Inleiding taalwetenschap oprea@hr.nl college 4, week 5
Bespreking huiswerk Vragen over hoofdstuk 4 bespreken huiswerk (probeer je vragen zo specifiek mogelijk te formuleren) bespreken huiswerk hfst. 4: opdracht 1 t/m 9
Presentatie Taalverwerving Elise borboom, Barbara Paak, Hans Soetermeer, Marije Verhoeff
Hoofdstuk 5: Taalhandelingen
De uiting als taalhandeling Taalhandelingen: een belofte doen een vraag stellen een weddenschap aangaan iemand begroeten iemand bedanken een bevel geven een toelichting geven
twee aspecten van taalhandelingen vormaspect of linguïstisch aspect: locutie functioneel of taalhandelingsaspect: illocutie
“Als je zegt dat ik alles voor je beteken, wat bedoel je dan met alles
Illocutie Directe taalhandelingen Indirecte taalhandelingen: performatieve werkwoorden: de taalhandeling is duidelijk Ik waarschuw je dat je nu écht moet gaan slapen. Ik adviseer je minder koffie te drinken. Ik beloof je dat ik niet zal vergeten te koken. Indirecte taalhandelingen: de taalhandeling is impliciet: wat is de conversationele implicatuur? Ik zal het doen. Het is beter voor je als je minder koffie drinkt. Wil je het raam even dicht doen?
Informatiestructuur Informatieve kern: focus Informatiestuctuur oplopend: links-rechts-principe Tineke kreeg een fiets van oma. Tineke kreeg van oma een fiets. Van oma kreeg Tineke een fiets. Oma gaf een fiets aan Tineke.
Pragmatische gepastheid Sociale betekenis: u of jij Pragmatische gepastheid: communicatieve competence Verschillen in stijl formele stijl Zou u zo vriendelijk willen zijn om het venster voor mij te sluiten? informele stijl Doe het raam dicht!
Huiswerk hfst. 5: opdracht 1 t/m 5 Onderzoeksgroepje 4: onderzoek uitvoeren en presentatie voorbereiden Bestuderen hfst. 6: Taalhandelingen