de blouse
de kous
de maillot
de legging
het vest
de zwembroek
de handschoenen
de rits
de paraplu
nat worden
uitkiezen
eruitzien als
de (broeks)pijp
de schaar
de draad
het lapje
de knoop
de kraal
de stof
het gaatje
de scheur
scheuren
vouwen
knippen
het potlood
de naald
de speld
de voorkant
de achterkant
de binnenkant
de buitenkant
de veter
het lusje
de winkel
kopen/betalen
de passpiegel
oud
nieuw
even dik
even dun
lang
even lang
kort
even kort
hangen
prachtig
de kassa
de stapel
bewaren
duur
de maat
het grootst
het kleinst
dikker
het dikst
dunner
het dunst
langer
het langst
korter
het kortst
breed
breder
het breedst
even breed
smal
smaller
het smalst
even smal
de vlek
drogen
de wol
opvouwen
groen
oranje
paars
bruin
zwart
ophangen
de zeep
de was doen
het schaap
de vacht
de waslijn
de wasknijper
strijken
testen
donkerder
het donkerst
lichter
het lichtst
er anders uitzien
de feestkleren
de tas
de kroon
de riem
de hoed
de pet
het schort
kiezen
saai
zo snel mogelijk
iemand anders spelen
mooier
stampen
de verkleedkleren
de pruik
de kraag
de strik
de helm
de politiepet
de hoofddoek
het uniform
het pak
de (hoge) hakken
de armband
de ketting
de ring
de speld
de oorbel
de show
het land
stom
niet mooi maar lelijk
Een woord in een zin. het woord
wie
waar gebeurt het?
wat gebeurt er?
b is van boom. de letter
(op)schrijven
lezen
in stukjes
hetzelfde
de tekening
dit is een hele mooie zin. de zin
bladeren (door boek)
het verhaal
de plaats
b b dezelfde letter
klinken
welke
nul
1 een
2 twee
3 drie
4 vier
5 vijf
6 zes
7 zeven
meten
wegen
het getal
genoeg
evenveel
meer
minder
het meest
het minst
aanvullen
glad
aanraken
groeien
schoonmaken
weggeven
de schoenmaker
de tovenaar
de zucht
het is op
het plan
Niet dom maar slim
een paar laarzen
de maat
het eind