Uitwerkingen blok 4 hoofdstuk 3 versie 1

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
§3.7 Krachten in het dagelijks leven
Advertisements

Snelheid op een bepaald tijdstip
Dit is de kracht waarmee een planeet aan een voorwerp trekt
Krachten Voor het beste resultaat: start de diavoorstelling.
Kracht.
Uitwerking groepsopdracht H3 Kracht en moment
Newton - HAVO Energie en beweging Samenvatting.
Uitwerkingen blok 4 hoofdstuk 3 versie 2
Arbeid en energie Arbeid Vermogen Soorten energie
UITWERKINGEN TOEPASSINGEN
MERKWAARDIGE PRODUCTEN
Sterkteleer … boeiend ! Fs les 2 Inleiding A Fs·cos 71,6° B 2 kN DV C
Massa, Kracht en gewicht.
VERMOGEN Een jongen en een meisje rennen zo snel mogelijk onderstaande heuvel op. Dit doen ze met een constante snelheid. Geg: s = 500m vm= 5,00 m/s vj.
Newton - VWO Energie en beweging Samenvatting.
Newton - VWO Arbeid en warmte Samenvatting.
Kist (massa 20 kg) staat op de grond.
Luchtwrijving Don (massa 80 kg) stapt uit het vliegtuig.
Rekenregels voor wortels
Berekenen van verplaatsingen
KLIK NU MET JE MUISKNOP OP: -VOORSTELLING WEERGEVEN!
Aan welke 4 zaken herken je dat een kracht werkt?
Deel 2 Krachten hebben een naam
Hoe je krachten meet Het begrip veerconstante
Bewegen Hoofdstuk 3 Beweging Ing. J. van de Worp.
dr. H.J. Bulten Mechanica najaar 2007
dr. H.J. Bulten Mechanica najaar 2007
5.1 Definitie van vermogen
Les 2 Elektrische velden
Krachten.
Arbeid en kinetische energie
4.3 Wet van behoud van energie
2.6 Het gebruik van formules en diagrammen
4.1 verrichten van arbeid Om arbeid te kunnen verrichten heb je energie nodig Beweging energie (kinetische energie) Warmte Elektrische energie Zwaartekracht.
Als je een veer wilt uitrekken dan zul je daar een kracht op
Realiseer je dat in alle vier de gevallen er een Fz werkt !
Eigen gewicht hefboom Tot nu toe hebben we het gewicht van een hefboom verwaarloosd. 5 m 2 m De bovenstaande balk zou voorheen dus niet gaan draaien. Als.
Wrijvingskracht en normaal kracht toegepast
Opgave 1 a) b) zwaartekracht (N) massa (kg)
Opdracht 1 37 o a) 1,00 cm = 5,0 N ^ c) De lengte van F span is 5,25 cm 1,00 cm = 5 N ^ 5,25 cm = 26,5 N ^ d) De lengte van F voorwerp is 6,49 cm 1,00.
Kinetische energie massa (kg) energie (J) snelheid (m/s)
Opdracht 1 a) b) c) d) Stand B, door de zwaartekracht
2e Wet van Newton: kracht verandert beweging
Opgave 1 a) b) De resulterende kracht heeft de richting van de weerstand De fiets+fietser remt af.
Toegepaste mechanica voor studenten differentiatie Constructie
Evenwichten 1. Het zwaartepunt. 2. Werklijn en arm van een kracht.
Evenwichten 1. Het zwaartepunt. 2. Werklijn en arm van een kracht.
De tweede wet van Newton
Krachten optellen en ontbinden
Newton – VWO Statica Samenvatting.
Newton – HAVO Statica Samenvatting.
De wetten van Newton Theorie 1642 – 1727 Sir Isaac Newton.
Hoofdstuk 4 Vlakke figuren.
1.1 Krachten Hoe werken krachten?.
H7 Kracht.
Versnellen en vertragen (N2-1 Hoofdstuk 1)
Aan welke 4 zaken herken je dat een kracht werkt?
2.5 Gebruik van diagrammen
v(t) = v(0) + at v(6) = 0 + 46 v(6) = 24m/s Δx = vgem x t
Momenten Havo: Stevin 1.1 van deel 3.
Cv = F u  F = Cvu  F = Cv(el - bl) u = (el - bl)
4 Sport en verkeer Eigenschappen van een kracht Een kracht heeft:
Wat is evenwicht? hoe kun je met krachten tekenen en rekenen?
Wat is evenwicht? hoe kun je met krachten tekenen en rekenen?
hoe kun je met krachten onder een hoek tekenen?
Conceptversie.
Hoofdstuk 3: Kracht en Beweging. Scalars en vectoren Grootheden kun je verdelen in 2 groepen  Scalars  alleen grootte  Vectoren  grootte en richting.
Paragraaf 1 – Krachten herkennen
Krachten samenstellen
Transcript van de presentatie:

Uitwerkingen blok 4 hoofdstuk 3 versie 1 Opgave 1 a] Om een lift een versnelling omhoog te geven heb je een kracht nodig. FN = 1040 N FR = m x a FR = 75 x 4 FR = 300 N (omhoog in de richting van de versnelling) Op ieder voorwerp werkt een zwaartekracht FZ FZ = m x g FZ = 75 x 9,81 FR = 300 N FZ = 7,4102 N Je moet er voor zorgen dat er een resulterende kracht van 300 N is. Dit kun je bereiken door er een “geschikte” normaalkracht bij te tekenen. FN = FZ + FR (FR = FN – FZ) FN = 7,4102 N + 300 N FN = 1040 N b] In de weegschaal zit een veer die met de FN kracht ingeduwd wordt. Welke massa zou “normaal” voor deze kracht zorgen? FZ = 7,4102 N FV = m x g 1040 = m x 9,81 m = 106 kg c] Als de snelheid constant is zal de resulterende kracht FR = 0 N. Dan zal de FN = FZ. Dus FN = 740 N

Bij deze kracht breekt kabel Op ieder voorwerp werkt een zwaartekracht FZ Opgave 2 FZ = m x g 650 FZ = 2,5 x 9,8 FAB FZ = 25 N 12,5 1300 A C 650 B 12,5 a] cos 650 = FZ = 25 N FAB FZ = 25 N 1300 A B C 12,5 FAB = cos 650 FAB = FBC = 29,6 N 12,5 FBC FAB b] cos α = 100 Bij deze kracht breekt kabel 2nd cos cos α = 0,125 α = 82,80 Gehele hoek tussen de touwen is dan 2 x 82,8 = 165,60

Als het voorwerp in rust blijft dan zal FR = 0 N. De hiernaast staande Opgave 3 0,75kg FS A Op ieder voorwerp werkt een zwaartekracht FZ FZ A = m x g FZ B = m x g FZ A = 0,75 x 9,8 FZ B = 0,20 x 9,8 FS FZ A = 7,4 N FZ B = 2,0 N FZ A = 7,4 N B 0,20kg FN = 7,4N a] Als het voorwerp in rust blijft dan zal FR = 0 N. De hiernaast staande krachten zullen dan werken. FZ B = 2,0 N Fs = 2,0N A FW = 2,0N ( FR = 0 N) FW = 2,0N b] FZ C = m x g FZ A = 7,4 N FZ C = 0,50 x 9,8 FZ C = 4,9 N FN = 7,4N FR BEIDE = FZ C – FW FR BEIDE = mBEIDE x a BEIDE FR BEIDE = 4,9 – 2,4 2,5 = 1,25 x a BEIDE FR =1,5N Fs = 3,9N FR BEIDE = 2,5 N a BEIDE = 2,0 m.s-2 A FW MAX = 2,4N 0,75kg c] FR blokje A= mA x a BLOKJE A FR blokje A= FS - Fw FR blokje A = 0,75 x 2,0 FS = FR + Fw FR blokje A = 1,5 N FS = 1,5 + 2,4 = 3,9 N FZ A = 7,4 N

Opgave 4 F2 b] cos 200 = F2 = 49 x cos 200 F2 = 46,0 N F1 sin 200 = m = 5,0 kg FZ = m x g 49 N FW MAX = 10 N FZ = 5,0 x 9,81 F2 = 49 x cos 200 FZ = 49 N 200 F2 = 46,0 N F1 sin 200 = 49 N FN = 46 N F1 = 49 x sin 200 200 F2 FZ = 49 N F1 = 16,8 N a] FR = F1 - FW FR FR = 16,8 - 10 F1 FW MAX = 10 N F1 FR = 6,8 N 200 c] FR = m x a F2 6,8 = 5,0 x a a = 1,4 m.s-2 FZ = 49 N d] FN = F2 = 46,0 N

We gaan ervan uit dat zijn snelheid constant was, dus FR = 0 N Opgave 5 ΔX a] FZ = m x g b] vgem = Δt FZ = 71 x 9,81 5000 m FZ = 6,7102 N vgem = 428 s FN = FZ = 6,7102 N Vgem = 11,7 m.s-1 Geg: m = 71 kg Δx = 5000 m t = 7 min en 8 s (428 s) A = 0,30 m2 2 formules zie ☐ FW ijs = FN x 0,005 FW ijs = 6,7102 x 0,005 FW lucht = ½ x A x v2 FW lucht = ½ x 0,30 x 11,72 FW ijs = 3 N FW lucht = 21 N c] We gaan ervan uit dat zijn snelheid constant was, dus FR = 0 N Dus zal de totale FW even groot moeten zijn als de spierkracht (FSP) FSP = FW ijs + FW lucht FSP = 3 + 21 FSP = 24 N (is kracht schaatser)