwoorden in de o.t.t. ich schreib du schreib er/sie/es schreib wir schreib ihr schreib sie/Sie schreib e st t en
Werkwoorden met de stam op –d of –t ich red du red er/sie/es red wir red ihr red sie/Sie red e e st t en
Werkwoorden met de stam op sisklank ( s, ss, ß, z) ich reis du reis er/sie/es reis wir reis ihr reis sie/Sie reis e s t t en
Sterke of zwakke werkwoorden? Waar kun je een zwak werkwoord aan herkennen? géén klankverandering voltooid deelwoord op –t Waar kun je een sterk werkwoord aan herkennen? heeft in de o.v.t. klankverandering voltooid deelwoord op -en
het “e/i-Wechsel” “e/i-Wechsel” Alle sterke werkwoorden met een “e” in de stam krijgen bij du er/sie/es het “e/i-Wechsel” Als je een korte “e” hoort vervangen door “i” Als je een lange “e” hoort vervangen door “ie”
Voorbeelden “e/i-Wechsel” korte “e” hele werkwoord: essen. du isst er/sie/es isst lange “e” hele werkwoord: sehen. du siehst er/sie/es sieht
Let op: Een lange “e” wordt korte “i” bij de volgende werkwoorden: geben du gibst er/sie/es gibt nehmen du nimmst er/sie/es nimmt treten du trittst er/sie/es tritt
Twee regels in één Werkwoordsvorm? Soms moet je twee regels in één werkwoordsvorm toepassen. Het hele werkwoord: gelten Stap 1) Stam d/t Extra “e” Stap 2) E/I-Wechsel
Stap 1) Stam d/t Extra “e” ich gelt du gelt er/sie/es gelt wir gelt ihr gelt sie/Sie gelt e st t en e
Stap 2) E/I-Wechsel ich gelt du g i lt er/sie/es g i lt wir gelt ihr gelt sie/Sie gelt e st t en e
LET OP: NIET twee regels in één ww-vorm! Als er twee regels zijn, pas je de belangrijkste toe: “e/i-Wechsel” ich gelt du g i lt er/sie/es g i lt wir gelt ihr gelt sie/Sie gelt e st t en e
Let op! De volgende werkwoordsvormen krijgen géén e/i-Wechsel: gehen stehen heben (= heffen; tillen) bewegen genesen