Stoffenmoleculen Om te kunnen verklaren dat stoffen bepaalde stofeigenschappen hebben gebruiken we een modelvoorstelling De molecuultheorie: stoffen bestaan uit een heleboel super kleine deeltjes van dezelfde soort Deze deeltjes noemen we moleculen Definitie: Een molecuul is het kleinste deeltje van een stof dat nog de eigenschappen heeft van die stof
Moleculen Opgebouwd uit atomen Verschillende atomen (verbinding) ontleedbaar Dezelfde atomen (element) niet-ontleedbaar De bouwstenen van de moleculen zijn de atomen. Van deze atomen zijn er zo’n 100 soorten. Deze staan in het Periodiek Systeem. Je hoeft niet van alle soorten de afkorting te kennen. Wel is het handige om de belangrijkste uit je hooft te kennen (H, C, O, N, S, P, Cl, Ag, Na enz…) Je kunt deze eventueel opzoeken in Binas. Wanneer de moleculen van een stof bestaan uit verschillende soorten atomen is deze stof ontleedbaar. Wanneer de moleculen van een stof bestaan uit dezelfde atoomsoort, dan is deze stof niet-ontleedbaar. Voorbeelden van deze stoffen zijn: Zuurstof, Broom, Chloor, Stiktof, Natrium enz. Het aantal atomen in een molecuul is heel belangrijk. Een molecuul met een ander aantal atomen is ook een andere stof. De begrippen index en Coëfficiënt komen aan de orde bij de uitleg. De index is het aantal moleculen. Dit getal staat voor de molecuulformule. De coëfficiënt is het aantal atomen in een molecuul. Dit getal ‘hangt onder’ het symbool. (zie voorbeeld dia 7)
Ontleden Uit één stof worden meerdere stoffen gemaakt. Ontleden is een chemische reactie. Bij een chemische reactie veranderen de moleculen (stoffen) De bouwstenen van de moleculen zijn de atomen. Van deze atomen zijn er zo’n 100 soorten. Deze staan in het Periodiek Systeem. Je hoeft niet van alle soorten de afkorting te kennen. Wel is het handige om de belangrijkste uit je hooft te kennen (H, C, O, N, S, P, Cl, Ag, Na enz…) Je kunt deze eventueel opzoeken in Binas. Wanneer de moleculen van een stof bestaan uit verschillende soorten atomen is deze stof ontleedbaar. Wanneer de moleculen van een stof bestaan uit dezelfde atoomsoort, dan is deze stof niet-ontleedbaar. Voorbeelden van deze stoffen zijn: Zuurstof, Broom, Chloor, Stiktof, Natrium enz. Het aantal atomen in een molecuul is heel belangrijk. Een molecuul met een ander aantal atomen is ook een andere stof. De begrippen index en Coëfficiënt komen aan de orde bij de uitleg. De index is het aantal moleculen. Dit getal staat voor de molecuulformule. De coëfficiënt is het aantal atomen in een molecuul. Dit getal ‘hangt onder’ het symbool. (zie voorbeeld dia 7)
Toestel van Hoffman Reactieschema: water(l) waterstof(g) + zuurstof (g) De bouwstenen van de moleculen zijn de atomen. Van deze atomen zijn er zo’n 100 soorten. Deze staan in het Periodiek Systeem. Je hoeft niet van alle soorten de afkorting te kennen. Wel is het handige om de belangrijkste uit je hooft te kennen (H, C, O, N, S, P, Cl, Ag, Na enz…) Je kunt deze eventueel opzoeken in Binas. Wanneer de moleculen van een stof bestaan uit verschillende soorten atomen is deze stof ontleedbaar. Wanneer de moleculen van een stof bestaan uit dezelfde atoomsoort, dan is deze stof niet-ontleedbaar. Voorbeelden van deze stoffen zijn: Zuurstof, Broom, Chloor, Stiktof, Natrium enz. Het aantal atomen in een molecuul is heel belangrijk. Een molecuul met een ander aantal atomen is ook een andere stof. De begrippen index en Coëfficiënt komen aan de orde bij de uitleg. De index is het aantal moleculen. Dit getal staat voor de molecuulformule. De coëfficiënt is het aantal atomen in een molecuul. Dit getal ‘hangt onder’ het symbool. (zie voorbeeld dia 7)
Kleur atoommodel Tabel: kleur van model per atoomsoort Atoommodel Naam atoomsoort Wit Waterstof H Zwart Koolstof C Rood Zuurstof O Geel Zwavel S Groen Chloor Cl
Atoommassa Atomaire massa eenheid (u) 1 u = 1.6 • 10-24 gram Diameter 1 nm = 10-9 meter ( 1/ miljoenste mm) De bouwstenen van de moleculen zijn de atomen. Van deze atomen zijn er zo’n 100 soorten. Deze staan in het Periodiek Systeem. Je hoeft niet van alle soorten de afkorting te kennen. Wel is het handige om de belangrijkste uit je hooft te kennen (H, C, O, N, S, P, Cl, Ag, Na enz…) Je kunt deze eventueel opzoeken in Binas. Wanneer de moleculen van een stof bestaan uit verschillende soorten atomen is deze stof ontleedbaar. Wanneer de moleculen van een stof bestaan uit dezelfde atoomsoort, dan is deze stof niet-ontleedbaar. Voorbeelden van deze stoffen zijn: Zuurstof, Broom, Chloor, Stiktof, Natrium enz. Het aantal atomen in een molecuul is heel belangrijk. Een molecuul met een ander aantal atomen is ook een andere stof. De begrippen index en Coëfficiënt komen aan de orde bij de uitleg. De index is het aantal moleculen. Dit getal staat voor de molecuulformule. De coëfficiënt is het aantal atomen in een molecuul. Dit getal ‘hangt onder’ het symbool. (zie voorbeeld dia 7)
(Molecuul)model Definitie: Voorstelling van de werkelijkheid hoe wij denken dat hij is Een model geldt net zo lang tot het tegendeel is bewezen. De bouwstenen van de moleculen zijn de atomen. Van deze atomen zijn er zo’n 100 soorten. Deze staan in het Periodiek Systeem. Je hoeft niet van alle soorten de afkorting te kennen. Wel is het handige om de belangrijkste uit je hooft te kennen (H, C, O, N, S, P, Cl, Ag, Na enz…) Je kunt deze eventueel opzoeken in Binas. Wanneer de moleculen van een stof bestaan uit verschillende soorten atomen is deze stof ontleedbaar. Wanneer de moleculen van een stof bestaan uit dezelfde atoomsoort, dan is deze stof niet-ontleedbaar. Voorbeelden van deze stoffen zijn: Zuurstof, Broom, Chloor, Stiktof, Natrium enz. Het aantal atomen in een molecuul is heel belangrijk. Een molecuul met een ander aantal atomen is ook een andere stof. De begrippen index en Coëfficiënt komen aan de orde bij de uitleg. De index is het aantal moleculen. Dit getal staat voor de molecuulformule. De coëfficiënt is het aantal atomen in een molecuul. Dit getal ‘hangt onder’ het symbool. (zie voorbeeld dia 7)
Molecuul modellen Staafmodel CH4 overzichtelijk Skeletmodel CH4 niet werkelijkheid Skeletmodel CH4 Compactmodel CH4 werkelijkheid
Molecuulformule Met behulp van een molecuulformule kun je zien welke atoomsoorten en hoeveel atomen er in een molecuul zitten. De bouwstenen van de moleculen zijn de atomen. Van deze atomen zijn er zo’n 100 soorten. Deze staan in het Periodiek Systeem. Je hoeft niet van alle soorten de afkorting te kennen. Wel is het handige om de belangrijkste uit je hooft te kennen (H, C, O, N, S, P, Cl, Ag, Na enz…) Je kunt deze eventueel opzoeken in Binas. Wanneer de moleculen van een stof bestaan uit verschillende soorten atomen is deze stof ontleedbaar. Wanneer de moleculen van een stof bestaan uit dezelfde atoomsoort, dan is deze stof niet-ontleedbaar. Voorbeelden van deze stoffen zijn: Zuurstof, Broom, Chloor, Stiktof, Natrium enz. Het aantal atomen in een molecuul is heel belangrijk. Een molecuul met een ander aantal atomen is ook een andere stof. De begrippen index en Coëfficiënt komen aan de orde bij de uitleg. De index is het aantal moleculen. Dit getal staat voor de molecuulformule. De coëfficiënt is het aantal atomen in een molecuul. Dit getal ‘hangt onder’ het symbool. (zie voorbeeld dia 7)
Index en coëfficient Index (rechtsonder) Aantal atomen Coëfficient (getal vóór de molecuulformule) Aantal deeltjes (moleculen)
Molecuulformule Molecuulformule CH4 H2O FOUT is: H2O of H2O Opmerking: let erop dat de getallen kleiner zijn dan de hoofdletters en dat ze onderaan staan FOUT is: H2O of H2O CH4
3 CO2 Koolstofdioxide Drie Koolstofdioxide-moleculen Verbinding zuurstof en waterstof CO2 (g) (molecuulformule) Één atoom koolstof en twee atomen zuurstof In moleculaire stoffen (verbindingen zonder metalen!) komen de voglende ‘getallen’ voor. Deze staan altijd vóór het element. En geven aan hoeveel atomen van een bepaald atoomsoort in het molecuul zitten. Deze moet je uit je hoofd kennen. Mono = 1 Di = 2 Tri = 3 Terta = 4 Penta = 5 Zie ook voorbeeld dia 10 3 CO2 coëfficiënt Index
4 H2O Watermoleculen Vier Water moleculen Compact model Verbinding waterstof en zuurstof atomen H2O (l) (molecuulformule) Twee atomen waterstof en één atoom zuurstof Hoe weet je nou in welke volgorde je de symbolen moet zetten? Dit is in ieder geval géén alfabetische volgorde. Het is vooral een kwestie van ervaring en inzicht. Een mogelijk hulpmiddel van zijn: Volgorde van elementen in een molecuulformule: Metalen C H N S O Deze bovenstaande 6 omvatten verreweg de meeste moleculen. Voor alle andere moleculen zul je moeten vertrouwen op inzicht. De coëfficient is het getal dat voor de molecuulformule staat. Het getal geeft weer in welke verhouding de stoffen met elkaar reageren. De index geeft weer hoeveel atomen van één soort het molecuul bevat. 4 H2O Geen index coëfficient Index
Ontleedbare stoffen Moleculen (verbindingen) die bestaan uit 2 of meer atoomsoorten Voorbeelden Water (H2O) Alcohol (C2H6O) Koolstofdioxide (CO2) Methaan (CH4)
Niet ontleedbare stoffen (elementen) Bestaan uit 1 atoomsoort (enkel) Alle elementen uit het periodiek systeem behoren hiertoe Bijvoorbeeld: Fe = ijzer Au=goud Al = aluminium Edelgassen: He= helium Ne= Neon Ar=argon Xe= Xenon Bestaan uit 1 atoomsoort maar dan dubbel Alle stoffen in het rijtje van Brutus Br2 N2 H2 F2 Cl2 I2 O2
Elementen metalen Naam Symbool Aluminium Al Magnesium Mg Barium Ba Mangaan Mn Calcium Ca Natrium Na Chroom Cr Nikkel Ni Goud Au Platina Pt Kalium K Radium Ra Kobalt Co Tin Sn Koper Cu Titaan Ti Kwik Hg Uraan U ijzer Fe Zilver Ag Zink Zn Cadmium Cd Lood Pb Wolfraam W Leer deze uit je hoofd!!!
Elementen Niet metalen Naam Symbool Argon Ar Koolstof C Broom Br Neon Ne Chloor Cl Silicium Si Fluor F Stikstof N Fosfor P Waterstof H Helium He Zuurstof O Radon Rn Xenon Xe Krypton Kr Jood I Zwavel S Leer deze uit je hoofd!!!