Moeten: must, have (got) to, should, should have Grammar Chapter 1-G2 Moeten: must, have (got) to, should, should have
Moeten: must, have (got) to, should, should have, need to Must: ik vind dat iets moet. Have (got) to: iemand anders vind dat iets moet of de omstandigheden maken dat iets moet. Should: iets zou eigenlijk moeten of je geeft advies. Should have (+voltooid dw): iets had gemoeten, maar is niet gebeurd. Shouldn’t have (+voltooid dw): iets had niet gemoeten, maar is wel gebeurd.
Moeten: must, have (got) to, should, should have, need to Voorbeelden: Must: You must talk to your doctor. (ik vind dat dat moet) You must do your homework! Have/has to: My father has to work late tonight. (omstandigheden eisen overwerk) Have/has to: I have to leave now; my train leaves in five minutes. (omstandigheden maken dat ik moet gaan, nl de trein vertrekt over 5 minuten)
Moeten: must, have (got) to, should, should have, need to Voorbeelden: Should: You should work harder. (zou eigenlijk harder moeten werken) You should tell your mother. (advies) Should have + volt.dw: They should have brought an umbrella. (dat zouden ze hebben moeten doen, maar ze hebben het niet gedaan) Shouldn’t have + volt.dw: He shouldn’t have treated her like that. (Hij had haar niet zo moeten behandelen, maar heeft dat wel gedaan)
Moeten: must, have (got) to, should, should have, need to Let op: de verleden tijd van must = had to, dus: I had to sing.= Ik moest zingen. He had to pass = Hij moest slagen. Let op: de toekomende tijd van must = will have to, dus: I will have to sing = Ik zal moeten zingen. He will have to save a lot of money = Hij zal veel geld moeten sparen.
Moeten: must, have (got) to, should, should have, need to Nu nog iets over de vorm. Na: Must Have to / has to Should Gebruik je altijd het hele werkwoord!, bijv: You must go (niet: must going). We have to run (niet: we have to running). You should be polite (niet: should being).
Opdrachten bij Ch1-G2 Zoek een engelse tekst / teksten waarin je voorbeelden van dit grammatica onderdeel terug vindt. Onderstreep / markeer van elk onderdeel minimaal 1 voorbeeld, dus 1 met must, 1 met have to/has to, en 1 met should; misschien kun je zelfs 1 vinden met should have + voltdw en shouldn’t have + voltdw. Bewaar deze tekst(en) in je portfolio. Maak opdracht 2a, 2b op blz. 22, 23 WB