Centrale Controle-Stuureenheid Alarmcentrale
CCS Definitie CCS volgens VISS: Een electronisch apparaat dat is voorzien van een schakel- en controlefunctie tussen het inbraak-signaleringssyteem en de gebruiker ervan en dat een alarmsignaal doorgeeft bij een alarmconditie.
Kenmerken CCS Regelt en controleert het gehele inbraaksignaleringsproces Zorgt voor voeding en noodvoeding van het systeem Besturing en programmering van systeem d.m.v. een codebedienpaneel
Blokschema CCS Ingangen Uitgangen IN/UIT Voeding Proces mP
Opdracht Door middel van het codebedienpaneel is het mogelijk om het inbraaksignaleringssysteem te programmeren. Zo kunnen uitgangen geprogrammeerd worden voor een het aansturen van een filtser. Ook de ingangen kunnen een aparte functies krijgen. Zo kan je een ingang programmeren voor bijv. Brandalarm. Ga voor jezelf na welke (programmeerbare) functies een centrale heeft voor de in- en uitgangen. Hou daarbij rekening dat er functies zijn die continu actief moeten zijn onafhankelijk of de centrale wel of niet ingeschakeld is.
Uitwerking opdracht 2 situaties: Uitgeschakeld systeem Ingeschakeld systeem
Uitgeschakeld Systeem In deze situatie kunnen alle detectoren geactiveerd worden, zonder dat dit een alarmering veroorzaakt. 24-Uurs functie is een stand die altijd, dus ook bij een uitgeschalkeld systeem, geactiveerd wordt en dus een alarm geven. Voorbeelden van 24-uurs standen zijn:
Uitgeschakeld Systeem Sabotage Overval-alarmering Signalering Brandmelding Technische alarmering Verzoek om hulp (sociaal alarm)
Ingeschakeld Systeem In deze situatie zullen alle detectoren een alarmering veroorzaken, tenzij ze door de CCS zijn uitgeschakeld. De zogenaamde 24-uurs functies veroorzaken eveneens een alarmering als ze in werking worden gesteld. Voorbeelden van deze functies zijn:
Ingeschakeld Systeem Direct alarm In- en uitlooptijden Paniekfunctie codebediendeel Deurbel Overval/gedwongen uitschakeling Geen alarm Overbruggen Zone Cross Zone Doormelding naar PAC
Overal in het huis mits de ruimte beveiligd is met een “direct alarm”. Plaatsing van CCS Overal in het huis mits de ruimte beveiligd is met een “direct alarm”.
Uitgangen CCS Vier soorten uitgangen van de CCS: Relaisuitgang Transistoruitgang Seriële poort Databusuitgang
Relaisuitgang Aansturen van apparatuur buiten de CCS die een eigen voeding hebben of apart gevoed worden. Bijvoorbeeld: Sirene’s en/of sirene/flitser-combinatie Elektrische deursloten en deurvergrendeling Verlichting
Relaisuitgang Galvanisch gescheiden
Transistoruitgang Voor het aansturen van beveiligings-apparatuur die gevoed worden vanuit de CCS. Bijvoorbeeld: Flitsers Aansturen van ATK
Seriële poort Voor doorsturen van uitgebreide alarmmeldingen naar een PAC Printen van acties/gebeurtenissen Up- en Downloading
Databusaansluiting Uitbreiden van aantal detectiepunten Adresseerbare modules Minder bekabeling Duur
Voedingen 220 Volt voeding Eisen gestabiliseerde voeding Noodvoeding
Eisen 220 Volt voedingen Aanleg moet voldoen aan de eisen die door het stroomleverend bedrijf worden gesteld NEN 1010 Bij meerdere alarmgevers extra groep en/of smeltveiligheden gebruiken Zwakstroominstallaties => extra beveiliging tegen te hoge spanningen
Eisen gestabiliseerde voeding Constante uitgangsspanning en stroom Spanning moet instelbaar zijn tussen 13,6 V en 13,8 V. 1. Accu gaat niet stuk bij hogere belasting 2. Accu kan voor 100 % geladen worden
Eisen noodvoeding 12 Volt / 6 Ah Oplaadbaar 12 uur alarmsysteem in bewakende toestand houden.
Bediening Mechanische sloten Codebedienpaneel Draadloze-sloten Blokslot Optische codesloten
Soorten centrales Conventionele centrale Programmeerbare centrale
Storingsmogelijkheden Gevoeligheid van elektronische systemen Aardingen in de CCS Aansluiting van communicatielijnen Atmosferische ontladingen Overbelasting