Instructie grammatica Engelse zinnen: de juiste volgorde
Stap 1 Onderwerp (wie?) Bijvoorbeeld: I, you, he, she, it, me, they, the table, last night’s party The children: The Clown:
Stap 2 Alle werkwoorden (acties/handelingen) Bijvoorbeeld: walk, go, listen Am listening, will be going, have had, has been listening Is falling: Are listening:
Dus: The children are listening. The clown is falling.
Stap 3 Voorwerpen (what?) => Lijdend voorwerp en/of meewerkend voorwerp Bijv.: A present,a new car, me, them, us “He gave me a present.” “They handed the keys to me.” “The clown received a present.” “The children wrote a letter.”
Dus: Wie doet wat? The children wrote a letter. The clown received a present.
Stap 4 Plaats (where) en tijd (when) Aan het begin van de zin Bijvoorbeeld.: “Yesterday, he finished his project for school.” Aan het einde van de zin E.g.: “I am going home now.”
X-tra Woorden als: hardly, constantly, quickly, always etc (how?) Tussen onderwerp en werkwoorden Bijvoorbeeld: “She always phones me at 6.” Na het eerste werkwoord: Bijvoorbeeld: “He could hardly walk.” In vraagzinnen na het onderwerp: Bij voorbeeld: “Will she ever learn?”
Dus: Wie doet wat waar wanneer en hoe? Who does what where when and (how)? Bijvoorbeeld: I am typing a letter at my desk now. Bij woorden zoals ‘always, never, hardly’: “I have always liked Italian food.” “She would never do such a thing.”