Werkwoorden in de v.t. Reeks 3
Schrijf correct op wat de leerkracht dicteert. dronk Jij zeker te veel cola? Wij het nieuws via de radio. De auto tegen die paal. De maan hoog aan de hemel. Ik heb wel zeker twee uur op jou . Jij niet op mijn vraag! Het schilderij aan de muur. Het telefoontje kwam er eindelijk aan. Jullie vanmorgen weer te luid. De pottenbakker een prachtige vaas. hoorden botste stond gewacht antwoordde hing verwachtte praatten draaide
raadde rookte gebeurd liet belandden startten bevrijdde vergrote Kun je het nu alleen? raadde raden De vrouw het antwoord. roken De man af en toe een sigaar. gebeuren Het ongeval is vorige nacht . laten Hij het touw los. belanden De jongens in de sloot. starten De atleten veel te vroeg. bevrijden De brandweerman alle inwoners. vergroten Ik wil graag een foto. berijden Wie dat paard? breien Mijn oma een prachtige, warme sjaal. versmallen De weg zorgde voor files. bieden jij je excuses aan? rookte gebeurd liet belandden startten bevrijdde vergrote bereed breide versmalde Bood
verdwaalde verdwaald zochten gezocht kusten gekust bemestte bemest Vul de juiste vorm in. verdwaalde verdwaald zochten gezocht kusten gekust bemestte bemest studeerde gestudeerd gleed gegleden bloedde gebloed zuchtten gezucht begon begonnen snapte gesnapte
schoten zeilden schepte werd verspreidde gefeest verwachtte geroeid Schrijf de juiste vorm (in de verleden tijd). Duid het onderwerp en de pv. aan. schoten De mannen (schieten) met hun geweren. Deze twee avonturiers (zeilen) de wereld rond. Ik (scheppen) water uit de zee. Midden in de nacht (worden) hij wakker. Het gerucht (verspreiden) zich erg snel. De supporters hebben dagenlang (feesten) . Dat (verwachten) hij helemaal niet! Wij hebben tegen de stroom in (roeien) . De (kwetsen) speler was drie maanden buiten strijd. Kamiel en Arthur (verlangen) naar nieuwe avonturen. zeilden schepte werd verspreidde gefeest verwachtte geroeid gekwetste verlangden
Schrijf de zinnen in de verleden tijd. Vervang enkel de persoonsvorm. Papa tilt mij op. Zus smacht naar adem. Ik help mijn moeder. Papa tilde mij op. Zus smachtte naar adem Ik hielp mijn moeder,
Staan de zinnen in de t.t. of de V.T.? Kleur het juiste bolletje.
Schrijf de zinnen in de verleden tijd. Vervang enkel de persoonsvorm. Wij forceren de deur. Zij wordt aan de kant geduwd. Ik speel op de computer. Papa plant een eik in de tuin. Wij forceerden de deur. Zij werd aan de kant geduwd. Ik speelde op de computer. Papa plantte een eik in de tuin.
plaag giechelen ondervraagt aten dachten vertrekt hoorde laadt gleed Staan de persoonsvormen in de T.T. of in de V.T.? Schrijf ze op de juiste plaats. plaag giechelen ondervraagt aten dachten vertrekt hoorde laadt gleed plantte
Goed gedaan! Volgende keer even goed?