Hoofdstuk 4: Burgers en stoommachines
Industrie: het maken van producten. Producten: spullen.
4.1: de industriële revolutie Grote veranderingen 1800: wonen, werken, reizen. 1900: wonen, werken, reizen. 19e eeuw de moderne tijd, Industriële revolutie Arbeiders: mensen die zwaar werk doen met hun handen, bijvoorbeeld in een fabriek.
Het begon op het platte land De bevolking van Groot Brittanië verdubbeld Er wordt meer voedsel geproduceerd Minder mensen sterven door hongersnood. Boeren verdienen meer en steken dit geld in nieuwe machines. Sommige boeren verdienen te weinig en verkopen hun land aan rijke boeren, zelf vertrekken zij naar de stad.
Meer mensen betekent ook meer kleding. Thuisarbeiders Kooplieden willen dat er meer stof geproduceerd wordt en beloven veel geld aan mensen die vernieuwingen kunnen bedenken.
thuisarbeiders
wol
linnen
katoen
Een wereld vol machines
1770: John Hargreaves; Spinning Jenny.
Eerst aangedreven door spierkracht, later door een waterrad met water als energiebron. Eeuwen lang hadden mensen gewerkt met hun handen, nu namen machines dit werk over.
Stoom en staal 1800: houten machines worden vervangen voor stalen machines. Stoommachines worden in 1769 door James Watt verbeterd waardoor hij geschikt was voor aandrijving van machines. Productie gaat omhoog, steenkoolmijnen, ijzerfabrieken, machinefabrieken. Productie: het maken van producten
Licht en energie Elektriciteit was al uitgevonden maar was nog erg onveilig. Thomas Edison vond in 1877 de gloeilamp uit en in 1883 koperdraad.
Nieuwe grondstof Aardolie werd bewerkt tot benzine en diesel. Auto: benzinemotor en dieselmotor Aardolie als grondstof voor plastic.