Hoofdstuk 3: Wat doe je met je geld?
Reserveringsuitgaven 3.1 Uitgaven Blz. 48 Dagelijkse uitgaven Uitgaven Vaste lasten Reserveringsuitgaven
Dagelijkse uitgaven/ Huishoudgeld Uitgaven die je dagelijks of wekelijks moet doen. Vb. supermarkt, slager, bakker, drogist, kapper, bioscoopkaartje
Vaste lasten Betalingen die steeds weer gedaan moeten worden, omdat je een bepaalde verplichting op je hebt genomen. Vb Huur, hypotheekruimte, afbetaling van auto of tv, abonnement mobiele telefoon. Contributie Huur, verlichting
Reserveringsuitgaven Grote uitgaven die maar af en toe voorkomen, waarvoor je geld moet reserveren. Vb. Nieuwe fiets, scooter, vervangen van wasmachine, vakantie, grote reparaties Duurzame consumptiegoederen
3.2 Een begroting maken Blz. 49 Overzicht van verwachte ontvangsten en uitgaven in een bepaalde periode. 2 voordelen van een begroting: - Je kan vooraf goed bepalen wat je wel en niet kunt uitgeven - Je kan de feitelijke uitgaven vergelijken met de begrote & hierdoor snel bijsturen.
3.2 Een begroting maken Blz. 49 Uitgaven < Inkomsten Begrotingsoverschot Uitgaven = Inkomsten Sluitende begroting Uitgaven > Inkomsten Begrotingstekort Wat kan je doen bij een begrotingstekort? - Inkomsten ↑ Extra proberen te verdienen Geld lenen - Uitgaven ↓ - Op afbetaling kopen - Spaargeld uitgeven
3.3 Sparen, lenen, of kopen op afbetaling? Blz. 52 Het niet uitgeven van een deel van het inkomen Je kan sparen voor: - Een bepaald doel - Rente te ontvangen - Uit voorzorg
3.3 Sparen, lenen, of kopen op afbetaling? Blz. 52 Rente Vergoeding voor het uitlenen van geld Als je geld op een spaarrekening zet, kan je met dat geld niets kopen… De bank leent jouw spaargeld uit aan mensen die nu juist wel iets willen kopen! Waarom rente? - Vergoeding voor het beschikbaar stellen van jouw geld, zodat andere mensen dat kunnen lenen - Ter compensatie van inflatie, zodat de koopkracht gelijk blijft.
3.3 Sparen, lenen, of kopen op afbetaling? Blz. 52 Rentemarge Rentepercentage dat je moet betalen als je geld leent - rentepercentage dat je krijgt als je geld op de bank spaart. Belangrijke inkomstenbron van de bank (Rente % lenen – Rente % sparen)
3.3 Sparen, lenen, of kopen op afbetaling? Blz. 52 Rente berekenen: Rentepercentage geldt altijd voor een heel jaar (tenzij er iets anders staat vermeld) 2. Rente wordt gerekend over het bedrag dat daadwerkelijk op de rekening staat.
3.3 Sparen, lenen, of kopen op afbetaling? Blz. 54 Rekenvoorbeeldjes: Simon heeft een bedrag van € 4.800 op een spaarrekening staan. Hij laat dat er 4 jaar op staan tegen een rente van 3,6%. Bereken hoeveel er na 4 jaar op Simon zijn rekening staat. (rond af op 2 decimalen) 3,6 100 = 0,036 € 4.800 x 1,0364 = € 5.529,43 Bereken hoeveel rente Simon heeft gekregen in deze 4 jaar. € 5.529,43 - € 4.800 = € 729,43 rente
3.3 Sparen, lenen, of kopen op afbetaling? Blz. 54 Rekenvoorbeeldjes: Julia heeft op 1 januari 2002 een bedrag van € 350,- op haar rekening staan. Ze krijgt een rente van 4 % per jaar. Op 31 december 2004 haalt ze € 150,- van haar rekening af. Op 1 januari 2006 stort ze € 50,- op haar rekening. Bereken haar saldo op 1 januari 2007 1/1 1/1 1/1 1/1 1/1 1/1 2002 2003 2004 2005 2006 2007 € 350 - € 150 + € 50 Rente 4%
3.3 Sparen, lenen, of kopen op afbetaling? Blz. 54 Rekenvoorbeeldjes: 1/1 1/1 1/1 1/1 1/1 1/1 2002 2003 2004 2005 2006 2007 € 350 - € 150 + € 50 Rente 4% € 393,70 Saldo 31/12 2004 = € 350 x 1,043 = € 243,70 Saldo 1/1 2005 = € 393,70 - € 150 = € 253,45 Saldo 1/1 2006 = € 243,70 x 1,04 = € 303,45 Saldo 1/1 2006 = € 253,45 + € 50,- = € 315,59 Saldo 1/1 2007 = € 303,45 x 1,04 =
3.3 Sparen, lenen, of kopen op afbetaling? Blz. 55 Annuïteitenlening: Bij een annuïteitenlening betaalt de lener altijd een vast bedrag aan de verlener. Dit vaste bedrag (annuïteit) bestaat uit rente en aflossing. Rentebedrag + aflossing = Annuïteit Annuïteit – rentebedrag = Aflossing