Voortgezette assimilatie Wat gebeurt er verder met de glucose
Koolstof Glucose ? In autotrofe organismen: Glucose dient nu als grondstof voor de meeste andere organische stoffen Vorming van andere organische stoffen uit glucose = voortgezette assimilatie Vorming van andere koolhydraten Vorming van vetten Vorming van eiwitten In heterotrofe organismen : Vorming andere koolhydraten Vorming vetten
koolhydraten Moleculen van koolhydraten kunnen sterk in vorm verschillen: Monosachariden (enkelvoudige suikers): glucose , fructose, deoxyribose, ribose Disacchariden bv sacharose, lactose, maltose
Meervoudige koolhydraten Polysachariden, lange ketens slecht oplosbaar in water Zetmeel: reservestof in zetmeelkorrels Cellulose Celwanden van planten in dieren : glycogeen Opgeslagen in lever en spieren
Vetten of lipiden Vetmoleculen bestaan uit dezelfde atomen dan glucosemoleculen Vetmolecule ontstaat uit : glycerol en 3 vetzuurmoleculen Het eenvoudigste vet is triacetine (glycerol en 3 azijnzuurmoleculen)
Veel voorkomende vetzuren Vetzuur Aantal koolstofatomen Dubbele bindingen (plus: omeganotatie) Komt onder andere voor in Boterzuur 4 Kort verzadigd vetzuur Roomboter en koemelk Laurinezuur 12 Verzadigd vetzuur Kokosolie en palmpitolie Palmitinezuur 16 Palmolie, kokosolie, verder ook in alle dierlijke vetten en oliën Stearinezuur 18 Raapolie, sojaolie, zonnebloemolie, maisolie Oliezuur Cis-9 (Omega-9 ) Zeer veel in olijfolie, verder ook in alle dierlijke en plantaardige vetten en oliën Linolzuur Cis-9,12 (Omega-6) Saffloerolie, zonnebloemolie, maisolie, sojaolie, arachideolie Alfa-linoleenzuur (ALA) Cis-9,12,15 (Omega-3) Lijnzaadolie, walnootolie, canola-olie, perillazaadolie, hennepzaadolie Elaïdinezuur Trans-9 Gedeeltelijk geharde vetzuren Vacceenzuur Trans-11 Herkauwers Eicosapentaeenzuur (EPA) 20 Cis-5,8,11,14,17 (Omega-3) Visolie Docosahexaeenzuur (DHA) 22 Cis-4,7,10,13,16,19 (Omega-3)
vetzuren Azijnzuur Boterzuur laurinezuur
Eiwitten of proteïnen Een groot aantal aan elkaar gekoppelde aminozuren er komen 20 verschillende aminozuren voor Aminozuren bevatten naast C atomen ook nog N en soms S atomen Planten zijn in staat om uit glucose en nitraationen en soms sulfaationen, allebei opgenomen uit de bodem, aminozuren op te bouwen
Bouw eiwit 20 verschillende aminozuren Aminogroep carbonzuurgroep Restgroep = 20 x variabel
aminozuren Cysteine Bevat S of zwavel
Eiwitten = opgebouwd uit aminozuren Polypeptiden Alle organismen: eiwitten opbouwen door koppeling van aminozuren door een peptidebinding Bij de vorming neemt een eiwitmolecule direct een ingewikkelde structuur aan (afhankelijk van de volgorde waarin de aminozuurketens aan elkaar zijn gekoppeld) specifieke ruimtelijke structuur kan verschillende functies hebben bv transportmolecule, enzym, bouwstoffen in het cytoplasma
Ruimtelijke structuur
hemoglobine