Modern Nederlands: schrijftaal vs. spreektaal

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Redekundig ontleden Over waarom, wat en hoe....
Advertisements

Tevredenheid met behandelaar en behandeling.
Enquête bij de leden van Fietsersbond Halle Resultaten.
KWALITEITSZORG november 2012
‘SMS’ Studeren met Succes deel 1
1 19 jan Urk. 2 de context van 2Korinthe 3  Paulus reageert op beschuldigingen dat hij onbevoegd zou zijn (3:1,2);  Paulus plaatst zijn Evangelie.
Herhaling van hoofdstuk
Paulus' eerste brief aan Korinthe (20) 23 januari 2013 Bodegraven.
28 juni 2009 Paëllanamiddag 1 Paëllanamiddag 28 juni 2009 Voorbereiding vrijdagavond (Loopt automatisch - 7 seconden)
Werkwoorden d t dt.
NEDERLANDS WOORD BEELD IN & IN Klik met de muis
Beter afspelen.
Sociaal emotionele ontwikkeling en groepsgedrag
“ff Anders”.  Het thema van dit jaar is “ff Anders” 2.
November 2013 Opinieonderzoek Vlaanderen – oktober 2013 Opiniepeiling Vlaanderen uitgevoerd op het iVOXpanel.
Uitgaven aan zorg per financieringsbron / /Hoofdstuk 2 Zorg in perspectief /pagina 1.
Global e-Society Complex België - Regio Vlaanderen e-Regio Provincie Limburg Stad Hasselt Percelen.
7 april 2013 Zoetermeer 1. 1Korinthe Maar, zal iemand zeggen, hoe worden de doden opgewekt? En met wat voor lichaam komen zij? 2.
 Deel 1: Introductie / presentatie  DVD  Presentatie enquête  Ervaringen gemeente  Pauze  Deel 2 Discussie in kleinere groepen  Discussies in lokalen.
STAPPENPLAN GRAMMATICUS.
Kb.1 Ik leer op een goede manier optellen en aftrekken
9 januari 2013 Bodegraven 1. 1Korinthe 11 1 Wordt mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg. 2.
Nooit meer onnodig groen? Luuk Misdom, IT&T
FOD VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU 1 Kwaliteit en Patiëntveiligheid in de Belgische ziekenhuizen anno 2008 Rapportage over.
Elke 7 seconden een nieuw getal
Oefeningen F-toetsen ANOVA.
Kunnen we leren kiezen? Jan Bransen Alumnidag 2006.
Wat levert de tweede pensioenpijler op voor het personeelslid? 1 Enkele simulaties op basis van de weddeschaal B1-B3.
Bewegen Hoofdstuk 3 Beweging Ing. J. van de Worp.
1 7 nov Rijnsburg 7 nov Rijnsburg. 2 Hebreeën 7 15 En nog veel duidelijker wordt het, als naar het evenbeeld van Melchisedek een andere priester.
1 17 okt 2013 Rijnsburg 17 okt 2013 Rijnsburg. 2 het voorgaande: Melchisedek voor het eerst ter sprake in 5:6 en 5:10 10 door God aangesproken als hogepriester.
13 maart 2014 Bodegraven 1. 1Korinthe Want gelijk het lichaam één is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, een lichaam.
Bij het kolenvuur Johannes
Pasen & Pinksteren op één dag!
1. 33 GERECHTIGHEID GODS 21 Thans is echter buiten de wet om GERECHTIGHEID GODS openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen, 34.
1 19 dec Rijnsburg 19 dec Rijnsburg. 2 Hebreeën 8 1 De hoofdzaak VAN ONS ONDERWERP is, dat wij zulk een hogepriester hebben, die gezeten is.
College Schrijfvaardigheid
ribwis1 Toegepaste wiskunde – Differentieren Lesweek 7
Enquête.
Three steps to success Foutloos zinnen vertalen in drie stappen
MET DANK AAN COLLEGA’S IN DEN LANDE ! vee 2012
Nederlands Woordsoorten.
STIMULANS KWALITEITSZORG juni 2014.
Verlangen naar licht.
Kirti Zeijlmans MSc Rijksuniversiteit Groningen Voor meer informatie:
Paulus' eerste brief aan Korinthe (25) 24 april 2014 Bodegraven.
Christen zijn in de maatschappij Hilversum, 9 november
1 Amsterdam, april 2005 Drs. Frits Spangenberg Rotary Extern imago.
WERKWOORDSPELLING Hoe doe je dat ?.
Waar gaat het nou toch om?!
1 16 jan Rijnsburg 16 jan Rijnsburg. 2 de vorige keer:  "de hoofdsom van het gezegde" (8:1)  de aankondiging van een nieuw verbond (8:8)
Lucas 15: 11 En Hij zeide: Iemand had twee zonen
De doorbraak van de volkstaal Nieuwnederlands in de zestiende eeuw < Jan W. de Vries, Roland Willemyns & Peter Burger, Het verhaal van het Nederlands.
12 sept 2013 Bodegraven 1. 2  vooraf lezen: 1Kor.7:12 t/m 24  indeling 1Korinthe 7  1 t/m 9: over het huwelijk  10 t/m 16: over echtscheiding  16.
essentie van kerst Over de mens-wording van Gods Zoon
13 november 2014 Bodegraven 1. 2 de vorige keer: 1Kor.15:29-34 indien er geen doden opgewekt worden...  vs 29: waarom dopen?  vs.30-32: waarom doodsgevaren.
1 Week /03/ is gestart in mineur De voorspellingen van alle groten der aarden dat de beurzen zouden stijgen is omgekeerd uitgedraaid.
Zondag 7 HC Franeker 21 februari 2010
Evangeliënkring Sliedrecht
30 juni 2013 Zoetermeer 1. 2 Handelingen 14:27 27 En daar aangekomen, riepen zij de gemeente bijeen en gaven verslag van al wat God met hen gedaan had,
23 mei 2013 Bodegraven vanaf hoofdstuk 6: hoofdst.1: de wijsheid van de wereld hoofdst.2: de wijsheid van God hoofdst.3: Gods akker en Gods bouwwerk.
Van de 16 de tot de 18 de eeuw Het standaardisatieproces.
26 sept 2013 Bodegraven 1. 1Korinthe 8 1 Wat het offervlees aangaat, wij weten, dat wij allen kennis bezitten. De kennis maakt opgeblazen, maar de liefde.
Stage: Basisschool de Klingerberg
Taalkennis les 4. Vragen 1 Met welke taal is het Fries het meest verwant? En het Nederlands? Hoe noemen we de taalfamilie waar Nederlands en Zweeds samen.
Taalkennis les 7. Talen in Friesland Welke taal wordt het meest gesproken in Friesland, denk je? Hoe veel mensen spreken thuis vooral Fries, Nederlands,
VRIJDAG 4 MAART NEDERLANDS. PROGRAMMA 15 minuten lezen Herhalen hoofdstuk 4 Oefeningen maken (TEST of oefenen op de site NN)
Werkwoordspelling -d of –t?
Grammatica zinsdelen H1 t/m H6
Transcript van de presentatie:

Modern Nederlands: schrijftaal vs. spreektaal College 3 Modern Nederlands: schrijftaal vs. spreektaal

Overzicht Standaardnederlands Schrijftaal Spreektaal Spellingstrijd, grammatica’s en woorden-boeken Spellingsregels Schrijftaal en spreektaal

Standaardnederlands In schrijftaal sinds Middeleeuwen standaardiseringsproces Noorden (Holland) politiek en cultureel dominant, prestige Hollands stond model voor standaard-nederlands Meeste spellinggidsen in Holland geschreven Taal van meeste grote schrijvers uit Gouden Eeuw

Standaardnederlands 1581 – Pontus de Heuiter: Nederduitse orthographie Scheppen van bovenregionale eenheidstaal Welluidendste spelling- en uitspraakelementen van verschillende dialecten Praktijk: vnl. Noordhollandse kenmerken van ontwikkelde burgers ‘Beschaafd’

Standaardnederlands Archaïserende stijl: Onderscheid hen en hun Woorden van zuidelijke oorsprong Flexie: voorliefde voor genitief Potgieter: bruid des jongelings, stank des stilstands, de patroon aller slaapmutsen Kunstmatig vasthouden aan in Middelnederlands al zeldzaam geworden verledentijdsvormen: Zetteden en schuddeden Syntaxis: onpersoonlijke constructie Mij hongert In gesproken taal kwamen deze vormen niet voor

Standaardnederlands Pas laat aandacht voor spreektaal In 17e eeuw ontstond al een ideaal van een algemeen beschaafde uitspraak, maar was nog geen realiteit 1635 – Petrus Montanus (Petrus Berch): Bericht van een niewe konst, genaemt De Spreeckonst. Eerste beschrijving van uitspraak spraakklanken Puur beschrijvend Systematisch met verwijzing naar articulatiewijze Ging uit van Zuidhollandse uitspraak van deftige burgers Begin 18e eeuw: standaardtaal voor het eerst eigen naam: ‘Gemeenen-Lants-tale’ (Adriaen Verwer) ‘gemeen’ = algemeen

Standaardnederlands Negatieve waardering over regionale klankvarianten Hollands (al in 1683 op gewezen): verstemlozing van stemhebbende fricatieven /z/  /s/ en /v/  /f/ woord-initieel de son in de see sien sakken Noorden: voorkeur /s/-uitspraak Zuiden: voorkeur /z/-uitspraak Zuidoosten: van /s/ overgegaan op /z/ Afrikaans heeft de Hollandse vormen overgenomen. /z/ en /v/ komen niet meer voor in de Afrikaanse uitspraak (tussen twee klinkers /v/ wel uitgesproken, gespeld met <w> ‘Onbeschaafd’

Standaardnederlands Dialectoloog Kloeke (jaren 1930): slechts 3% Nederlandse bevolking heeft vereiste ‘hogere beschaving en opvoeding’ om beschaafd te spreken Sindsdien: beter onderwijs, meer kinderen volgen onderwijs (leerplichtwet 1900) Bredere basis Algemeen Beschaafd Nederlands

Standaardnederlands Veel variatie in ‘standaardnederlands’: Regionale kleuring Brabants: Ik ben afgewerkt en aangereden Twents: Ik ga naar huis heen Gronings: pakjedrager, slof Sociale klassen Leeftijd Idiosyncratisch: ijskast vs. koelkast Brabants = ‘Ik ben klaar met werken en ik ben (naar huis) vertrokken

Woordenboeken en grammatica’s Taalregels: verklaren wat goed Nederlands is ongrammaticaal: Luid zingend werden de aardappels geschild Taalnormen: wat is gepast taalgebruik Bepaald door sociale normen en waarden Hij wast zich Hij wast z’n eigen Hij wast ’m Luid zingend verwijst naar de aardappels  verwijsfout Standaardtaal Geen standaard, wel in dialecten

Woordenboeken Behoefte aan taaladvisering Bloeitijd woordenboekenbedrijf 16e eeuw 17e eeuw: vertaalwoordenboeken Frans en Engels (i.p.v. Latijn) 1801 – Siegenbeek opdracht spellingregels ontwerpen In 1804 officieel ingevoerd

Woordenboeken 1849 – plan voor Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) geboren op eerste Taal- en Letterkundig Congres in Gent, Nederlandse en Vlaamse geleerden: eenheid van taal in Noord en Zuid. De Vries en Te Winkel starten in 1852 Spelling ontwerpen Taalmuseum: alles wat ooit of ergens Nederlandsch was, start eerst bij Statenvertaling, later naar 1500 (om woorden van P.C. Hooft op te kunnen nemen) In praktijk toch selectie: nette woorden, geen verouderde of dialectwoorden, voorkeur literaire taal, veel leenwoorden uitgesloten Traag: eerste deel (A – ajuin): 1864 laatste deel in 1998 afgekomen Grootste woordenboek ter wereld: 40 delen, 3 meter boekenplanken, 44.000 blz. … nauwelijks bekend

Woordenboeken Voorbeelden WNT: PRUIK; dit heeft o.a. de nu verouderde betekenis van ‘hoofdhaar’. Hieronder de definitie uit het WNT van deze eerste betekenis, in een eigenlijke (letterlijke) toepassing, gevolgd door een citaat van Hooft: 1) Menschelijk hoofdhaar. In dezen alg. zin thans verouderd; verg. echter de bet. 6). a) Eigenlijk. || De perucque blont, Twelrieckent hayr ghetoyt met een uytheemschen vont, HOOFT, Ged. 2, 45. ZWEENER, een woord dat na de 16de eeuw verdween, en dat ‘varkenshoeder’ betekent maar etymologisch niets met zwijn van doen heeft. Dit woord wordt o.a. door het volgende citaat geïllustreerd: Wat holpet mij dit, dat ic waer paeus oft cardinael ..., ende ic en twint van deser heerscapie en wiste ...? Soe waer ic mij alsoe lief een sweenre als een paeus oft een stalknecht als een coninc, in Ts. 34, 256 [1540].

Woordenboeken Van Dale: eerste deel 1872. Woordenboek der Nederlandsche Taal 1950 (posthuum, red. Kruyskamp en De Tollenaere): Van Dale’s Groot woordenboek der Nederlandse taal (de ‘Dikke Van Dale’) Ruim 150.000 trefwoorden 1992: 12e druk, 240.000 trefwoorden Gezaghebbend Woordenschat van laatste anderhalve eeuw, historische opzet (net als WNT), altijd eerst oudste betekenis woord gegeven Volledigheid, normatief, veel voorbeeldzinnen

Grammitica’s Taal (gesproken èn geschreven) beantwoordt aan regels: grammatica 1805 – Petrus Weiland: Nederduische spraakkunst volgde Moonen (1706), stramien van Latijn en Grieks, nadruk op vervoeging en verbuiging van woorden Benoemen woordsoorten (‘taalkundige ontleding’) Zinsdelen en relaties daartussen niet besproken Onvolledig en gebrekkig, geen algemene instemming

Grammitica’s Ook: overwegingen van duidelijkheid: Schrijftalig voornaamwoord dezelve met verbuigingsvormen om misverstanden van verwijzing te voorkomen: De veldheer viel in den slag, en toen de heelmeester hem wilde verbinden, kreeg hij eenen kogel door het hoofd Als bedoeld dat heelmeester kogel kreeg: …kreeg dezelve eenen kogel… (nu: kreeg deze of de laatste…)

Grammitica’s In Nederlands: functie van woord in zin niet meer zichtbaar aan morfologie, andere manier van zinsontleding nodig dan voor Latijn: ‘redekundige ontleding’ 1872 – De Groot: Nederlandsche spraakkunst. 1878 – Terwey: Nederlandsche spraakkunst. Ten behoeve van inrichtingen van middelbaar onderwijs en tot opleiding van onderwijzers. 1892-1896 – Den Hertog: Nederlandsche spraakkunst. Handleiding ten dienste van aanstaande (taal)onderwijzers. 3 delen: enkelvoudige zin, samengestelde zin, woordsoorten Alle zinsdelen zo precies en eenvoudig mogelijk omschreven, zowel betekenis als vorm Alle latere schoolgrammatica’s op gebaseerd, ook in de loop van de 20e eeuw Zinsdelen onderhouden betrekkingen met elkaar Onderwerp, voorwerp, gezegde, bepaling

Grammitica’s 1937 – Groningse hoogleraar Overdiep: Stilistische grammatica van het moderne Nederlandsch. Tegenwoordige Nederlands in al z’n gesproken en geschreven variaties 1964 - Paardekooper: ook spreektaalvormen Abstract systeem voor relaties in zinnen, eenvoudig te leren begrippenapparaat, termen uit traditionele grammatica Onderscheid bijwoord en bijvoeglijk naamwoord: de vrouw is mooi vs. de mooie vrouw

Grammitica’s 1984 – Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS). Intitiatief Nederlandse Taalunie Volledige beschrijving moderne Nederlandse grammatica Sluit aan op traditionele schoolgrammatica, invloed Paardekooper Beschrijvende grammatica, toch ook normatief: Etiketten bij constructies als ‘uitgesloten’ of ‘twijfelachtig’, ‘archaïsch’, ‘regionaal’, ‘spreektaal’, ‘schrijftaal’, ‘vaktaal’ Kritiek: te verdraagzaam vs. keurt te veel af, te weinig beschrijvend vs. te weinig wetenschappelijk, te weinig op consistente theorie gebaseerd

Grammitica’s Monumentaal werk Deel 1: Het woord Deel 2: De woordgroep Deel 3: De zin Deel 4: Nevenschikking en samentrekking Veel duidelijke voorbeelden

Spellingstrijd Monniken en stadsklerken gebruikten Latijnse alfabet, enkele tekens toegevoegd Geen uniforme spelling 16e en 17e eeuw: taalbouwers ontwierpen allerlei spellingsystemen, niet één algemeen aanvaard 1804 – Siegenbeek: eerste officiële spelling: Principes, o.a niet te ver afwijken van wat in zwang is teruggrijpen op oudere spellingkundigen volgen van algemene principes Duitse taalgeleerde Adelung (de principes waar later De Vries en Te Winkel hun 4 beginselen op baseerden) Niet populair, veel kritiek, m.n. op de algemene principes die gelijkvormigheid en analogie zouden gaan heten

Spellingstrijd Twee kampen: 1) Schrijftaal niet veranderen Argumenten: Breuk met teksten van vroeger Ongewenste toename van aantal homografen Belemmering bij het lezen (verandering woordbeeld) Aantasting van taal Vlaamse schrijver Maurice Gilliams: ‘van een brave chauffeur een schobbejak van een sjofeur willen maken, vat ik op als de charlatannerie van iemand die aan spraakstoornissen lijdt.’

Spellingstrijd Twee kampen: 2) schrijftaal aanpassen aan spreektaal Argumenten: Spelling onnodig moeilijk Zware belasting onderwijstijd Tegenargumenten tegen 1): Teksten van vroeger eerder verouderd door woordgebruik en zinsbouw Taal verandert, spelling moet meegaan (anders Engelse toestanden) Homografen zijn er nu ook al, geen probleem, homofonen in spraak ook geen problemen Spellingverandering is geen taalverandering (maar soms wel invloed, zie tussen-n!) Engels: toneelschrijver en spellinghervormer Bernard Shaw: fish net zo goed schrijven als ghoti: gh van enough, o van women, ti van nation.

Spellingstrijd De Vries en Te Winkel (WNT) bouwden voort op Siegenbeekse spellingregels Tegenstanders Siegenbeekse spellingregels o.a. schrijvers, te veel van bovenaf opgelegd, uiting van ‘revolutionaire gelijkheidsdwang’: Willem Bilderdijk (1756-1831) Nicolaas Beets (1814-1903) Voorstander: Potgieter (1808-1875)

Spellingstrijd Naamvalsvormen en geslachten: sinds 18e eeuw in schrijftaal Geslachten onduidelijk, verschillende nieuwe regels bedacht Geslacht in betekenis (Brill), bijv.: Grote en sterke dieren: mannelijk Kleine en tedere dieren: vrouwelijk Geslacht in vorming (Bilderdijk), bijv.: Zelfst.nw. ontstaan uit deelwoord, want substantief geeft hoedanigheid aan, dus afhankelijkheid: vrouwelijk Zelfst.nw. ontstaan uit stam van werkwoord, zelfstandig: mannelijk Achtervoegsels: bijv. –heid vrouwelijk Veel verwarring en ook inconsequent Boterham zowel mannelijk als vrouwelijk Ham = mannelijk, maar etymologisch misschien van botering, boteren klinkt minder ‘plomp’ en is dus vrouwelijk!

Spellingstrijd 19e-eeuwers kritisch tegenover schrijftaal Bilderdijk: taal bestaat niet uit letters, maar uit klanken Nederlandse grammatica mag niet op Latijnse leest geschoeid worden Schrijftalige elementen als dezelve niet natuurlijk Gebruik ook spreektalige vormen in schrijftaal Zelfs: als na vergrotende trap: ik ben groter als jij/jou Johannes Klinker: schrijftaal moet zich aan de spreektaal aanpassen, maar andersom ook

Spellingstrijd Letterkundigen: spreektaal en schrijftaal moeten verschillend blijven Maar ook Romantiek en Realisme: terug naar natuur en spontane, gewone leven, dus eenvoudige taal Romantiek daarnaast ook terug naar glorieuze taal van grote schrijvers (o.a. Potgieter) 18e en 19e eeuw steeds meer naar eenvoudige taal Bilderdijk, Hildebrand (Nicolaas Beets), Piet Paaltjens (François Haverschmidt), P.A. de Genestet, e.a.

Spellingstrijd Meest radicale taalvernieuwer 19e eeuw (vóór Beweging van Tachtig): Multatuli Van ’t eindeloos gehén, gehún, geháár, verlos ons Heer! Veel gereduceerde vormen in schrijftaal: ’t Zal niet gezegd worden, ’n werk, m’n program, als ‘k eens, waar-i In praktijk niet altijd gemakkelijk

Spellingstrijd Eind 19e eeuw: Beweging van Tachtig Albert Verwey: schrijven is een ‘gestyleerd spreken’, hij wilde ‘zóó schrijven dat het is alsof ik sprak’ Taal in voortdurende verandering. Vereenvoudiging is vooruitgang. Taal is klank. Schrijven moet aansluiten bij hoorbare gesproken taal

Spellingstrijd Kollewijn (1881) – Onze lastige spelling. Uitgangspunten vereenvoudiging: Geen onderscheidingen maken in de schrijftaal die in spreektaal niet bestaan en geen onderscheidingen handhaven die in de beschaafde spreektaal verloren zijn gegaan Vereenvoudigingen moeten bij het schrijven nuttig zijn maar bij het lezen niet te zeer in het oog springen (woordbeeld niet aantasten) Etymologische verschillen <e> en <ee>, <o> en <oo> afschaffen /i/ als <ie> geschreven: biezonder, rievier -lijk wordt analoog aan -ig: gewoonlik, hartelik -sch alleen waar in uitspraak gehoord: schip, maar vis, wensen, etc. Beweging van Tachtig ‘cultuurbolsjewieken’ genoemd

Spellingsregels De Vries en Te Winkel (WNT, 1852) ontwierpen spelling, wetenschappelijk fundament: Spelling moet geschiedenis van woorden weergeven 4 spellingsbeginselen: Beginsel van beschaafde uitspraak (fonematische spelling) Beginsel van gelijkvormigheid Beginsel van etymologie Beginsel van analogie

Spellingsregels Beginsel van beschaafde uitspraak (fonematische spelling): Lettertekens geven de klanken weer die door ‘beschaafde lieden’ worden uitgesproken ‘Beschaafde lieden’ niet gedefinieerd Niet ‘beschaafd’: lope, loopm, maar lopen Houdt geen rekening met assimilatie of klinkerreductie in lopende spraak Geen één-op-éénrelatie klank en teken: <e> = /e/, //, // /ks/ = <ks>, <x> Dit basisbeginsel ingeperkt door de twee volgende beginselen

Spellingsregels Beginsel van gelijkvormigheid (vormovereenkomst): Eenzelfde woord, stam, voor- of achtervoegsel zo veel mogelijk op dezelfde wijze geschreven In goed hoor je een /t/, maar net als in goede en goedig schrijven we een /d/ In soepbord horen we geen /p/ (assimilatie), maar schrijven die wel van wege soep, soepkom, etc. Uitzonderingen: Niet huiz of werv, leevtijd of verhuizde Beeltenis (ondanks beelden)

Spellingsregels Beginsel van analogie: Woorden die op overeenkomstige wijze zijn gevormd, worden op overeenkomstige wijze geschreven Hij vindt met een t gespeld, naar analogie met hij wint, dat ook met t eindigt Stationsstraat met dubbel s geschreven (hoort er slechts één), naar analogie met stationsweg Uitzonderingen: Niet hij eett of hij geniett, of Friess (vanwege Gronings) (geen verdubbeling aan einde van woord) Bij woorden op –s vervalt de s van de achtervoegsels –s(e) en –st(e): Goese, Parijse, wijste, friste (dit geldt weer niet voor –ster: fietsster)

Spellingsregels Beginsel van etymologie: In de schrijfwijze van een woord wordt rekening gehouden met historische ontwikkelingen Verschillen <ij> en <ei>: historisch verschil in uitspraak (nog in sommige dialecten): <ij> klonk als lange /i/ of /i/, <ei> klonk als <e>, <ai> of <> Rauwkost vs. rouwadvertentie: <au> klonk in Middelnederlands (waarschijnlijk alleen regionaal) als /aw/, <ou> als /ow/ Achtervoegsel –isch als in allergisch: Middelnederlandse uitspraak /sk/, gedurende 17e eeuw geleidelijk /sx/ geworden, nu alleen nog /s/ in uitspraak Zorgt voor afwijkingen van de andere beginselen, bijv. ambt, thans, erwt Vreemde spelling van leenwoorden vaak bewaard

Spellingsregels 1934 – van overheidswege spelling-Kollewijn (praktisch helemaal) ingevoerd 1954 - ‘Het Groene Boekje’: Woordenlijst Nederlandse Taal Problemen: geslachten (noorden vs. zuiden). Oplossing: dubbele genusaanduiding: v.(m.) Bastaardwoorden: zuiden voorkeur voor vernederlandsing. Compromisoplossing: voorkeurspelling en toegestane spelling Productie en produktie, liquideren en likwideren Tussen-n alleen geschreven bij gedachte aan meervoud: Bessesap (kan van één bes zijn), maar bessenjam (alleen van meer dan één bes te maken) Nieuwe spelling: 1995. Eindelijk officiële herziening van de spelling, en gezamenlijke spelling Nederland en België (niet het einde van de spellingstrijd)

Spellingsregels Voornaamste wijzigingen 1995: Afschaffing ‘voorkeurspelling’ en ‘toegestane spelling’ voor leenwoorden als croquet vs. kroket, yoghurt vs. joghurt. Nu gespeld volgens de oude voorkeurspelling Tussenletters -n- en –s-: (globaal) wordt geschreven waar het eerste deel een zelfst.nw. is dat een meervoud op –n heeft (met 5 uitzonderingen) bessensap, krantenartikel, maar ook pannenkoek (!), niet koninginnendag en tussenletter -s- tussen twee delen waar een /s/ wordt gehoord (verschilt per spreker!) als het eerste deel niet met een sisklank eindigt en het tweede deel niet met een sisklank begint bakkersroom, meningsverschil

Spellingsregels Nieuwe druk: oktober 2005. Enkele gewijzigde en 10.000 nieuwe woorden Veranderd: paddestoel  paddenstoel, procesverbaal  proces-verbaal, reïntegratie  geintegratie Nieuw: Boerka, e-mailen, gesms’t, tsunami

Schrijftaal en spreektaal Schrijftaal en spreektaal verschillende functies Schrijftaal: informatieoverdracht, overtuigen, etc. Spreektaal: interactie, affectie, etc. Ook verschil in gebruik: lezer kan teruglezen spreker moet vaker iets herhalen voor toehoorder schrijver meer tijd om na te denken  strenger normbesef

Schrijftaal en spreektaal Alledaagse conversatie: Veel vraagzinnen Schiet het lekker op? Heb je het al gehoord van Klaas en Fatima? Niet veel concessieve (toegevende) bijzinnen (ingeleid d.m.v. voegwoorden), dus niet vaak: hoewel ik hard werk, schiet ik slecht op

Schrijftaal en spreektaal Wetenschappelijke verhandelingen, ambtelijke stukken: Lange woorden Lange zinnen Gedichten: Rijm (niet in andere tekstsoorten)

Schrijftaal en spreektaal Douglas Biber (1988). Taalkundig onderzoek naar tekstsoorten Corpusonderzoek naar taalkundige markeerders van stijl en tekstsoort Multidimensional scaling Tekst gekarakteriseerd a.d.h.v. groot aantal variabelen Variabelen via statistiek herleid tot 5 dimensies Eenvoudige inleiding tot deze techniek: http://www.statsoftinc.com/textbook/stmulsca.html.

Schrijftaal en spreektaal Verschil in gebruik van bijzinnen Gesproken tekst: weinig bijzinnen? Geschreven tekst: veel bijzinnen? Verschillende soorten bijzinnen Relatieve bijzin geeft uitbreidende of beperkende informatie over het belangrijkste zelfstandig naamwoord Jan las het boek dat ook een sectie over Chomsky bevatte. Bijwoordelijke bijzin geeft voor het werkwoord een reden, een voorwaarde of bepaling van tijd of plaats Hij ging rennen om de trein te kunnen halen Beknopte bijzin onderwerp is niet uitgedrukt in de bijzin, geen persoonsvorm, vaak te + infinitief Ik denk genoeg gezegd te hebben

Schrijftaal en spreektaal Genre Aantal teksten Relatieve bijzinnen Bijwoordelijke bijzinnen Beknopte bijzinnen met that Academische artikelen 80 6.8 0.3 3.2 Officiële domumenten 14 8.6 0.1 1.6 Conversaties 44 2.9 3.5 4.1 Voorbereide speeches 7.9 7.6 (Engelse teksten)

Schrijftaal en spreektaal Distributie van verschillende soorten bijzinnen te maken met functies van teksten: Academische teksten, officiële documenten en voorbereide speeches: doel informatie over te brengen Relatieve bijzinnen bij uitstek geschikt Conversatie: doel is interactie tussen personen, vaak over redenen en oorzaken van acties Causatieve bijwoorden (…, omdat…) Voorbereide speeches: doel standpunten overbrengen Werkwoorden als denk, hoop, betwijfel + dat

Schrijftaal en spreektaal Wetenschappelijke tekst: veel relatieve bijzinnen De informanten in het onderzoek waren 25 allochtone analfabeten die nog niet lang bezig waren met alfabetiseringsonderwijs in het Nederlands als tweede taal, en die in hun land van herkomst niet of nauwelijks naar school waren geweest. […] (uit: Jeanne Kurvers (2003). De binnenwereld van teksten. Analfabeten over syllogismen en verhalen. Levende Talen Tijdschrift, vol. 2: pp. 31-38.)

Conversatie: veel bijwoordelijke bijzinnen en beknopte bijzinnen met dat Laten we ingaan op de inhoud. In de Mandarijnen staat dat het een boek is, dat gaat over schrijvers en boeken, die ten ondergaan. Loopt de Mandarijnen daardoor zelf ook niet een beetje het gevaar dat het op den duur ten onder zal gaan; over enige tijd zal niemand meer hebben gehoord van de schrijvers die in de Mandarijnen worden genoemd.         "Dat heb ik me ook steeds voor ogen gehouden. In 1958 heb ik al tegen d'Oliveira gezegd dat er niets meer van zou komen omdat al die mensen vanzelf wel vergeten zouden worden. Dat zeg ik ook in de Mandarijnen: 'De meeste letterkundige kritiek lijkt op sneeuwruimen. Er verdwijnt alleen, wat vanzelf ook wel verdwijnt.' En daarom vind ik zelf het succes van het boek - het wordt regelmatig herdrukt - ook verbazingwekkend. Dit is de vijfde oplage van de vierde druk. Het is eigenlijk tien keer uitgekomen, in totaal vijftienduizend exemplaren, wat voor een moeilijk boek als dit, veel is. Het is merkwaardig, de jeugd die nu op de hbs zit, zoals u in 1963, heeft nooit van C. J. Kelk gehoord, of van Theun de Vries, hoewel, die leeft nog.“ (Uit: Interview met Willem Frederik Hermans door Max Pam (1984). In: Maatstaf, nr. 3.) Ook wel veel relatieve bijzinnen, vooral in vraag interviewer (vgl voorbereide speech, want interviewer weet al wat hij wil vragen, geeft ook informatie in de vraag.)

Schrijftaal en spreektaal Genre niet alleen karakteriseren op basis van één taalkundig kenmerk als bijzinnen: Op ander kenmerk zie je andere groeperingen en onderscheiden Op basis van bijzinnen: academische teksten heel verschillend van conversatie maar acad. teksten en conversatie beide vergelijkbaar gebruik van verledentijdswerkwoorden: vrij zeldzaam in vergelijking tot fictie Academische teksten: 22 verledentijdswerkwoorden per 1000 woorden Conversatie: 35 per 1000 Fictie: 80 per 1000

Schrijftaal en spreektaal Welke kenmerken werken samen in teksten? Heel veel kenmerken onderzoeken, onderverdeeld in categorieën Niet een enkel kenmerk per genre, maar set van kenmerken

Schrijftaal en spreektaal Sets: Conversatie: Fragmentarische structuur Samentrekkingen (ik heb ‘m) Tweede persoonspronomina (jij) Interjecties (…, weet je, …) Academische teksten: Veel nomina en attributieve bijvoeglijke naamwoorden Nominalisaties (werken  het werken/de werking) en andere gespecialiseerde woorden (jargon) (taalacquisitiestoornissen, functionele fonologie) Geëxtraposeerde constructies (het is mogelijk dat…)

Schrijftaal en spreektaal Corpusonderzoek: kwantitatieve analyse Op basis daarvan: kwalitatieve analyse: Dimensie wordt functioneel geïnterpreteerd op basis van de gedeelde situationele, sociale en cognitieve functies van de taalkundige kenmerken in de set Aanname: het samen voorkomen van taalkundige kenmerken reflecteert een gedeelde functie, bijv. een relatie tot interactiefheid Deze functies definiëren de verschillende categorieën waarbinnen sets van kenmerken kunnen vallen Categorieën: dimensies in veel-dimensionale ruimte

Schrijftaal en spreektaal Meeste dimensies bestaan uit twee groepen van kenmerken die in complementaire distributie voorkomen, dus: Als de kenmerken van één groep vaak samen voorkomen in een tekst komen de kenmerken van de andere groep juist niet veel voor in die tekst en omgekeerd Die dimensies vallen dus uiteen in 3 belangrijke distributionele eigenschappen: Positieve groep kenmerken die samen voorkomen in teksten Negatieve groep kenmerken die samen voorkomen in teksten Positieve en negatieve groepen van kenmerken zijn in complementaire distributie

Schrijftaal en spreektaal Dimensie 1: Betrokkenheid vs. informatiegericht private verbs (I believe, I hope, etc.) .96 that-deletion (I think he’s great) .91 contractions (I dindn’t, we aren’t) .90 present tense .86 second person pronouns .86 nouns -.80 word length -.58 prepositions -.54 type/token ratio -.54 boven de streep: positieve correlatie onder de streep: negatieve correlatie Getallen: relatieve gemiddelden, uitkomsten factoranalyse

Schrijftaal en spreektaal Dimensie 2: Narratief vs. niet-narratief past tense verbs .90 third-person pronouns .73 perfect aspect verbs .48 public verbs .43 present tense verbs -.47 adjectives -.41 Perfect aspect: verleden tijd, actie al voltooid

Schrijftaal en spreektaal Dimensie 3: Verwijzing expliet vs. situatie-afhankelijk wh-relative clauses on object positions .63 pied-piping constructions .61 wh-relative clauses on subject positions .45 phrasal coördination .36 nominalizations .36 time adverbials -.60 place adverbials -.49 adverbs -.46 Pied-piping: wh-vragen, voorzetsel optioneel achter wh-woord geplaatst (rattenvanger van Hamelen) ‘who did you turn to?’ Phrasal coördination: Koppelen van zinnen met zelfde syntactische status: ‘Jan liep en Marie rende’

Schrijftaal en spreektaal Dimensie 4: Expliciete argumentatie infinitives .76 prediction verbs .54 conditional subordination .47 necessity modals .46 (no negative features) Conditional subordination: verschillende syntactische status: ‘ik ga weg als je mij 100 Euro geeft’

Schrijftaal en spreektaal Dimensie 5: Onpersoonlijke vs. niet onpersoonlijke stijl conjuncts .48 agentless passives .43 past participial adverbial clauses .42 by-passives .41 past participial postnominal clauses .40 other adverbial subordinators .39 (no negative features) Past participial postnominal: werkwoord als adjectief ‘I shall be kicked’, ik was geboren

Schrijftaal en spreektaal Soorten teksten krijgen scores langs as van Dimensie 1 (betrokken vs. informatiegericht): Betrokken 35 Telephone and face-to-face conversations 30 25 20 Personal letters 15 Public conversations 10 5 Prepared speeches General fiction -5 -10 Press editorials -15 Academic prose -20 Official documents Informatiegericht

Schrijftaal en spreektaal Communicatieve functies, bijv.: Dimensie 1 negatief: doel = informatievoorziening Academische artikelen Nieuwsachtergrond in krant Dimensie 2 positief: doel = interpersoonlijke interactie, affectie Gesprekken Interviews Dimensie 4: doel = argumenteren, overtuigen Lezingen Dimensie 5: doel = onpersoonlijke, technische informatieoverdracht Technische en officiële, formele teksten

Samengevat Standaardnederlands: eerst schrijftaal, veel later spreektaal gestandaardiseerd Spellingstrijd: spreek zoals je schrijft vs. schrijf zoals je spreekt Woordenboeken en grammatica’s: van normatief naar ‘descriptief’ Spellingsregels: naar uitspraak, met spellings-beginselen Schrijftaal en spreektaal: verschillende functies, verschillende vorm

Bibliografie De Vries, Willemyns & Burger. Het verhaal van een taal. Van der Wal & Van Bree. Geschiedenis van het Nederlands. Nicoline van de Sijs. Taal als mensenwerk. Het ontstaan van het ABN. D. Biber, S.Conrad & R. Reppen (1998). Register variation and English for Specific Purposes. In: Corpus Linguistics. Cambridge University Press.