Futur van regelmatige werkwoorden

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Oefenen voor de toets unité 2
Advertisements

Voorzetsels.
Havo 3 Grammaire chapitre 4.
2 hv en 2 A+ Grammaire chapitre 4.
3 vwo+ Grammaire chapitre 2
Voltooid tegenwoordige tijd
Tegenwoordig deelwoord
REGELMATIGE WERKWOORDEN OP -RE
Grammaire thème 5 4 vwo.
Grammaire chapitre 1 Havo 3.
Bienvenue à tous.
Vous avez passé de bonnes vacances de Noël?
Bienvenue à tous.
Grammaire chapitre 2 2 havo/vwo.
Grammaire thème 4.
Havo 3 Grammaire chapitre 6.
3 VWO (+) Grammaire chapitre 3. Bijvoeglijke naamwoorden: bijzondere vormen Sommige bijv. nw. veranderen wanneer ze vóór een mannelijk zn. staan dat begint.
Passé composé.
Franse Les Les 16 Vorige les & huiswerk Voyages unité 7 afmaken Les pirates chapitre 8,9, 10 Vorige les & huiswerk Voyages unité 7 afmaken Les pirates.
Franse Les Les 15 Vorige les & huiswerk Extra oefenen meew. Vw.
Franse Les Les 18 Vorige les & huiswerk Zinnen maken / herhalen
Grammaire chapitre 3 3 havo.
Franse Les Les 17 Vorige les & huiswerk Voyages p. 62
2 hv en 2 vwo+ Grammaire chapitre 5.
Grammaire chapitre 1 2 vwo (+).
Franse Les Les 1 Kennismaken / uitleg Chanson assis / debout TPR
Franse Les Les 15 Vorige week Anne chapitre 3 Voyages p. 25/26
In en naar (à, au, aux, en) 2 VMBO - Frans.
Het lijdend voorwerp 3 VMBO - Frans.
Connaitre 3M – week 40 - Frans.
Het bijvoeglijk naamwoord
Faire 3 VMBO - Frans.
De verleden tijd - imparfait
L’IMPARFAIT, LE PASSÉ COMPOSÉ, LE PASSÉ SIMPLE
DE AANVOEGENDE WIJS LE SUBJONCTIF [Audio p.1]
HET PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD
Meewerkend voorwerp & Lijdend voorwerp
Lire 3 VMBO - Frans. Wat moet je weten om dit onderdeel te begrijpen?: Wat een onregelmatig werkwoord is De tegenwoordige tijd (présent) De verleden tijd.
Les verbes.
Futur proche (toekomende tijd) Gebruik je:als iets (heel binnenkort) nog moet gebeuren voorbeeldIk ga winkelen. Wij gaan huiswerk maken. Hij gaat bellen.
Lijdend voorwerp als persoonlijk voornaamwoord bijvoorbeeld Ik heb een boek gevonden. Ik heb het gevonden. Stefan heeft Sarah gisteren gezien. Stefan heeft.
À/de+ bepaald lidwoord àin, naar, van, op, aan devan, uit bepaald lidwoordle, la, l’, les.
Franse Les Les 20 Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si vergelijkingen p maken Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si.
Franse Les j’ai cherché et j’ai(re)trouvé mon livre Frans à la carte p. 40, 41, 42 Chanson – Destination ailleurs J’ai cherché j’ai cherché et j’ai(re)trouvé.
Franse Les Les 20 Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si vergelijkingen p maken Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si.
De gebiedende wijs L’impératif Wanneer gebruiken? Wanneer je opdrachten of aanwijzingen geeft. Bijvoorbeeld: – Lees dit even; – Eet je broodje op; –
Imparfait Nederlands:onvoltooid verleden tijd voorbeeldIk keek een film. Wij waren in Frankrijk.
De passé composé Nederlands: voltooid tegenwoordige tijd
HERHALING U5 EN U6 2HSP. BRON D – UNIDAD 5 Het bezittelijk vnw geeft aan van wie iets of iemand is. In het Spaans hangt de vorm van het bezittelijk vnw.
 Cherche une palette moins cher.  Voilà, je l’ai déjà.   Zoek een goedkoper doosje.  Kijk, ik heb het al.
Franse Les Les 1 Wat gaan we doen? Qu’est-ce que j’ai fait?
TAALREGELS 33 DE VRAGENDE ZIN
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Le COD et le COI Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp (COD) En meewerkend voorwerp (COI)
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Passé composé (voltooid tegenwoordige tijd)
DE PASSÉ COMPOSÉ de voltooid tegenwoordige tijd.
Franse Les Les 1 Kennismaken / uitleg Uitleg methode Hoofdstuk 1a
LE FUTUR Je vais aller en France ce week-end.
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Werkwoordspelling. Werkwoordspelling Tegenwoordige tijd Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat, kun je kiezen uit drie vormen: 1 = ik-vorm.
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
-ir -er -re Regelmatige werkwoorden eindigend op:
Lidwoorden Le, la, l’, les Un, une, des
Regelmatige werkwoorden op -er
Le futur proche et le futur
Le futur De futur is de toekomende tijd.
Ontkenning.
Le passé compose et l’imparfait
Transcript van de presentatie:

Futur van regelmatige werkwoorden De toekomende tijd

Simpel om te vervoegen: Stap 1: neem het hele werkwoord. Stap 2: zet erachter de uitgangen van de futur. De uitgangen zijn: ai, as, a, ons, ez, ont.

Let op! Bij de ww. die op –re eindigen (vendre), valt de e weg voor de uitgangen van de futur! Bijv. entendre (horen): J’entendrai, tu entendras, etc. Maar niet j’entendreai!

Wat zijn regelmatige werkwoorden? (er, ir, re) er: parler (praten) ir: finir (eindigen) re: vendre (verkopen) Waarom regelmatige werkwoorden? Als je de uitgang van een tijd leert (présent, imparfait, etc.) kun je het makkelijk toepassen. Het is niet het geval bij onreglm. ww. Die moet je uit je hoofd leren (gele ww. boekje).

Futur van onregelmatige werkwoorden Bijv. avoir, être, faire, aller. Kijk voor de vervoeging in je gele ww. boekje.

Futur proche (Nabije toekomst)

Kijk hieronder: Ik ga morgen zwemmen. Caroline gaat reizen naar Japan. Nederlands Frans Ik ga morgen zwemmen. Caroline gaat reizen naar Japan. Mijn ouders gaan volgende week in een Frans restaurant eten. Wat valt je op? Demain, je vais nager. Caroline va voyager au Japon. La semaine prochaine, mes parents vont manger dans un restaurant français.

Wat gebruik je voor le futur proche? Aller + infinitief. In het Nederlands is het ook zo (Gaan + infinitief). Let op! Er is een verschil in de zinsconstructie: In de Franse zin moeten alle werkwoorden naast elkaar staan. (je vais manger au restaurant.) Dit hoeft niet in het Nederlands: (Ik ga in het restaurant eten)

Nu even oefenen: Zet de werkwoorden in de futur proche: Elle attend le bus. Ma soeur visite Paris. Elle fait la sieste.

Meervoud van zelfstandige naamwoorden Meestal zet je een s achter het z.n en dan heb je een meervoud. (une table-les tables) Maar het is niet altijd zo!

Uitzonderingen: s, z, x (cours, prix, nez) al (cheval -paard)---- Enkelvoud Meervoud s, z, x (cours, prix, nez) al (cheval -paard)---- eau (oiseau-vogel)--- eu (feu-vuur)----------  s, z, x (blijft hetzelfde in het meervoud) wordt aux (chevaux) Wordt eaux (oiseaux) Wordt eux (feux)

Let op! Un oeil----  des yeux Le genou-- des genoux Altijd meervoud: Les lunettes (de bril) Les devoirs (het huiswerk) Les vacances (de vakantie)

De onregelmatige werkwoorden Lire en Croire Lire: lezen Croire: geloven Je moet voor de repetitie die twee werkwoorden uit je hoofd leren in: présent, imparfait, passé composé en futur. Kijk daarvoor in je gele ww. boekje.